N°. 3072. Dinsdag Ao. 1870. 15 Februari. a I: ILEIDSCl DAGBLAD PRIJS DKZUR COURANT. Yoor Leiden per 3 maanden3.00. Franco per post3.85. Afzonderlijke Nommers0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering vau Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DKR ADVERTENTIEN. V„or iederen regelj 0.13. Grootere letlvr mar de plaatsruimte die tij beslaan. 91 Lalden, ld Febra.ri. Toen de Tweede Kamer in December jl. n't reces uiteenging, heeft de voorzitter aan de li den kennis gegeven wanneer die Kamer waar schijnlijk hare zittingen zou hervatten (15 Febr.), zooals dan ook nu werkelijk het geval is, en l eeft de voorzitter tevens eene lijst medegedeeld \an de wetsontwerpen, die in de afdeelingen aan ile orde zullen worden gesteld en op wier be handeling de afgevaardigden zich dus konden \oorbereiden. Die wetsontwerpen zijn: 1'. dat betreffende wijzigingen in het wetboek van bur gerlijke rechtsvordering, waarbij dan tegelijk het vraagstuk over de uitvoering der wet van 1861, betreffende de nieuwe rechterlijke inrichting, zal worden behandeld; 2". dat tot tegemoetkoming nan calamiteuze polders; 3°. dat tot wijziging der wet op het armbestuur; 4°. dat tot regeling der schutterijen, en 5°. dat tot afschaffing der dood straf; en voorts onderscheiden outwerpen van ondergeschikten aard. intusschen zal nu het ontwerp tot vaststelling der begrooting voor de staatsspoorwegen voor 1870, door de Eerste Ka mer verworpen en thans gewijzigd aan de Tweede Kamer aangeboden, wel het eerst in de afdee lingen worden onderzocht. Reeds zijn er van regeeringswege vele antwoorden op uitgebrachte verslagen ten aanzien van onderscheidene wets ontwerpen ingekomen, en de antwoorden om trent nog anderen, worden weldra tegemoet ge zien zoodat de Kamer na afloop van het onderzoek der bovengenoemde wetsontwerpen in de afdee' lingen zeer spoedig zal kunnen overgaan lot de beraadslagingen over verschillende wetsoflt- J werpen.; Van geloofwaardige zijde wordt medegedeeld, dat de Commissie ter bevordering van Natio nale Stoomvaart op onze Oost-Indische Bezit tingen, onder bescherming van Z. K. H. Prihs Hendrik der Nederlanden, na langdurige en ijve rige ouderhaudelingeu geslaagd is een contract te sluiten met Z. Exc. den Minister van Koloniën voor den overvoer van een deel der Gouvernè- ments-producten voor eene geprojecteerde Stoom vaart door het Kanaal van Suez op Java. Men verzekert tevens dat spoedig krachtige maat regelen tot het in stand brengen eener ten dien einde op te richten Maatschappij zullen bekeiid worden. Als vervolg op het kort bericht van Zaterdig nopens de wijzigingen in de agrarische wet, volgt hier de hoofdinhoud der Memorie van Beant woording, tegelijk tot nadere verklaring dienende voor de onveranderd geblevene bepalingen of tot toelichting der nieuwe wijzigingen. De memorie neemt den nieuwen tekst van het art. ten grondslag. A. Volgens regels bij algemeene verordening te Snel len worden gronden afgestaan in erfpacht voor niet langer dan vijfenzeventig jaren (ongewijzigd). Volgens de Memorie van Beantwoording ligt het ook iu de bedoeliug aanbod (ter openbare mededinging) van gronden, die voor exploitatie in erfpacht geschikt zijn bevonden, voor te schrij ven. Dit en andere voorname punten, tevens de richting der uit te vaardigen koloniale verorde ningen aangevende, zullen bij algemeenen maat regel van bestuur (dus den Raad van State ge hoord) worden vastgesteld. Ten onrechte wordt verondersteld dat de (gevestigde) bevolking der landen, die tot nu toe in huur zijn uitgegeven, vrij is van heerendiensten in de algemeene op vatting des vroords. De vestiging van den inlan der op erfpachtsgronden behoort niet aangemoe digd te worden door ontheffing van algemeene lasten. Van culluurdienslen (ten behoeve van ver plichte cultures) kon echter uit den aard der zaak geen sprake zijn, doch landreDte en verpanding zijn bekende algemeene lasten, voor wier niet- toepassing op erfpachtsgronden geen reden be staat. De heffing van beide belastingen was ook bedongen bij de cultuurwet van 1866 en bij de erfpachts-ontwerpen van 1866 en 1867. B. De Gouverneur-Generaal zorgt dat geenerlei af stand van grond inbreuk make op de rechten der inland- sche bevolking (ongewijzigd). Nadere omschrijving der hier bedoelde rechten bij de wet (zegt de Memorie van Beantwoording) is op dit oogenblik niet mogelijk. Dat kan eerst na afloop van de ingestelde onderzoekingen. C Over gronden, door inlanderi voor eigen gebruik ontgonnen, o[ alt gemeene weide of uil eenigen anderen hoofde tot de dorpen behoorende, wordt door den Gou verneur-Generaal hetzij ten algemeenen nutte hetzij ten behoeve van de op hoog gezag ingevoerde suiker-cultuur niet beschikt, dan op den voet van art. 77 (Regeerings- reglement. Deze bepaling is nieuw en een gevolg der overweging van het gevoelen over de vorige be paling C. in het Voorloopig Verslag opgenomen, de noodzakelijkheid namelijk om reeds hier dat beginsel op te nemen. Daardoor zou het zich aan sluiten aau de aanhangige suikerregeling, waarbij althans voor de toekomst hetzelfde wordt aan genomen, terwijl voorts in het verslag nog gezegd wordt, „dat in eene agrarische wet het waarbor gen tegen zoodanige beschikking zonder vooraf gaande schadeloosstelling bij uitnemendheid te huis behoort." De minister beaamt de juistheid dezer opmerking, doch het beginsel dient, wegens het verband met bestaande verordeningen, anders geformuleerd te worden en vandaar de redactie als hierboven. Maar uu eene zoo veel meer zekerheid verschaffende bepaling in de wet wordt opgeno men, treedt, zegt de minister, de vorige al. C. (het verrekenen der gelegenheid aan de erfelijk individueel bezittenden om schriftelijke titels te verkrijgen) te zeer in de schaduw om mede door den wetgever te worden uitgesproken. Hij late die dus aau het bestuur over. De bedoeling is geens zins om bet verschaffen dier gelegenheid niet te bevelen. De inlander toch openbaart behoefte aan schriftelijke bewijzen. Hierin behoort hij zoodra doenlijk te worden te gemoet gekomen. D. Grond, door inlanders in erfelijk individueel ge bruik bezeten, wordt op aanvraag van den rechtmaligcn bezitter aan dezen in eigendom afgestaan, onder de noodige beperkingen, bij algemeene verordening te stel len en in den eigendomsbrief uit te drukken, ten aan zien van de verplichtingen jegens den lande en de ge meente en van de bevoegdheid tot verkoop aan niet- inlanders (gewijzigde redactie). Vroeger luidde de alinea: „Behoudens noodige voorzorgen in het algemeen belang wordt de grond, door inlanders in erfelijk individueel gebruik bezeten, op aanvraag van den rechlmatigen bezitter aan dezen in eigendom afgestaan." Door de nieuwe redactie zal, volgens den minis ter, de wetgever meer bepaald uitspreken hetgeen in de vorige wet door de woorden „behoudens de noodige voorzorgen in 't algemeen belang" werd aangeduid. De vraag is, zegt de Memorie, of als de inlan ders zeiven eigendom verlangen, die behoort ge weigerd te worden, waarbij in het oog worde gehouden dat de bestaande verordeningen bet verkrijgen van grond in eigendom den inlander niet ontzeggen. E. Verhuur of ingebruikgeving van grond door in landers aan nicl-inlandcrs, geschiedt volgens regels bij algemeene verordening le bepalen (Ongewijzigd). Met reden, zegt de Memorie van Beantwoor ding, zag de meerderheid in deze bepaling eene (voor-als-nog niet te ontberen) beschermende tus- schenkomst ten behoeve van den inlander. De Minister van Financiën heeft de sectiever slagen beantwoord nopens de wetsontwerpen: 1*. tot codificatie der verspreide verordeningen omtrent de grondbelastingen 2'. nopens de indie ning en behandeling van bezwaarschriften tegen aanslagen voor de belasting op het personeel of het patentrecht. Wat het eerste ontwerp betreft, heeft de Regee ring met genoegen ontwaard dat de Kamer zich ingenomen betoonde met dat denkbeeld van codi ficatie en heeft zij van vele opmerkingen en bedenkingen gebruik gemaakt tot wijzigiDg der voordracht, doch de Minister kan niet aannemen dat de herziening van de provinciale quota's en die der belastbare opbrengst van de gebouwde eigendommen die der ongebouwde werd door de Regeering althans vooreerst niet toegezegd door het tot stand komen eenër wet als de tegen woordige te zeer op den achtergrond zou kunnen worden geschoven. Men moet niet alles op eens willen en eerst met de codificatie aanvangen en daarop doen volgen de herziening der gebouwde eigendommen om dan de