JP.V. 3047, KJ] 1 Maandag A0» 1870. 17 Januari. Feuilleton van liet „Leidscli Dagblad". I MlfflSCH Bo blarW': tund Mf PRIJS DEZER COURANT tóek Voor Leiden per 3 maandenf 3.00, aiie, Franco per post Afzonderlijke Nommers DAGBLAD Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DE)li ADVKETENTIEN. Voor iederen regelƒ0.15. Grootere letter naar de plaatsruimte die zij beslaan. ai Leiden15 Januari. LEIDEN EN DE ZORG VOOR DE ALGE- nboi MEENE GEZONDHEID. Aut^ÉM V. insl-Voor de verbetering van het riooisteïsel hier ter de zijn de middelen aangeven in een rapport op maakt door den hoofdingenieur van den water- at J. F. W. Conrad, den gemeente-architeet 12. [AR 's-Hage W. C. Van der Waeijen Pieterssen, en n gemeente-ingenieur te Amsterdam J. G. Van fterik, ingediend den lSa,n Maart 1S69. *2Dat rapport staat in verband met een voordracht r commissie van fabricage van 23 Januari 1867 iaraan alweder was voorafgegaan een ander iport, opgemaakt den 18den Juni 1863, benevens o plan van den heer A. Beijerinck. Het kan niet ons plan zijn om die verschil- ïde rapporten hier te bepreken. Dit behoort een ander terrein thuis. Alleen zij 't genoeg vermelden dat de laatste rapporten zich daar- 1 or van het rapport van 1863 onderscheiden, t bij deze de verbetering van het rioolstelsel als ofdzaak wordt voorgesteld. Voor die verbete- ig van het rioolstelsel nu, daarvoor geeft het rap- >rt van de drie ingenieurs een middel aan de md, dat in den laatsten tijd hevige bestrijders ;eft gevonden. Wij hebben eergisteren het adres edegedeeld van de afdeeling Haarlem van de ed. Maatschappij ter bevordering van Nijverheid: aarin wordt met aandrang opde verbetering van in afvoer in Haarlem aangedrongen, maar tege- k gezegd, dat het zoogenaamde doorspoelsys- sm dat juist door de 3 ingenieurs hier wordt lOrgedragen ten eenenmale is te verwerpen. •I Vaderland leverde dezer dagen uit een finan- ;el oogpunt een kritiek op dit systeem en prees lareutegen zeer een ander stelsel aan.j dat naar :n uitvinder het Liernurstelsel genoemd wordt, i dit groote voordeel geeft, dat de meststoffen et, gelijk bij het spoelstelsel, met chemische affen worden vermengd, en daardoor hunne aarde voor den landbouw behoudenjaarlijks .1 de gemeente dan een niet onbelangrijk voor- iel genieten door den verkoop hiervan, een voor- iel dat voor Groningen 20 a 30 duizend guldens idraagt Buitendien schijnt de gezondheidscommissie al- er een voorstel te zullen doen, om het Liernur- ilsel bij de demping van de Biunenvestgracht j de Koepoortsgracht in toepassing te brengen, ok zij is er dus voor. Een rioolstelsel nu, dat t een finantieel zoowel als uit een hygiënisch igpunt aanbevolen wordt, is zeker alles, wat kan iwenscht worden Doch ook dit stelsel zal wellicht bij velen nog izwaar ontmoeten, al zullen, naar wij hopen, leden van onzen gemeenteraad niet het voor leid volgen van hunne Haagsche collega's die rwijl door B. en W. een voorstel gedaan wordt, n een duinwaterleiding aan te leggen, verkla- m dat daaraan geen behoefte bestaat. Niet onbelangrijk is het daarom eens te zien >e onze voorvaderen in dergelijke gevallen han dden. Gelijk men weet is de quaestie van waterver- versching niet eene quaestie van vandaag of gis teren. Het bekende werk van den vroegeren stads architect den heer S. Van der Paauw, dat in 1828 uitgegeven is en zijn ontstaan heeft te danken aan de last hem, door Burg. en Weth. van Lei den opgedragen om middelen uit te. vinden ten einde de hinderlijke lucht die, gedurende het heete zomerweder uit sommige grachten oprijst te verdrijven dat werk geeft een beknopt //ver haal van de middelen tot verversching van het water in de grachten der stad Leiden gedurende eene reeks van twee honderd en vijftig jaar." In dit werkje staat zeer veel merkwaardigs. Waar wij nu alleen op willen wijzen is op liet verschil tusschen hetgeen voor bijna 300 jaren plaats had en hetgeen wij nu zien. Wij zullen den heer Van der Paauw zeiven laten spreken „De tijd, van waar men stellig de plaats ge had hebbende