N°. 3064. Zaterdag A°. 1870. 5 Februari. Feuilleton van het „Leidsch Dagblad". EEN ONGELUKSVOGEL. di e i Jncl itie] ioai iad| ent >r il.- LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT. IB Voor Leiden per 3 maanden. Franco per post Afzonderlijke Nommers ƒ3.00. 3.85. 0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVKRTKNTIKN. Voor iederen regelƒ0.15. Grootere letter naar de plaatsruimte die zij beslaan. oori - W Leiden, 4 Februari. Aan het einde van den brief, door Mr. Van Oosterwijk aan ons gericht, sprak de geachte schrijver de meening uit dat de voorstanders der afschaffing van de doodstraf, niet mochten goed keuren dat eene veroordeeting tot levenslange opsluiting daarvoor in de plaats werd gesteld. Hier is het dat wij tot den schrijver naderen. Wij erkennen, dat het van een zeer ziekelijke philantropie zou getuigen, om op de afschaffing der doodstraf aan te dringen, en zich dan te vre- den te stellen met eene vervanging dier straf door levenslange gevangenis in een tuchthuis; om de doodstraf af te keuren, en onverschillig te blijven bij het verkeerde, dat ons gevangenisstel- sel met zich brengt. In dit opzicht geven wij gaarne den schrijver gelijk. En zoo wij ook niet meenden, dat door de afschaffing der doodstraf dit doel spoediger zou bereikt worden, wij zouden aarzeleD om die 'J afschaffing, gelijk zij thans voorgesteld wordt, goed te keuren. Doch de regeering heeft onzes inziens geen ongelijk gehad om hare hervormingen op dit ge bied met dit wetsontwerp aan te vangen. Dat zij op dezen weg voort zal gaan waarborgt ons de groote belangstelling, die de minister van justitie in I «JSi SIM alles wat de gevangenissen betreft aan den dag legt. Door nu de afschaffing der doodstraf voor te stellen voldoet hij aan eene reeds lang uitgesproken wensch, hij vestigt tevens de aandacht op een onderwerp, dat bij het groote publiek te weinig deelneming a ondervindt ons geheele strafstelsel. In plaats van de doodstraf wordt nu gesteld J 25jarige of eeuwigdurende tuchthuisstraf. In het stelsel onzer straffen was het niet anders mogelijk. Een geheele hervorming van dit stelsel eerst af te wachten zou wellicht tot eindeloos uitstel lei den. Daarom keuren wij dit in 't minst niet af, want de noodzakelijkheid der hervorming zal daardoor des te meer in 't oog springen. Dat die noodzakelijkheid bestaat betwijfelt niemand, die P eenigzins bekend is met ons strafstelsel, die ooit hierover heeft nagedacht. Wordt eenmaal het publiek wakker, dan kan het niet missen of het moet inzien, dat in dit opzicht nog veel, zeer veel te doen is. Men zegge niet op hoogen toon„wat kan V mij de misdadiger scheelenlaat men liever wat doen voor hen, die braaf en oppassend met bidden en werken den duivel der verleiding hebben overwonnen". Wie' toch kent de inwen- V dige geschiedenis van zoovelen, die zonder opvoe ding, zonder eenige leiding, in verkeerde handen vallen, en wie het alleen aan eenige opwekking ontbreekt, om nog eenmaal nuttige burgers te worden Voorwaar, de veiligheid van den staat eischt in de eerste plaats, dat zij die de orde der maat schappij stooren, worden gestraft dit toegege- ven maar wanneer de staat hen om deze reden de vrijheid ontneemt, hen voor een tijd buiten de maatschappij laat leven, is hij dan niet verplicht, om althans te zorgen, dat hij, die eenmaal misdeed niet van kwaad tot erger vervalt? Is de staat niet verplicht, om den boosdoener, die hij van de maatschappij buitensluit, de gelegen heid om zich te verbeteren te geven, die hij, dank zij de velerlei menschlievende pogingen van de maatschappij zelve, aan hen, die in vrijheid leven, niet behoeft te verschaffen? Wij behoeven onzen lezers slechts te herinneren aan de zoo belangrijke lezing dezen winter door Mr. L. G. Greeve in eene Nutsvergadering hier gehouden. Duidelijk werd daarin aangetoond, hoe noodlottig de invloed is van het stelsel van gemeenschappelijke opsluiting, dat voor het groot ste deel der veroordeelden nog wordt toegepast. Na de afschaffing der doodstraf zal het dus de eerste plicht