N°. 3060. i-Fraos: Dinsdag A0» 1870. 1 Februari. rJ Feuilleton van het „Leidsch Dagblad". EEN ONGELUKSVOGEL. fv\ 50t/iJ 16 J a EIDSCH DAGBLAD. Voor Leiden per 3 maanden n n.m, rc: P,er,P0M Afzonderlijke Nommers PRIJS DEZER COURANT. 3.00. 3.85. 0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVERTENTIKN. Voor iederen regel0.15. Grootere letter naar de plaatsruimte die zij beslaan. Lelden, 31 «Januari. BUITENLANDSCH OVERZICHT. stte kon, stuk» "J. /10..J lameli ere) e Bij een terugblik op de gebeurtenissen in Europa, •00gedurende de laatste dagen, treft ons allereerst een va' verschijnsel, een treurig verschijnsel, in drie landen C1'U te gelijk waargenomen iu Frankrijk, Duitschland ler 2 en Engeland hebben weder werkstakingen op ro 2.1 uitgebreide schaal plaats gehadte Creuzot in Frankrijk, te Waldenburg in Duitschland, teThorn- cliffe in Engeland; in Engeland en in Duitsch- land waren het de chefs, die verklaard had- den, dat zij geene arbeiders meer in dienst wilden houden, die tot zekere arbeidersvereniging 01 behoorden, welke de strike provoceerden, terwijl in Frankrijk zonder directe aanleiding de mijnar beiders op deze wijze hooger loon wilden bedingen. Op alle drie de plaatsen zijn de meeste arbeiders ten slotte weder aan 't werk gegaan: in En- - geland hebben zij, die tot de vereeniging be hoorden, de ergste baldadigheden tegen hunne - makkers gepleegd; in Duitschland zijn sommigen naar andere plaatsen verhuisd, om werk te zoe- ken. Den arbeiders hebben deze strikes geen voor- - deel maar nadeel toegebracht; de eigenaars der mijnen hebben alleen een paar dagen hun werk zien stilstaan. Zoowel in het Fransche als in het Pruisische - parlement hadden hierover interpellatiën aan j de regeering plaats; men beklaagde zich dat de regeering tusschen beiden getreden was in het - jnadeel van de arbeiders, in Waldenburg door arbeidersvergaderingen niet toe te laten en te 1 weigeren buitenlandsche paspoorten af te geven, - te Creuzot, door het zenden van eene belangrijke li militaire macht. Was de eisch in het Fransche Wetgevend Lichaam gedaan niet te groot, dat de regeering - zonder eaoige voorzorgen te nemen, rustig zou toezien hoe duizende werklieden, op éene plaats verzameld, met bedreigingen elkander trachtten te beletten om voort te werken? Was het niet - noodig om de goedgezinden tegen de opstokers te beschermen? De minister Ollivier toonde dit op zijn gewone welsprekende wijze aan, en ook - slechts zeer weinigen maakten de regeering van wat zij deed,een verwijt. Zal dan ook op zulke wijze een oplossing van de sociale quaestie verkregen - worden? Door geweld? En dat nog wel in Frank rijk, waar de arbeidende klasse zich niet mag beklagen over de Wetgeving; want kiest zij zelve, dank zij het algemeene stemrecht, niet even zoo goed de vertegenwoordigers als de andere stan- den? Behalve dit incident in het Fransche Wetge vend Lichaam gingen de discussiën (voor dat Lichaam althans) rustig voort, en het mag zich - ook op den titel van Woordenrijk gaan be- roemen, na de ellenlange redevoeringen over het Fransch-Engelsche tractaat. De geheele discussie - die onderscheidene dagen duurde, was niets an- - ders, dan eene interpellatie aan de regeering, om hare zienswijze betreffende dat tractaat te leeren kennen. De heer Thiers heeft zich vooral tegen dit vrijzinnige tractaat verklaard, en in uitvoerige redevoeringen het verval van de geheele Fransche industrie, zoo dit tractaat mocht behouden wor den, voorspeld. Ten slotte zullen de twee decree- ten van het tegenwoordige ministerie over den tijdelijken invoer van sommige artikelen ter sprake komen. Het is hierbij, dat volgens de ge ruchten, het ministerie een gevoelige slag zal toegebracht wordende wijze waarop het in dezen gehandeld heeft is noch naar den zin der linker- noch naar dien der rechterzijde, en zou dus een gunstige gelegenheid verschaffen om een meerderheid voor een, aan de regeering vijandig, votum te verkrijgen. Doch de afloop van de eerste interpellatie, de belangrijke zegepraal, die de regeeriug heeft behaald - met 210 tegen 33 stemmen is de eenvoudige ordre du jour aan genomen - mag wel als een gunstig voorteeken voor volgende