E. Franssen en J. J. T. Van der Eist van het 5de reg. inf. alhier zullen deelnemen aan het in Maart a. s. te 's-Gravenhage te houden examen voor tweeden luitenant-kwartiermeester. Breda, 18 Januari. Het aantal cadetten op de Kon. Militaire Academie is als volgt: Leger liier le lande. Wapen der infanterie: 42, waarvan 21 van het 3de, 11 van het 2de en 10 vau het 1ste studiejaar; wapen der cavalerie 14, waarvan 4 van het 3de, 2 van het 2de en 8 van het 1ste studiejaar; wapen der artillerie: 41, waarvan 11 van het 3de, 17 van het 2de en 13 van het 1ste studiejaar; wapen der genie: 18, waarvan 6 van het 3de, 4 van het 2de en 8 van het 1ste studiejaar. Leger in Oost-Indie. Wapen der infanterie: 29, waarvan 17 van het 3de, 9 van het 2de en 3 van het 1ste studiejaar; wapen der cavalerie: 4, waarvan 2 van het 2de en 2 van het 1ste stu diejaar; wapen der artillerie: 19, waarvan 4 van het 3de, 8 van het 2de en 7 van het 1ste studiejaar; wapen der genie: 8, waarvan 3 van het 3de, 2 van het 2de en 3 van het 1ste studiejaar. Leger in West-lndiê. Wapen der artillerie: 1 van het 3de studiejaar. Gemengde Berichten. Als een groote zeldzaamheid meldt men uit Hoogkeppel, dd. 18 Jan., dat dien dag een le vende meikever gevangen is. Men leidt daaruit af, dat de winter niet streng zal zijn. Zaterdagmorgen is er te Leuven een afgrijse lijk schelmstuk ontdekt geworden. Een koopman in vee van Hoelaert nabij Groenendaal, was verle den Maandag naar Leuven vertrokken. Hij droeg eene som van 700 fr. met zich, die moest dienen om zijn vee te betalen. Sinds zijn vertrek had men van hem niet meer hooren spreken, toen men Zaterdag zijn lijk ijselijk verminkt en be bloed, in een bosch nabij Leuven ontdekte. Het lijk des ongelukkigen was met tien diepe mes steken doorboord. De diefstal is de drijfveer van dit schelmstuk geweest, want het geld, dat de ongelukkige bij zich droeg, was verdwenen. De pleger dezer gruweldaad is onbekend. De politie doet ijverige nasporingen. Volgens oiededeeling van den bergdirector Klernrn in het Dresdner Gewerbeverein, dagteekent de bekende messen-fabrikatie van Sheffield eerst van het midden der 16de eeuw, toen men daar het eerst tafelmessen maakte. In 1630 werden op die plaats de eerste knipmessen en in 1638 de eerste scheermessen vervaardigd. Sedert breidde zich die tak van nijverheid zoodanig uit, dat in het begin dezer eeuw te Sheffield meer dan 500 soorten van messen gemaakt werden, wier ver koopprijs van eenige centen tot 95 varieert. Thans leveren Sheffield en Birmingham jaarlijks voor [li- a 14,000,000 aan messen af. Tot de hech ten der messen en vorken worden jaarlijks 750,000 kilo ivoor verwerkt. Met het smeden der tafel messen houden zich 700, met. het slijpen van deze 900 en met het maken der hechten 1300 arbei ders bezig. 3000 personen vervaardigen uitslui tend zak- en pennemessen. In Solingen fabri ceert men jaarlijks 50,000 dozijn paar messen en vorken. Belangrijk mag ook de messen-fabrikatie te Steyer (Oostenrijk) genoemd worden, waar jaarlijks twee millioen paar zakmessen gefabri ceerd worden. De goedkoopste prijs is 1.50 voor een dozijn scheermessen en 80 cent voor een dozijn paar messen en vorken. In Frankrijk bloeit die tak van nijverheid, vooral te St.-Etienne bij Lyon. Daar vervaardigen 1300 arbeiders jaar lijks 45 millioen messen. In 1868 scheen in de industrieele landen eene manie te heerschen om het gebruik van steen kolen door vloeibare hrandstoffen (koolwaterstof soorten) te vervangen, ten minste het regende octrooien voor het verbranden van petroleum, creosoot, naphta enz. In 1869 schijnt die bewe ging zoo te zijn opgehouden, ten minste men hoort bijna niets meer van de toepassing der vloeibare brandstof. Slechts een enkele Fransche en Russi sche spoorweglijn schijnt die brandstof te gebrui ken, terwijl men in Engeland ook nog vloeibare