gebeurtenissen, ten aanzien der verversching van de Stads grachten, kan opge ven, vangt aan met het einde der zestiende eeuw, en wel bepaaldelijk, met het jaar 1591, toen deze voor de Stad zoo belangrijke zaak, door den zeer ervaren Secretaris j. van hout, bij die van den Gerechte den 5den Juni werd ter tafel gebracht, door het overleggen van eene memorie, waarin hij, op eene gepaste, maar tevens ernstige wijze, aandrong, op het nemen van noodzakelijke, maat regelen tot verdrijving van het bestaande kwaad." z/De goedkeuring welke, aan het voorgestelde in deze memorie door de Regering werd gegeven, en het belang hetwelk men in deze zaak stelde, kon niet beter bewezen worden, dan door de autorisatie tot eene onverwijlde executie der voorgedragen werken, welke mei zoo veel spoed zijn voortgezet, dat reeds op den 3dcn Augustus van dat zelve jaar, de aanbesteding plaats had." Ook toen wist men niet of de middelen zouden helpen, maar men ging aan het werk: niet 2 maanden verliepen er tusschen de openbaarma king van het plan en de uitvoering! Deze wijze van verversching (bestaande in af sluiting van sommige grachten en uitpomping in de sloten buiten Leiden) schijnt, zoo verzekert de heer Van der Paauw, al dadelijk zeer gunstig te hebben voldaanmen ging met zulke werken voort. Doch men bleef verder niet rusten, en ziet hier wat in 1608 geschiedde. Bij gelegenheid eener inspectie, welke door de Regeering in het jaar 160.8, op den 27"cn Maart gehouden werd, bleek het dat er tot eene goede verversching nog veel te. wenschen overig was ge bleven vooral wanneer, na de voorgenomene ver- grooting, het terrein dat ververscht moest worden, meer uitgebreidheid zoude bekomen; zoodat dooi den Burgemeester op den 9dcn Juni daaraan volgende, aan de Vroedschap in overweging werd gegeven z/Dat, hoezeer het vuyle water door de bewuste koker wel in de slooten buiten de stadt uytliep, deze slooten echter zeer eng en bekrompen wa ren en nu binnen de stadt moetende vallen, nood zakelijk de koker onder de gracht liggende, ook tot buyten de nieuw te maken limieten der stadt verlengd moet wordendoch dat dan alweer het vuyle water in even enge buitenslooten moest uitloopen, welke eene dadelijke gemeenschap met de Slaaghsloot en de Zijl missenzoodat een ka naal dat onmiddellijk dit vuyle water in de Slaagh en Zijl afvoerdt, veel zoude kunnen toebrengen aan de goede verversching." enz. Geene langdurige deliberalièn, zoo zegt de heer v. d. paauw, hielden deze bedenkingen buiten wer king, want dadelijk werd dit plan, voorloopig goedgekeurd, en aan eene commissie opgedragen, „om over dit werk gezamentlijk en met elkander te besoigneren." Op den 19d,n Juni bracht de commissie haar rapport uit (een rapport in 10, zegge Hen dagen opgemaakt), en des anderen daags volgde ook reeds de bekendmaking, dat de aanbesteding den 28sl011 Juli zou plaats hebben van een nieuwe sloot tot aan de Slaaghsloot. Maar ziet Dijkgraaf en Hoogheemraden van Rijnland verzetteden zich tegen de plannen, en beweerden in hunne jurisdictie verkort te zijn. Het college wendde zich tot den Hoogen Raad, het proces ving aan, memoriën werden gewisseld, tot dat men ten slotte tot een schikking kwam - en dit alles had slechts éen maand geduurd, den 2den Augustus was alles geschikt, en den Hden October had reeds de verkooping plaats, van al het hout en de aarde uit de nieuwe uit gravingen overgebleven. Nog éen ding behoort hierbij vermeld te wor den. Er moest een molen gebouwd worden, doeh met den molenbouw had men het nog niet ver gebracht. Nu had in het eind der 16d« eeuw een Vlaminger een nieuw soort molen uitgevon den, die bij alle winden kon gebruikt worden. Dit was alleen in theorie zeer mooi, maar hoe zou zulk een molen in de praktijk voldoen? Maar bij de droogmaking van de Beemster werd zulk een molen gebruikt. Dadelijk werd de secre taris en de stads-timmermau daar heen gestuurd (het was een heele reis in die dagen!) en wei nige dagen daarna werd er besloten om op het voorbeeld van wat men daar