stemmingen worden aangezien. Het Wetgevend Lichaam heeft hierbij goedgekeurd dat het tractaat nog niet wordt opgezegd. Wat de Duitsche toestanden betreft, zoo trekt de meeste aandacht een besluit van de Eerste Kamer van Saksen, waarbij deze op het voetspoor der Tweede, de regeering verzoekt, om bij den Noord-Duitschen Bond te bewerken dat de oor logskosten voor dit land zullen verminderen. Met een belangrijke meerderheid is dit besluit geno men. Saksen, niet als Hannover en Keurhessen in 1S66 ingelijfd, heeft echter juist, omdat het nog den naam van een zelfstandig rijk behouden heeft, wellicht het meest van den veranderden toe stand te lijden. Het is, als vroeger nog een koning rijk, maar hoe vele van zijne vroegere rechten heeft het aan den Bond moeten afstaan! liet votum van de beide Kamers is dan ook weinig meer, dan eene verzuchting over Saksens toestand. Hoe hoog de militaire uitgaven zullen zijn, beslist de Bondde Kamers kannen niet anders doen, dan wenschen uitspreken. Sinds kort was de rekening van de oorlogskosten van 1866 opgemaakt, die niet minder dan 25 millioen thalers bedragen. Ook buiten den Bond, in Zuid-Duitschland, met name in Beieren, openbaart zich eene reactie tegen het werk van 1866. Het ministerie is, gelijk men zich herinneren zal, voor eenigen tijd, na den afloop der verkiezingen eenigzins gewijzigd geworden, doch het hoofd er van, vorst Hohenlohe is op zijn plaats gebleven. Hij representeert het beginsel van zelfstandigheid der Zuid-Duitsche Staten, met en benevens aansluiting aan den Noord- Duitschen Bond voor sommige aangelegenheden. Nu blijkt het, dat de partij, die bij de verkiezingen de zege heeft behaald, niet tevreden is met deze geringe wijziging, maar een geheel ander minis terie verlangt. De Eerste Kamer heeft reeds een votum van wantrouwen uitgebracht; van de Tweede verwacht men niets minder. Vorst Hohen lohe is, zoo wordt beweerd, te Pruisischgezind. De reactie betreft echter niet alleen Beieren's positie tegenover den Bond, de sluiting der militaire trac- taten ook in vele andere opzichten is de oppositie reactionair. In Pruisen heeft deze week de wet op de Kreit- ordnung een zoo belangrijke wijziging door de aanneming van eenige amendementen van de liberale partij ondergaan, dat men eerst ver wachtte, wat zich evenwel niet bevestigt, dat de regeering deze wet zou intrekken. Aan de groote macht der grondeigenaars op het platte land is door deze amendementen een einde gemaakt, en aan het hoofd der gemeente zal nu een zelf ge kozen bestuur komen. De Aartshertog Karei Lodewijk van Oosterrijk heeft te Berlijn het bezoek van den Pruisischen Kroonprins te Weenen gereciproceerd. Hij is zeer hartelijk ontvangen, en aan de goede verstand houding tusschen beide rijken wordt na de ont vangst door dezen broeder des Keizers genoten niet meer getwijfeld. De partij, die in Oostenrijk de constitutie be dreigde heeft voor het oogenblik het onderspit gedolven. De meerderheid van het ministerie, die niet verzoeningsgezind was, dat wil zeggen, die zich niet in de armen der oppositie wilde werpen en niet het onmogelijke werk wilde beginnen, oin alle partijen in de verschillende landen te vreden te stellen, op gevaar van Oostenrijks bestaan die partij is door den Keizer belast met de samenstelling van een nieuw ministerie, Tot nu toe echter is het haar niet mogen geluk ken, haar mandaat te vervullen. Graaf Von Beust, de leider van de Oostenrijk- sche politiek in de laatste jaren heeft zich in den Rijksraad moeten verdedigen tegen verschillende aanvallen; men verweet hem, dat hij op de zijde van de minderheid zich veel te veel met de binnen- landsche politiek had ingelaten, en daardoor de on tevredenheid en de hoop op hervormingen in ver schillende landen had doen toenemen. Sommigen wilde hem gaarne zijn plaats voor een ander zien inruimen: hij heeft echter gezorgd, dat hiertoe geen aanleiding zou bestaan, door voor net aüres van antwoord in den Rijksraad te stemmen. Iets wat zich wel niets anders liet verwachten, heeft in den Rijksraad thans nn het blijkt, dat de constitutie zal gehandhaafd worden, plaats gevonden. De Tyroolsche afgevaardigden willen er niet langer in zitting