brandstof in gloeiovens gebruikt. Men verdiepte zich in gissingen, wat toch de oorzaak mocht wezen, dat men niets meer van de talrijke plan nen hoorde om de creosoot in plaats van steen kolen voor de stoomketels te gebruiken, toen een Engelsch blad onlangs dit raadsel oploste. In 1868 hadden vele spoorwegmaatschappijen het creosoteeren der spoorwegleggers uit zuinigheid maar achterwege gelaten. Ku zaten de handelaars met de creosoot opgescheept, en moest, het koste wat het wilde, een nieuw débouché voor dit handelsartikel gevonden worden. Er kwamen uitvinders om die stof zoo spoedig mogelijk te verbranden, nieuwe uitvinders die het nog spoe diger konden, proefnemers enz. Maar weldra gingen de spoorwegen weder aan het creosoteeren en hoorde men bijna niets meer van de uitvin ders en hun plannen. Toch heeft die creosoot- agitatie haar nut gehad, want juist daardoor is het voordeel van het gebruik van vloeibare brand stof boven steenkolen, bij het verwerken van ijzer, op overtuigende wijs gebleken. De gravin van Derwentwater beweert, dat haar voorouders wederrechtelijk een paar eeu wen geleden uit het land verdreven zijn, en dat hun goederen, die thans aan het hospitaal van Greenwich behooren, haar toekomen. Menigmaal hebben de bladen gemeld, hoe zij plechtig met ouderwetsehe ceremoniën vergeefs bezit van haar land heeft genomen. Thans heeft zij van de be twiste gronden een aantal vee laten wegvoeren ter voldoening van door het hospitaal van Green wich aan haar verschuldigde huur van het land. De deurwaarders van het hospitaal hebben ge tracht het vee weer te bemachtigen, maar de graviu had de boeren en mijnwerkers in de buurt zoo voor zich opgewonden door fraaie beloften, voor den tijd als zij in haar rechten hersteld zou zijn, dat de deurwaarders hun leven niet zeker waren. Het hospitaal moet nu dm schadevergoe ding de gravin vervolgen. De gravin draagt het costuum van voor twee eeuwen, benevens een grooten degen. De Echo du Vatican deelt het bericht mede, dat men een valschen bisschop heeft gearresteerd, die in het bezit bleek te zijn van valsche geloofs brieven. De brave man had reeds vele zittingen van het Concilie bijgewoond. Men leest in den Nederl. Industrieel Een hoogst interessant feit kan worden toege voegd aau de geschiedenis der „waterstof, een metaal." Er is namelijk eene medaille geslagen van palladium-waterstof. Deze medaille werd onlangs namens den sedert kort overleden be roemden Engelsehen scheikundige Graham ter hand gesteld aan deü voorzitter van het schei kundig genootschap te Berlijn. Zij draagt aan den eeneu kant de beeltenis van Koningin Vic toria, aan den anderen den naam Grahamhet randschrift luidt: Palladium-Hydrogenium 1869. Volgens Grahams opgave bevat die medaille 147 kub. centimeters, of 900maal haar eigen volumen waterstof; daar zij niet veel meer dan 1 milli meter dik is, zoo is in deze medaille eene water kolom van ongeveer 1 meter hoogte te zamen geperst. Brieven uit Gouda. Mijnheer de Redacteur I In 't begin van October jl. had er eene gas ontploffing plaats ten huize van den heer v. L. alhier; de verwoesting was verschrikkelijk en de schade aanzienlijk; maar de eigenaar noch zijn gezin bekwamen eenig ander letsel dan dat de wenkbrauwen van den eerste ietwat verschroei den. De heer v. L. heeft zijn huis verzekerd bij De Jong en C°. en zijne meubelen bij den heer Van den Broek, beiden te Amsterdam. Hij vroeg de eerste assurantie-maatschappij om vergoeding, die hem geweigerd werd, op grond dat alleen dan de schade vergoed wordt, als, ten gevolge der ontplof fing, brand ontstaat. Hij deed dan ook geene pogin gen om van de tweede maatschappij vergoeding te krijgen, immers men mag niet verwachten dat een we maatschappij vergoeding zal weigeren als er recht toe bestaat. Vrienden van den heer v. L. brach ten hem wel onder het oog, dat het