had gezien, zulk een molen te bouwen. Dit noemen wij praktisch. Zou hieruit voor onze dagen van onderzoeken en rapporteeren. niet wel wat te leeren zijn Ook in die vorige eeuwen beschouwde men den invloed van den verpestenden stank der grachten als nadeelig voor de gezondheid: kwa men er tijden van groote sterlte, men ging we der ijveriger met het nemen van maatregelen voort. Doch wat de wetenschap van latere tijden geleerd heeft, was toenmaals nog een geheim. Thans heeft men zekerheid gekregen. Is dan het voorbeeld van 1591 en 1608 niet dubbel beschamend? geest getuigt. Uit alle oorden van ons land gaan tegenwoordig stemmen op tegen de over het al gemeen karige bezoldiging der onderwijzers. In de vergadering der onderwijzers uit het 34" district in November 11 alhier gehouden, werd daarover in het breede gesproken. Thans is gisterenavond in het Nulsgebouw al hier, op uitnoodiging van enkelen eene vergade ring gehouden, die door verscheidene onderwij zers uit deze gemeente werd bijgewoond, met het doel om de middelen te beramen waardoor daarin verbetering zou kunnen worden gebracht. Alge meen was men het eens, dat de traktementen der onderwijzers, en meer bepaaldelijk die der hulp onderwijzers, te laag werden gesteld en dat de moralisatie van den onderwijzersstand daarvan het onvermijdelijk gevolg moet zijn. Er is thans overvloed van onderwijzers en de meeste gemeentebesturen toonen zich zeer door drongen van den regel, dat de prijs omgekeerd evenredig is met het aanbod. Maar de onderwijzer mag daartegenover stellen, dat de arbeider zijn loon waardig is en dat hij dat waardig blijft ook al zijn er arbeiders te veel. Daarom was het wenschelijk dat allen, die het wél meenen met de zaak van 't onderwijs, thans zich met ernst het lot van den onderwijzer, waar mede het onderwijs zelf zoo innig samenhangt, aantrokken. Twee wegen werden daarbij aangewezen1°. Het zenden van een petitie, door onderwijzers uit het geheele land geteekend, aan de Hooge Regeering, ten einde het bij de wet bepaalde mini mum der traktementen te verhoogen en 2'. het oprichten van een Verbond. Het laatste was boven liet eerste te verkiezen omdat zulk eene vereeniging meer zedelijken in vloed kon doen gelden en daarbij het eerste niet uitgesloten werd. Met meerderheid van stemmen werd eindelijk tot het laatste besloten en tot leden der voorloo- pige commissie benoemd de HH. W. Haanstra, J. Van den Bosch, N. Gouwentak, J. F. Van dei- Blij en W. F. Oostveen, welke heereu nu verder met de samenstelling van een programma wer den belast. Gedurende deze week zijn dagelijks in het werkhuis alhier opgenomen van 186 tot 209 vol wassen personen en van 95 tot 103 kinderen. Al zoo dikwijls is er ten rechte often onrechte geklaagd over de lauwheid en onverschilligheid onzer stadgenooten ten opzichte van hunne sociale belangenwij verheugen ods thans een feit te kunnen mededeelen dat van een geheel anderen Van Hoffmann Von Fallersleben zullen eerst daags twee nieuwe werken worden uitgegeven, getiteld: 1°. Niederdeutscher Aesopus, 20 Fabelen imd Erzahlungen aus einem Wolffenbülleler Handschrift des A'V Jahrhunderts, en 2'. Die iillesle Niederdeutsche Sprichwörtersammlung, von Anlonius Thunicius gesam- melt etc. Laatstgemeld werk is door den schrijver opge dragen aan de Maatschappij der Nederlandsche letter kunde alhier. Het Vaderland bevat de dichtregelen waarinde opdracht vervat is. ■>pr Ct. 3 Vervolg.) EEN PROEFJAAR. i f'M pur che ieb. //De berkenlaan is de glorie van Jachtlust," 2-2inde Emma, toen wij van het terras af eenigen jd er naar hadden staan kijken. „Daar gij hier i. }g vreemd zijt en het voor de eerste maal ziet, l;"'"rlit gij wel begrijpen welke plaats zij onder "r'sbl'iwone lanen inneemt. Zij is een van de eerste o n. ider alle mooie lanen en ik hoop dat gij er een 'ort epen indruk van krijgt, jufvrouw Booger." De jonge dame sprak op eeu oudeugenden, s2i,.)Ottenden toon over hetgeen zij met hare woor- ïn ophemelde. Ik merkte dit op en te gelijk be- leurde ik dat het