nemen. Zij waren, zoo is hun motief, in den Rijksraad beleedigd, en de president heeftditonopgemerkt laten geschieden. Het was ook niet te vermoeden dat de partij, die de nederlaag had geleden, op eenmaal goed schiks in de beslissing van dè regeering zou be rusten. Want zoo gedwee als de Vicekoning van Egypte toont te zijn, is niet een ieder. Op ver langen van den Sultan heeft hij hem de gepant serde schepen en achterladers alle gegeven. In Spanje is het voorstel van Castelar, om alle Bourbons voor altijd van den troon te weeron, verworpen. De regeering verklaarde zich tegen het voorstel, en aan de vrienden van den hertog De Montpensier was zij dit ook verschuldigd; toch deed zij deze verklaring vergezeld gaan van de verzekering, dat zij er niet aan dacht om de candidatuur van den hertog te steunen. De hertog zelf is bij de verkiezingen in de minderheid ge bleven het eerste telegram luidde zoo gunstig voor hem 1 Maar de meerderheid behaalde hij niet. Wie op het concilie te Rome de meerderheid zollen hebben, de voorstanders der pauselijke onfeilbaarheid of de tegenstanders is nog onbeslist. Op eene bijzondere wijze tracht men zich van den stand der partijen te vergewissen, door van beiden zijden adressen te doen teekenen vóór of tegen .het beginsel. De verplichting tot geheim houding, die den kerkvaders is opgelegd wordt, blijkens de vele mededeelingen die door eenige bladen worden ontvangen, niet zeer trouw nage komen alleen heeft zij ten gevolge, dat men slechts ten halve wordt ingelicht. Hiervan geeft de telegraaf heden weder het bewijs. De clericale partij in België heeft zich met recht over het ministerie verheugd, dat uit eene belangrijke wet over de kerkgoederen, hij den aanvang der beraadslagingen, juist die bepalingen lichtte, die haar ergernis gaven. Eene wet, die naar men verwachtte tot heftige debatten zou aanleiding geven, is dien ten gevolge bijna zonder discussie aangenomen. Heden Maandag heeft te 's-Hage ten overstaan van den notaris C. J. Van de Watering, de ver loting plaats gehad van kunstwerken, aangekocht voor den elfden jaargang der tweede serie van de Kunstkronijk. De uitslag daarvan is, wat de hoofdprijzen betreft, dat getrokken is op N«. 920, J. H. G. Van Heteren te Amsterdam, een compleet zilveren thee- en koffieservies met schenkblad, uit de fabriek van J. M. Van Kempen te Voorschoten op N°. 461, Altmann en Roosenburg te Rotterdam, een pianino met twee metallieke staven enditoaan- hangplaat; op N°. 1530, E. Masdorp te Alkmaar, een werktafeltje uit de fabriek van lakwerken van L. J. Nooljen te RotterUaui; up N». 1*30, vv. J. Tlileuuc C». te Zutfen, een theetafel van denzelfde; op No. 1012, J.De Ruyter te Amsterdam, een schilderij van J. M. Smidt Crans, „Moederlijk geluk;"op No. 434, F. Banning te Oldenzaal, een schilderij van W. A. Van Deventer, „Gezicht aan de Fransche kust;" op No. 77, W. P. Van Stockum te 's-Hage, een schil derij van Julius Van de Sande Bakhuysen, „Een Wintergezicht;" op No. 1129, H. A. Tjeenk Willink te Arnhem, een schilderij van Simon Van den Berg, „Een heide met schapen;" op No. 138, A. C. Kouwens te's-Hage, een schilderij van Mej. A. Immerzeel, „Een uitdragerij te Thun op No. 9S0, Loman en Verster te Amsterdam, een schilderij van J.Taan- man, „Een jong meisjeop No. 1052, H. A. Zweers te Amsterdam, een schilderij van J. S. De Groot, „Het oog wordt zwakker;" op No. 914, J. II. &G. v. Heteren te Amsterdam, een schilderij van B.Van Hove, „Bij den Dom teUtrecht;" op No. 309, C. Noé Lz. te LeeuwardeD, een schilderij van J. J. Heppe- ner, „Landschap bij Overschie;" op No. 1589, P. C. Maas Jr. te Gouda, een teekening van Elchanon Verveer, „Oost West, t'huis best;"op No. 204, Van Asperen v. d. Velde te Haarlem, een schilderij van W. C. Nakken, „Aristocraat en Democraat;"op No. ielef. 