recht van weigeren hier zeer twijfelachtig is, dat er te Haar lem een dergelijk voorval heeft plaats gehad en 2 of 3 assurantie-maatschappijen de schade heb ben vergoed, bij wijze van gratificatie, hetgeen beschouwd kan worden als een bewijs van de zwakheid van het recht van weigering. Door de schade bij wijze van gratificatie te vergoeden, brengt men de belanghebbenden tot zwijgen, zon der het recht van vergoeding te erkennen. Deze handelwijze moge verstandig zijn, zij is, dunkt mij, niet billijk, niet rechtvaardig. Bestuurderen eener onderlinge maatschappij zijn beheerders van het geld van anderenzij mogen van dat geld niets uitgeven dan waartoe zij krachtens hunne statuten verplicht zijD. Is nu een geassu reerde gerechtigd om voor gasontploffing vergoe ding te eischen, dan mag het hem niet geweigerd worden. Geven de statuten geen aanspraak op die vergoeding, dan mag het op geenerlei wijze gegeven worden; middelweg tusschen verplich ting of verbod bestaat hierin, dunkt mij, niet. De heer v. L. heeft dan ook geene poging aan gewend om zoodanige vergoeding te bekomen; hij schijnt het woord gratificatie wel begrepen te hebben, en hij is er volstrekt de man niet naar, om eeue gratificatie te ontvangen, maar ik geloof zeker dat hij de overtuiging heeft in zijn recht te zijn bekort. Bijna in alle statuten staat: „geene schade wordt vergoed, veroorzaakt door ontploffing van buskruit, door het springen van stoomketels, door het inslaan van bliksem of dergelijken, wanneer door een of ander geen brand is onstaan," en het is op grond hiervan dat vergoeding voor pasont ploffingen wordt geweigerd. Ik geloof echter, dat juist dit artikel het bewijs is dat voor pasontplof fingen wel degelijk vergoeding behoort gegeven te worden, ten minste voor de schade aangericht in het huis waarin de ontploffing heeft plaats gehad, vooreerst, omdat de uitzondering gemaakt is voor ontploffing van buskruit, het springen van stoomketels en het inslaan van bliksem of dergelij ken dus onder de ontploffingen is alleen eeu uitzon dering gemaakt voor ontploffing van buskruit, dat wordt niet betaald, bij gevolg de schade, wegens ontploffen van gas wél. Intusschen is de ontleding van dat artikel, dat misschien in andere statuten, anders is geredigeerd, niet eens noodig. Er ontstaat geen brand door gas ontploffing, maar gasontploffing ontstaat door brand; beter gezegd, gasontploffing is brand, het is de lucht die in brand is geraakt en de ontploffing veroorzaakt; deze brand houdt soms met den slag op, en duurt ook soms voort; de schade is brand schade en dient door brandassurantiën vergoed te worden. Ik begrijp niet waarom de besturen van onder linge assurantiën de betaling van die schade weigeren. In eene onderlinge maatschappij ver zekeren de deelhebbers elkander wederkeerig. Bestuurderen hebben geene schade door deze beta ling. Wanneer nu deelhebbers er niet tegen pro testeeren, en dat kunnen zij niet, is er niemand die er iets tegen kan hebben. Wel zouden degeen die geen gebruik van gas maken, zich veronge lijkt kunnen achten, maar de verongelijking ligt niet in het betalen der schade, ze ligt daarin dat gasverbruikers over het algemeen eene hoogere contributie dienden te betalen, omdat een huis, waarin gaspijpen zijn aangebracht, meer gevaar van brand heeft dan een ander, waarin geen gas gebruikt wordt. Ik geloof ook, dat het welbegrepen eigenbelang van brand-assurantiën het betalen van schade door gasontploffingen gebiedt; want, het spreekt van zelf dat gasverbruikers, als zij zich willen laten verzekeren, zullen omzien naar eene assu rantie, die schade vergoedt door gasontploffingen ontstaandeze zullen hoe langer zoo meer leden verkrijgen en de andere zullen verminderen. Nu weet ik wel dat de meeste binnenlandsche maat schappijen die schadevergoeding weigeren, maar dat zal geen ander gevolg hebben