der regeering zijn, om verder te gaan, en ons geheele strafstelsel te hervormen. Dat er bezwaren hierbij voorkomen spreekt van zelf; waar evenwel allen het bestaande af keuren mag men van de wijsheid der wetgevers verwachten, dat zij gedachtig aan het: te mieux eet l'cnncmi Au bien, niet de verbetering tegenhou den om de volmaaktheid te willen bereiken. In een volgend nommer willen wij de grond trekken voor een beter stelsel van straffen aan geven. In een gisterenavond gehouden vergadering van het Leidsche Departement der Maatschappij Tot Nut van 't Algemeen heeft de commissie, benoemd om te adviseeren betrekkelijk het verbouwen van het lokaal, ongunstig daaromtrent gerapporteerd, zoodat er geen voorstel daaromtrent is gedaan. Tot bestuurder is gekozen de heer Seelig. Nadat nog een verhoogd subsidie aan de Naai- en Her- halingschool door de vergadering voor éen jaar was toegekend, had er eene uitvoerige discussie plaats over de vraag of het wenschelijk was, om aan het verhandelde in de vergaderingen publiciteit te geven, en op welke wijze dit zou moeten ge schieden. Het verzoek indertijd door een lid aan het bestuur gedaan, om zoo mogelijk te voorkomen dat voortaan onjuiste berichten geplaatst werden betrekkelijk hetgeen in de Nutsvergadering voor viel, gaf aanleiding tot deze discussie. Het be stuur maakte bezwaar om een officieel verslag in een of meer bladen te doen plaatsen, en deed dan ook het voorstel, om op het gedane ver zoek in dezen geest een beslissing te nemen. Dit voorstel (om nam. geen officieel verslag te pu- bliceeren) werd ten slotte met groote meerderheid van stemmen aangenomen. Wat de discussiën aangaat, zoo willen wij alleen hier vermelden dat een enkele tegeD alle publiciteit zich ver klaarde, een ander publiciteit dan alleen wen schelijk oordeelde, wanneer die volledig kon zijn en al het gesprokene werd weergegeven, terwijl sommigen daarentegen op het wenschelijke der openbaarmaking (zonder officieel karakter) aan drongen. De stemming betrof echter alleen het geven van een officieel verslag. Aan het ministerie van binnenlandsche zaken werd gisteren aanbesteed het dempen van de Binnen-Rotte te Rotterdam en het maken van fundeeringwerken en afwateringswerken in die gracht. Vierentwintig biljetten zijn voor dit werk inge komen; de hoogste inschrijvers zijn de HH. J. Vervvaaijen te Arnhem, en J. Kooy te Amsterdam voor f 659,900, en de minste inschrijvers de HH. J. F. Engel en D. A. Van Krevelen te Rotterdam voor f 454,900. De heer W. F. Van der Heiden alhier had ingeschreven voor 540,000. Het Weekblad voor de Burg. Adm. bevat een betoog over art. 4 der verordening, regelende het toezicht op het vleesch an spek, voor menschelijke con- sumtie bestemd, binnen de gemeente Aarlander- veen. (Vastgesteld in de raadszitting van 15 Nov. 1869). Dat art. bepaalt, dat alle afgekeurd vleesch of spek dadelijk onbruikbaar gemaakt en met be hulp der politie op de daartoe bestemde plaats begraven of weggemaakt worde. Op deugdelijke gronden toont het Weekblad de onwettigheid van deze bepaling aan. De beer Mr. G. M. Van der Linden, die als lands-advocaat de vordering van den heer Wit kamp, gisteren in onze laatste berichten mede gedeeld, bestreed, gaf de volgende definitie van een bijvoegsel eener courant. Wanneer men wat te zeggen heeft bij buitengewone gelegenheid en men is niet in staat dat te doen in éen vel, dan drukt men dat in een tweede vel of half vel, en dat is dan een bijvoegsel. PI. voerde daarbij aau, hoe men te voren deed in sommige cou ranten, toen men om plaats te winnen, er iets op verzonnen had, door den kant te benuttigen, en uit de geschiedenis der wet versterkte hij het door hem gehuldigde beginsel. En nu vroeg hij, om b. v. van N°. 9 en N°. 