6 34V I; 56; s A iM Rot* 1*. rut Bf|l rpott EEN VERHAAL VAN EDMUND HOEFER. (Vervolg.) Voor het oogenblik en in ons bijzijn vertoonden zich dergelijke stoornissen en gevaren gelukkig niet; alles ging zijn gewonen dagelijkschen gang, zelfs het oogenblikkeUjke misverstand, gelijk de conversatietoon het gelieft te noemen, van dien avond was den volgenden morgen schijnbaar uit den weg geruimd. De beide echtgenooten waren tegenover elkander en tegenover ons, gelijk zij tot dusver waren geweest: hij koel, barsch, spot achtig en ongeduldig; zij, zacht en beschroomd, berustend, of misschien wel immer voortdomme- lend. Het eenige onderscheid was, dat we in beiden iets anders aanwezig wisten, en thans volkomen verzekerd waren, dat de innerlijke geschiedenis hunner vereeniging veel ingewikkel der moet zijn geweest, dan wij uit het ous medege deelde met eenig recht hadden kunnen opmaken. Dat onze belangstelling in, en onze genegen heid voor deze menschen door de nadere ken nismaking niet verminderden, maar veeleer warmer werden, behoed geen betoog, en zoo lief was ons hun gezelschap geworden, dat wij, toen Hermine en ik, na drie weken toevens, onze wo ning moesten gaan opzoeken, met weerzin en leedgevoel van hen scheidden. En de scheidingssmart bleek duidelijk weerkeerig te zijn. Frisingen noo- digde ons niet slechts tot een bezoek van langen duur op zijne goederen, maar beloofde ook, dat hij en zijn vrouw ons in de residentie zouden komen zien, om dan misschien wel voor eenigen tijd hun anker te laten vallen. „Het leven op Frisingen" zoo heette ook zijn stamgoed „is voor een jonge vrouw, die de kracht niet heeft, en niet in de noodzakelijkheid is, voor alle dingen huishoudster en hestuurdster te zijn, veel te eenzaam en te eentonig," zeide hij tot mij „gelijk Agnes nu eenmaal is, zou het, onafgebro ken voortdurende, zelfs schadelijk op hare ge zondheid en haar hoofd kunnen werken. Ik zie dat nu maar al te goed in; zij is hier heel an ders dan te huis. Ik moet nog eens goed overleg gen, wat daaraan te doen is." Dit was de eerste maal, dat ik hem met zulk een achting en deelneming van zijn vrouw hoorde spreken. Maar wat hielp het? Was het toch niet reeds te laat? Hoe meer ik over deze menschen nadacht, en me voor den geest haalde wat ik in en aan hen had opgemerkt, des te vreemdere gedachten welden in mij op. En wie kan zich daartegen beveiligen, hoe onverstandig en over dreven ze ook mogen zijn! Men zou haast gedacht hebben, dat een goede genius of een beminnelijke toovergodin ons uit stapje in zijn of haar bijzondere bescherming had genomen. Reeds gedurende de terugreis begon het weer, dat tot dusver onafgebroken gunstig was geweest, te veranderen, en nauw waren we in onze woning teruggekeerd, of 't werd even guur en buiig als voor ons vertrek. Mijn bezigheden hadden zich als opgestapeld tot een ontzaglijken berg, tot welks slechting al mijn kracht en tijd moesten worden besteed. Tegen dezen berg zou ik echter minder hebben opgezien, als mijn vrouw gezond ware gebleven. Eenige weken achtereen lag zij ziek ter neder en dikwijls maakten we ons in die dagen zeer ongerust over haar; kortom, het liet zich aanzien, dat de lieve zomertijd met j zijne ervaringen, kennismakingen en plannen voor ons zou zijn verstreken en tot de afgedane din- gen behooren. Van de Frisingens, die beloofd hadden ons te zullen bezoeken, alvorens naar hunne goederen terug te keeren, hoorden en zagen we niets. Daarover was ik juist niet rouwig. Want gelijk het hij ons een tijd lang gesteld was, had den wij zulke bezoeken ternauwernood kunnen afwachten, allerminst ons aan de vrienden kun nen wijden. Zoo sukkelden we October in; maar toen had het lot, scheen het, ook zijn grimmigheid aan ons gekoeld. Met alles werd het beter, met de ge zondheid en de gemoedsstemming, met den arbeid en het weder En als om het spreekwoord, dat een geluk of een ongeluk zelden alleen komt, te bevestigen, kwam een brief van de Frisingens ons het bewijs leveren, dat zij ons volstrekt niet vergeten hadden; die brief bevatte slechts weinige regelen van zijn hand, maar deze getuigden van een hartelijkheid, als wij van hem niet hadden kunnen verwachten. Het was nu, schreef hij, voor zijn streek de schoonste tijd, en als we komen wilden, moesten we het onverwijld doen. Wij zouden van harte welkom zijn. Zijn vrouw schreef meer uitvoerig en niet minder vriend schappelijk. Het was zoo heerlijk rondom haar, dat zij er naar hunkerde de vrienden in haar genot te doen deelen. Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1870 | | pagina 1