dan dat men zich tot buitenlandsche maatschappijen zal wen den, die dit niet weigeren, en zulke bestaan er. Het schijnt ook dat het betalen van schade door gasontploffingen volstrekt geen bezwaar op levert. Ik ken eene buitenlandsche maatschappij, die ik niet noemen zal, om de inlaudsc.he inrich tingen niet te benadeelen, die voor verzekering voor gasontploffingen slechts 5 cents per 1000 verhooging neemt. Uit deze geringe verhooging kan men opmaken dat die ongelukken zelden voor komen. Zou het niet van belang zijn èn voor de in- landsche brandverzekering-maatschappijen èn voor de geassureerden, dat eenig besluit in deze zaak wierd genomen en dat alle onderlinge maatschappijen zich verbonden, bij voorkomende gevallen, de schade te vergoeden door gasont ploffingen ontstaan De V. BUITENLAND. Rusland. In West-Rusland wordt de toestand der Joden onhoudbaar. Een onlangs uitgevaardigde ukase verplicht hen tot hun 31>te jaar te dienen, terwijl de Christenen slechts tot hun 23i,e daartoe ver plicht zijn. Tevens bevat die ukase de tot afval verleidende clausule, dat de Joden, die zich laten doopen, van den dienst vrijgesteld worden. Dat maakt de zaak waarlijk niet mooier. Wie eenigszins bekend is met de gebruiken der genoemde Joden, weet dat ze reeds op hun 18de jaar, op hun 2I>'° op zijn laatst, trouwen dat zij op hun 30"s reeds een huisgezin met 5 a 6 kinderen te onderhouden hebben, waar voor zij rusteloos in de weer zijn, en zal den panischen schrik begrijpen door deze ukase op de nog geen 31 jaar tellende huisvaders te weeggebracht, daar zij zich plotseling geruïneerd en hunne zaken met vernietiging bedreigd zien. Aan hunne gezinnen ontrukt, worden zij naar de hoofdplaats van het gouvernement gebracht en van daar onder gewapend geleide naar den Kaucasus gevoerd tot vervulling van hunne mili taire verplichtingen voor hoe lang? dat weten ze zelf niet. Wie koestert niet met de Allg. Zeilg. filr das Judcnthum tegenover zulke barbaarschheid den wensch, dat de Alliance universelle Israelite te Parijs er in moge slagen, de verhuizing der West-Rus sische Joden naar Amerika tot stand te brengen. De Russische grootvorst Michael Nikolajewitsch, gouverneur van den Kaukasus, heeft tijdens zijn verblijf te Petersburg bij gelegenheid van het St.-Jorisfeest, met de Russische Ministers con ferenties gehouden over eene spoorwegverbinding van den Kaukasus met Rusland, met het doel om langs dien weg de kolonisatie te doen toe nemen, handel en nijverheid te bevorderen en daardoor een opstand iu die gewesten tot een onmogelijkheid te maken. Schoon de Kaukasische bergvolken geheel onderworpen zijn, moet Rus land in die streken een leger van 100,000 man op de been houden, want zooals al de Muzel mannen grijpen de onderworpenen de eerste de beste gelegenheid aan om het juk der ons( vigan weer af te schudden. Het aanleggen spoorwegen en het versterken van de Christel' bevolking wordt op den duur daarom als''6 goedkoopste middel beschouwd om meesteil blijven van den Kaukasus. Bekend is liet dsj1 Russische Regeering reeds sedert langen tijd' landverhuizing van de arme Slavische b®TOl^ete] uit Oostenrijk naar den Kaukasus aanmot)e j, en ondersteunt. gen OosteiivUlrscli-Hong;. Monaveliiet m Men is te Weenen ler c nsch nie gei e Dl zeer ontevreden oveiaj voorwaarden, die aan de bevolking van Cm'16" in Dalmatië, tot hare onderwerping zijn tr.S° staan. Men begrijpt niet hoe de regeering er gekomen is, om het den insurgenten zoo get' kei ijk en voordeelig te maken, 't Is waar 6 hebben hunne wapens moeten uitleveren; doel' was slechts eene ijdele vertooning, daar zij hi'6 8 niet bewilligden, voordat er alle zekerheid'"611' stond dat zij ze dadelijk zouden terug ontvang Maar nog erger is het, dat hun eene schade^-^ goeding is toegekend. Eene schadevergoe^ j. waarvoor? In Crivosc is geen enkel huis aar