hare tante pijnlijk aandeed. aarom antwoordde ik alsof zij in vollen ernst si'. sdagtiPproken had: „Deze berkenlaan zou een vor- 1. -elijk park eer aandoen en zekerlijk maakt zij he' idruk op mij, maar woorden zijn meestal on- j pu)ldoende om indrukken weer te geven." eByEmma haalde de schouders op. „Hoe jammer it oom Willem niet hier is om dat te hooren," zeide zij tegen mevrouw Hagenaar; „maar het wordt mij te koud, al wil ik daarmede niet ge zegd hebben dat anderen het ook moeten vinden. Goeden nacht lieve tante, goeden nacht jufvrouw Booger, u zult mij morgen uwe gehoorzame die nares vinden, maar van avond neem ik nog mijne vrijheid en ga vroeg naar bed." Zij was verdwenen voor ik tijd had gehad goeden nacht te zeggen en wij werden alleen gelaten op de trappen van het groote terras, ter wijl wij in pijnlijke stilte de berkenlaan inkeken. Na een paar minuten echter vatte, mevrouw Ha genaar nog eens het woord en zeide met nadruk. „Jufvrouw Booger, doe toch alle moeite Emma's vertrouwen te winnen en laat u niet te gauw afschrikken door hetgeen gij van avond gezien hebt. Ik hoopte en verwachtte, veel goeds toen ik eene advertentie plaatste om haar eene verstandige en beschaafde gezellin te bezorgen, maar ik ge loof dat gij mijne verwachting overtreffen zult. God geve u veel geduld." Zou het meisje krank zinnig zijn? dacht ik, maar zeide niets, en me vrouw Hagenaar ging voort: „Wij hebben zelf geen kinderen doch zij is onze oogappel, onze trots geworden, misschien wel al te veel; en toch hebben wij met al onze zorg een diep gaand leed van haar niet kunnen afwenden en ik vrees dat haar nog meer te wachten staat. Ik zal u liever niets er van vertellen in de hoop dat zij zelve haar hart voor u zal openen, want ik ben overtuigd dat gij een heilzamen invloed op haar zult uitoefenen." „Hoe vriendelijk van u om dat te zeggen," zeide ik in mijne verlegenheid om een antwoord te vinden. „Het is geene vriendelijkheid," ging de goede vrouw op gejaagden toon voort„ik ben misschien wat heel openhartig maar Emma is mijn alles en het is of mijne groote liefde voor haar mijn oordeel benevelt, en of ik te gelijke.r tijd te veel van haar zeg en te veel van haar verzwijg. Maar het wordt wezenlijk koud, laat ons naar binnen gaan." Wij gingen naar binnen en na een luch tig gesprek over onbeduidende onderwerpen, nog wat muziek en eene kleine verfrissching gingen wij naar bed zonder de freule teruggezien te hebben. Den volgenden morgen kwam ik tot helder inzicht van hetgeen ik mijne leerling te onderwijzen had. Wat tnen van mij verlangde was haar in alles tegemoet te komen. „Dat was het voornaamste," zeide mevrouw Hagenaar half smeekend: „Duitsch en Fransch en muziek zullen haar nu eu dan wel afleiding geven, maar het komt er maar op aan dat zij gezelschap heeft van iemand.... ja van iemand zooals ik geloof dat gij zijt, lieve jufvrouw Booger." Dit alles scheen mij genoeglijk en gemakkelijk tevens, zelfs wat al te gemakkelijk, want in den beginne had ik nog niet veel lust in dien toe stand van bezoldigde werkeloosheid waartoe mij freule Vertols kuurtjes en mevrouw Hagenaars al te groote toegevendheid veroordeelden. Maar na een poosje was ik zoo geheel en al een lid der familie geworden, dat. ik van al het goede dat hier zoo ruimschoots voorhanden was mijn deel had en geen ander streven meer kende dan Emma te leeren mij lief te hebben. Ik was ongeveer drie maanden op Jachtlust geweest voordat ik eenig licht kreeg over de oorzaak van Emma's ongelijkmatige stemming en de verbazende toegevendheid van mijnheer en mevrouw Hagenaar ten haren opzichte. Het was duidelijk genoeg, dat het jonge meisje de afgod harer tante was en dat zij door haar oom even zeer werd bewonderd en gevierd, en toch was er dikwijls in hare houding tegenover hen iets zoo ontevredens en on vergenoegds, dat ik haar zeker zeer zou veroordeeld hebben indien ik niet reeds begonnen was haar innig lief te krijgen. (Wordt vervolgd)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1870 | | pagina 1