44 van Het \olksblad te spreken, of wel met de wet in de hand kan gedacht worden aan bijvoegsels dier courant, terwijl daarbij niets dan verschil lende drukwerken en brochures, onder verschil lende titels, worden verzonden met dat eenig verschil, dat op sommige de pagineering onder, in plaats van boven is gesteld. Maar wat hier vooral opmerkelijk was, dat is wel de omstan digheid, zoo zeide pleiter, dat een dier brochures te Amsterdam nog wel afzonderlijk verkrijgbaar is gesteld met het opschrift dat het een derde drnk is, en dat daarvan 3500 exemplaren ver zonden zijn. Die 3500 exemplaren zouden dus bij voegsels zijn van een courant, die zelve maar 500 abonné's heeft. Naar wij vernemen, zijn de leden van het voorloopig hoofdbestuur van het Schoolverbond tegen 9 dezer te Utrecht bijeengeroepen ter vast stelling van den dag der constitueerende verga dering en ter bespreking der ingekomen aan merkingen, door de afdeelingen op het ontwerp- reglement gemaakt. (Fad.) Omtrent de aanvraag om een ingenieur van den Waterstaat voor den aanleg van havenwer ken te Tripoli, verneemt men het navolgendeDe Tripolitaansche regeering heeft aan ons gouver nement aangevraagd een ingenieur van den Wa terstaat, die zoo noodig vier meesterknechts mag medenemen (de Turken bedoelen waarschijnlijk opzichters van den Waterstaat, of wellicht zooge naamde Onderbazendoch in het laatste geval behoort daarbij een Aannemer en geen Ingenieur). Noch de aard en aanvang van het werk, noch tijd van duur, noch belooning zijn bekend ge maakt; bij het korps ingenieurs van den Water staat zal dus weinig lust bestaan om zonder na dere toelichting zich beschikbaar te stellen. Het is echter opmerkelijk hoe bij vroegere aanvraag van Buitenlandsche mogendheden om ingenieurs van den Waterstaat voor de uitvoering van groote werken eene algemeene kennisgeving daarvan aan het korps ingenieurs niet werd gedaan en meestal slechts de persoon kennis verkreeg, wien men, om welke reden dan ook, gaarne de com missie opdroeg. De nu gevolgde handelwijs getuigt van de zuivere en practische opvattiDg van het Ministerie van Binnenlandsche Zaken. (Vad.) De heer P. Huët, reizend predikant der Con- fessioneele Vereeniging, nu beroepen te Veenen- daal, is, na gehouden colloquium doctum, door het provinciaal kerkbestuur van Utrecht toegelaten tot den predikdienst in de Nederduitsche Her vormde kerk. Naar men ons mededeelt, worden er pogingen in het werk gesteld, om te Amsterdam valsch papieren geld, Amerikaansch en Duitsch, in om loop te brengen. Men wachte zich alzoo voor schade, door zich bij het ontvangen van vreemde munt- of bankbiljetten vooraf te overtuigen, dal zij niet van onwaarde zijn. (Hbl.) De Gemeenteraad te Groningen heeft besloten een rechtsgeding te voeren ter zake van de wei gering, om ineen faillissement eene pretentie van den gemeente-ontvanger, ad f 4.96 en 15 ets. als kosten, preferent te doen beschouwen. De ont vanger had zich beroepen op art. 19 der verordening op de invoering van den hoofdelijken omslag in die gemeente; maar de rechter-commissaris in het faillissement had bij de rangregeling de vor dering van den ontvanger niet als preferent ge plaatst. Naar men verneemt, worden, op last van den Minister van Justitie, de noodige opgaven ver zameld tot samenstelling eener statistiek van de in de onderscheiden arrondissementen gedurende het afgeloopen jaar aanhangige faillissementen. Men wil dit in verband gebracht hebben met liet bij 't Departement van Just, bestaande voor nemen tot invoering van belangrijke verbeterin gen in de handelswetgeving, en in 't bijzonder in de wettelijke voorschriften omtrent het fail lissement, wat voorzeker algemeen zal worden toegejuicht. (Utr. Dagbl.) De minister van binnenlandsche zaken heeft aanbevolen, om bij het opmaken van bestekken in het algemeen, en in het bijzonder bij die, t •g,3 O. fP° EEN VERHAAL EDMUND HOEFEK. Vervolg.) Omtrent veertien dagen later ontvingen we brieven. Agnes was niet ziek geworden, zooals zij gevreesd had. De rust had haar goed gedaan, j en zij voelde zich zeer wel. De dokter was van oordeel geweest, dat alleen het ongewone, on rustige conversatie-leven dit zwakke] gestel had aangedaan, en Frisingen geloofde daar zelf te jj) gereeder aan, wijl hij bekennen moest dat hij I ook moe was. Hij schreef een tamelijk opgewek- ten, ja zelfs