uitkomsten daarvan op de belasting toe te passen. Alle verdere vragen over de ongebouwde eigendommen zullen dan bij diezelfde gelegenheid in overweging komen. Van daar dan ook dat de Regeering zich thans ont houdt van de behandeling der quaestiën nopens de perequatie, de quota's, de fixiteit der belasting, herziening van de gebouwde eigendommen en nog eenige andere verwante punten. Wat aan gaat, het tweede ontwerp nopens de bezwaarschrif ten, blijft de Regeering hare denkbeelden in die voordracht geformuleerd volhouden. Het betreft hier geschillen van administratieven aard, die niet bij den burgerlijken rechter moeten worden over gebracht. De bepalingen der voordracht geven meer afdoende waarborgen voor eene goede be slissing dan die welke in België op dat stuk bestaan of die waarin voor andere geschillen hier te lande, Gedep. Staten krachtens bijzondere wetten uitspraak doen. Eergisteren overleed te Arnhem in den ouder dom van ruim 75 jaren, Mr. J. M. De Kempenaer, oud minister van Binnenl. Zaken, deken der orde van advocaten, enz. enz. De Kempenaer behoorde tot de aanvoerders der liberale partij van voor ,1848, aan welke wij de staatkundige hervorming van dat jaar te dan ken hebben. Hij was lid van de commissie die Willem II belastte met de herziening der grondwet. Na zijne aftreding als Minister (in 1849) was hij jaren lang lid der Tweede Kamer. Gisteren is te 's-Gravenhage aan de gevol gen eener langdurige ongesteldheid, tot in nig leedwezen van talrijke vrienden, overleden de heer Jan Willem Holtrop, gedurende vele jaren eerst onder-bibliothecaris, daarna biblio thecaris vaD de Koninklijke Bibliotheek aldaar, uit welke laatste betrekking hij voor eenigen tijd zijn eervol ontslag verzocht en bekwam, om zich nog met die van eersten opzichter van het „Mu seum Meermanno-Westhrenianum" te belasten. Hij was den 20,u"' Juni 1806 te Amsterdam ge boren en had dus een bijna 64>jarigen ouderdom bereikt. Kleinzoon van den kundigen Amster- damschen boekverkooper en lexicograaf van het begin dezer eeuw, was diens zucht naar taal-en boekenkennis en smaak voor de schoone kunsten op hem overgegaan, en als eene erkenning van zijne verdiensten werd hij uit velen gekozen en aangesteld tot onder-bibliothecaris bij gemelde vermaarde boekerij, met wier schatten, vooral voor de kennis der geschiedenis van de boek drukkunst en 's lands historie, hij zich meer en meer vertrouwd maakte, ook onder voorlichting van den geleerden Flament, zijn grijzen, weiwil lenden voorganger, en den baron Van Westhreneu, den ijverigen voorstander van Neerlands recht op de uitvinding en later ook van de ontwikkeling en opluistering van de „Kunst der Kunsten." Het streven van beide geleerde mannen werd ook dat van hem, die zijne loopbaan als bibliothecaris opende met een geschrift in 't Franscb over de inrichting van bibliotheken, en in 't vervolg verscheiden andere geschriften uitgaf als, o. a. bijgestaan door zijn behuwdbroeder en opvolger, eerst als onder bibliothecaris, den heer Campbell, in 1856, den Catalogus Librorum Seeculo XV' Im- pressorum, quot-quot in Bibliolheca Regia Hagana as- servantur, een werk, van veelomvattend en lang durig onderzoek getuigende en voor de keunis als 't ware van 't innerlijke en uiterlijke der drukwerken van de eerste eeuw der drukkunst van groote waarde. Op hetzelfde gebied gaf Hol trop, zoo men weet, ook sedert een geschied kundig werk in 't Fransch met facsimilé's vau vele der eerste of voornaamste drukken uit. Zijne voorkomeodheid en zucht om bij de nasporingen van geleerden en letterkundigen de behulpzame hand te bieden, ziju binnen- eu buitenslands op prijs gesteld en door menigeen openlijk er kend. Zijue kennis van de toonkunst was van den echten stempel en zoo grondig, dat hij niet zelden als bevoegd beoordeelaar optrad en zijn oordeel met edelen smaak wist weer te geven. Bovenal blonk in hem uit een humane, verdraag zame, liefdadige geest; menige hulpbehoevende zal zijn verlies gevoelen kieschheid doet daar over zwijgen. Holtrop was lid van verscheiden j geleerde genootschappen, ridder, der orde van den Nederl. Leeuw en der Dannebrogs-orde 3de kl. van Denemarken. Op verschillende reizen j buitenslands had hij vele betrekkingen aange knoopt