vlammen opgeofferd, en ook overigens nieir op eenigerlei wijze benadeeld. Hoe kon dr j en z geering er dan toe komen, om op dat punt^ g den eiseh der insurgenten te voldoen? Wij ten het met schaamte bekennen, zegt de Pr' en hoe het er mede gegaan is: Op alle punten u j,, onvoorwaardelijk toegegeven; reeds te voren aan de opstandelingen eene algemeene am»ian|j toegezegdmen heeft hun de wapens na t^a formeele uitlevering weer in handen gegejen(. Oostenrijk heeft hen ontslagen van de verp!B{je ting tot het dragen van uniform; zij ku[ee(- voortaan, zoo dikwijls zij maar willen, van, ivig rloo| Issie dien het voorwendsel van schadevergoeding j baat, om hun geld in de hand te stoppen! is van de zijde van Oostenrijk geen bevredig; maar eene zedelijke nederlaag. litairen dienst worden vrijgesteld, en of Duitschland. De onderhandelingen met het Chineesche' ornisi ileidi be: .ellen zantschap zijn geëindigd. De bondskanselier, g'e<^e v. Bismark, drukt in zijn antwoord op de d^n' che van den minister Burlingame (dd. 4 J zijne hooge tevredenheid uit over de ontvaln 11 van het gezantschap, en hecht zijn onvoorwf delijke goedkeuring aan de staatkunde van ien 1 heer Burlingame, aan de billijke ten uitvoei 61 ging der bestaande verdragen, aan het begii|a v om China te erkennen als een lid in de rfn^e' renfamilie, dat met alle andere Europeesche mi' ten gerechtigd is tot alle rechten en prïvtitfj! van het internationaal verkeer. ïdust ande De De graaf Von Frankenberg, lid van hetPr:,oew, sche huis der afgevaardigden, heeft een voos „He ingediend, 't welk door leden uit alle fraiilstan ondersteund is. De voorstellers verlangen >udhe telegraphischen toestel in te voeren, die in dei „De van eene halve minuut den uitslag eener slyoori ming zal doen kennen. Op twee borden it „He zaal van het huis zal het aantal voor- en tejp sti stemmende leden door den toestel worden dng i geteekend, terwijl een derde bord de som'an e die twee getallen als middel van controle De aanwijzen. Daarenboven zal de bedoelde to4e or op een strook papier, waarop de namen vagere de afgevaardigden gedrukt staan, achter racta naam van eiken afgevaardigde aanteekenemrzal deze voor dan wel tegen gestemd heeft. Voor afgevaardigde kan door middel van een slaver die alleen voor zijne plaats is ingericht,Ireve teeken ja of neen geven zoodra de voorzi Hel een voorstel in omvraag heeft gebracht. rog t ïatioi Waar Frankrjjk. Het Journal des Débats zegt over de zittingjaren het Wetgevend Lichaam waarbij de v®rv0'teval van Rochefort is toegestaan: „Wat er gisl^en g bij de Kamer is voorgevallen zal alom in[n pr lande weerklank hebben. De heer Ollivier 'protei het aanzoek om machtiging tot de vervolgingveej den heer Rochefort aangedrongen met eene 1 pe die een meesterstuk van welsprekendheid v>'van <j „Niemand late zich door de woedende taa!voort, revolutionnaire dagbladen angstig maken ,.eker lang wij een liberaal bewind hebben, bestas jje uit rechtschapen mannen vol geestkracht, e'gteigg vasten wil hebbende om het drijven der ïljiaQ(j| menners te weerstaan zonder zich door de [JHVQ| der reactie te laten medeslepen, en zoo langcjan bewind door de ondersteuning van de KamefflSL door den schier eenstemmigen bijval des Ifcjjj v wordt geschraagd, zullen de vijanden kj jn openbare orde machteloos zijn en blijven." |vrijg( De zitting der Kamer van gisteren was V'. in 't begin zeer onstuimig. De heer Gamt*] kwam op tegen eenige woorden, in de rede den Minister van Justitie in het officieele vel voorkomende. „Nadat de Minister Ov gendi Tr< hij hoopte dat hij bij het nederleggen van t macht geen droppel bloeds zou hebben gei antwoordde ik dat daartoe slechts noodig dat de Minister een oogenblik zijn gi verstand raadpleegde. Ik lees nu dat de milie gevai hem hem reed.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1870 | | pagina 2