luimigen brief, en begon reeds weer plannen te maken voor den zomer, waarbij op J ons was gerekend als een conditio sine qua non. Dat was toch een veel pleizierigeren verstandiger gedachtdan de inval van een oude tante, wier tantesch ip haast niet uit te rekenen was, die Agnes vóór haar dood nog zoo graag eens wilde zien, en haar dus inviteerde - nota bene in dezen tijd van het jaarl - een reis van honderd uren te doen. Wij moesten „asjeblieft" toch ons best doen, om zijn vrouw die dwaasheid uit het hoofd te doen stellen. Maar Agnes scheen er zelve niet eens veel lust in te hebben. In haar zeer kort briefje '(maakte zij ternauwernood melding van het voorstel der tante, en scheen op niets minder te rekenen, dan op de verwezenlijking er van. Sedert verliepen er vier of vijf weken, zonder dat we iets van de vrienden hoorden, dat ons juist niet bijzonder opviel. Trouwe briefschrijvers waren we geen'van vieren, en Hermine, die er anders nog het meeste aan deed, had de handen meer dan vol, opdat we den kleinen door ons verwachten wereldburger (of burgeres) behoorlijk, en zijner of harer waardig, zouden kunnen ont vangen. Op den twaalfden April kwam hij be houden op het wereldrond aan, en zijn komst maakte me des te gelukkiger en trotscher, wijl de kraamvrouw zoo wél mogelijk was, en hij zelf in zijn geheele voorkomen en zijn manieren voor de toekomst het beste beloofde. Het was dan ook in de vroolijkste stemming van de we reld, dat ik den volgenden dag de kennisgeving van Hermines bevalling aan vrienden en ken nissen schreef en adresseerde. Bij die aan Fri singen was ik een oogenblik in twijfel, of ik ze maar niet achter zou houden; ik wist toch, dat het hem leed deed, meer dan menigeen van den oogenschijnlijk gevoelloozen man dacht, dat'hij geen kinderen had. Een kraamheer is in de eerste dagen in zijn eigen huis een tamelijk overtollige en dientenge volge zeer verwaarloosde persoonlijkheid. Navol- brachten arbeid mij akelig eenzaam en verlaten gevoelende, ging ik dan uit, om eerst de brieven op de post te bezorgen, en daarna met eenige vrienden nog een uurtje in de Harmoniete keuvelen. Voor de gewone bezoeken was het ech ter nog te vroeg, en van de vrienden vond ik er niemand, zoodat mij niets overbleef, dan me aan de leestafel te zetten, waar een geheele voorraad van couranten uitgestald was. Met de grootste onverschilligheid nam ik de Augsburger Allgemeine Zeitung op. Wat ik te huis had achter gelaten, had vrij wat meer belang voor mij, dan al die, op dat tijdstip buitendien toch zoo magere berichten van staats- of geleerde zaken, en ik las, of liever, liet mijn oogen over het papier weiden, zonder van den inhoud iets te begrijpen. En zoo doorliep ik ook de laatste bladzijde |en twee doodberichten, onverschillig of ongeduldig, zooals men het noemen wil. En het éene zag ik nogmaals in, en verstond het toch niet, en las het toen opnieuw, als in een droom, en schrikte want het stond er dan toch: Op den 2den April overleed ]op het slot L., in Stiermarken, vrouwe Agnes, geboren gravin Aslau, geliefde' echtgenoote van Huize Frisingen. E. Von Frisinqen. Eenige en algemeene kennisgeving. Was dat mijn, onze vriend? Was dat onze lieve Agnes? Hoe kon dat zijn? Ik kon niet meer lezen, ik wilde niets verder hooren, niemand meer zien. Ik ging naar huis, en zat in mijn eenzame kamer, diep terneerge slagen en bedroefd, geheel met mij zeiven alleen, en zonder mijn droefheid met Hermine te kunnen deelen. Eerst den volgenden morgen kon ik er toe komen, onzen vriend te schrijven, waarbij ik eerst en vooral om nader bericht van die droevige gebeurtenis verzocht. Nog was mijn epistel niet af, toen ik over de post een bijzondere mede- deeling van hem ontving, in dezelfde bewoor dingen vervat als de advertentie, met bijvoeging slechts van deze enkele regels: „Zoo is het ge beurd. En nu, ik bid u, zeg mij niets. Van uwe deelneming ben ik overtuigd, al het overige zeg ik mij zeiven dikwijls genoeg. Verder heb ik

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1870 | | pagina 1