zich vele vrienden verworven. Gedep. Staten der prov. Zuid-Holland hebben bij besluit van 8 Februari jl. bepaald de tijd stippen van den herijk der maten en gewichten in de verschillende gemeenten in de prov. Zuid- Holland voor het jaar 1870. Voor 's-Hage is dat bepaald van 11 April tot 11 Mei en wijders op Maandag en Vrijdag van iedere week tot en met 29 Augustus; Delft, van 18 Mei tot 7 JuniSchie dam, van 6 Maart tot en met 9 April; Rotterdam, van 2 Mei tot 31 Augustus-, Leiden, van 21 Fe bruari tot 30 Augustus, enz. Van goederhand vernemen wij, dat Z. M. de Koning het rapport omtrent het aannemen van den nieuwen achterlader „Beaumont" bij het leger, om bijzondere redenen nog niet geteekend heeft. De Min. van Oorlog zou uitgenoodigd zijn om den allernieuwsteu achterlader van de hee- ren G. Zeiler C°. te 's-Hage, ook nog eerst bij het leger in beproeving te nemen. NR. C.) Engeland heeft zijn Jockey's, wij hebben onze schaatsenrijders. Er zijo weinig landen in Eu ropa waar het schaatsenrijden zoo populair is als bij ods; waar men even bevallige kunstrijders kan vinden op de bevrozen wateren, als de Ame rikanen of Engelscheu u dit met Barnumsche humbug, maar op rollende schaatsen, ten tooneele vertoonen. De Nederlanders ziju vooral vlugge schaatsenrijders en in de Doordelijke provinciën, vooral in Friesland, geeft men in barre dagen zoo als wij nu beleven nog aan de schaatsen boven den spoorwagen de voorkeur om zich voor zaken als onderszins naar andere steden te begeven. Het is ook vooral in het noorden van ons land waar de hardrijderijen, gelijk de harddraverijen met paar den van zessen klaar het meest in zwang zijn men sla slechts een blik op onze gemengde be- richten om zich daarvan een denkbeeld le vor men. In onze provincie behooren dergelijke ijsfeesten wel niet tot de zeldzaamheden maar te veel vinden zij ook niet plaats. Wij begaven.ons dan ook heden ondanks het minder aanlokkelijk we der met het grootst geDoegen door de met vlaggen versierde straten naar den Willen Singel, waar onze academie-burgers zoodanig feest georgani seerd hadden. Het schouwspel dat zich daar aan ons oog voordeed was tegelijk verrassend en eigenaardig. Een spiegelgladde baan, hoogsteen- voudig van liet overige terrein afgebakend door palen, waarop de driekleur, dank zij de hevige windvlagen, dartelend wapperde; eene aangename levendigheid teweeggebracht door de Studenten die in behaaglijke ijscostumes heen en weder kruisten; een aanlokkelijk uitzicht op de gere serveerde tribune waar onze jeugdige schoonen, gelijk de adellijke joukvrouweu vau weleer bij de tornooispelen, met aandacht de bewegingen van de deelnemers aan den wedstrijd volgdende lachverwekkende en aardige scènes somtijds door een of ander trippelend schaatsenrijder teweeg gebracht; die bonte en joelende menigte rondom het terrein, zie, dat geheel opgeluisterd door muziek, was zoo prettig en vermakelijk dat het ruimschoots schadeloosstelling aanbood voor den snijdenden wind en den invloed van de koude temperatuur. Voor onze lezers die niet in de gelegenheid waren dit vermaak van den dag te aanschouwen, hebben wij ons de bijwoning dezer echt koude liefhebberij getroost; thans zullen wij een werk beginnen waarachter ook menig omstander niet zal gekomen zijQ: het meer feitelijk gedeelte van het leest. Een 27tal liefhebbers nam aan dezen wed strijd deel, de heeren Cantius van Blommestein, Bijlsma, Brenger, Bruining, Van Mens, Lijckla- ma a Nijenholt, Vau der Spelt, Vau Delden, Bakker, Murray Bakker, De Hoop, Jorritsma, Driessen Ter Meulen, Ter Meulen,Uattie, Dijken, Rits, Langeveld, Bruinwald Riedel, Pel, Broos- hooft, De Bruine, Meijer, Bouwer, WasseDberg, Verwey en Slok. De uitslag van den wedstrijd was, dat de eerste prijs werd toegekend aan den heer P. K. Pel de tweede aan den heer A. Van Mens; de derde, aan den heer A. Wassenberg en de vierde aan den heer R. Driessen Ter Meulen. Na de bekendmaking van dit resultaat trok de ijsclub met de overwinnaars aan het hoofd eu voorafgegaan door het muziekkorps van het 4de reg. infanterie de stad binnen, waar hedenavond te 7 uren de prijzen in de groote zaal van het Nut zullen worden uitgereikt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1870 | | pagina 1