E N°. 3044 ïliec UILLj Donderdag A®. 1870. 13 Januari. van I LEIIISCH DAGBLA van d-, prijs dezer courant. zici_ Voor Leiden per 3 maanden d;,Franco per post i Afzonderlijke Nommers ƒ3.00. 3.85. 0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. I prijs der advkrtentikn. Voor iederen regelj 0.45. Grootere letlrer naar de plaatsruimte die zij beslaan. Wit r Lelden, 12 Januari. )t dejgt Verslas der Eerste Kamer over Hoofdstuk (Binnenlandsche zaken) bevat niets wat niet 1 kikds in de Tweede Kamer is besprokeu. Alleen n n meldingverdienteenopinerkingineen afdeeling u n naakt over bet bekende antwoord van den n u n. van binnenl. zaken over de strikvraag van N GI, heer Heemskerk Aznof de onsterfelijkheid ie vide openbaie school mag onderwezen worden, let verslag zegt daarvan het volgende: „In eene idere afdeeling werd medegedeeld dat men de scussie in de andere Kamer der Staten-Gene- al over dit onderwerp met zeker leedwezen iid gevolgd; men meende, het openbaar onder- b ijs kan niet anders dan neutraal zijn; maar dien onder die neutraliteit begrepen wordt, it het den onderwijzer niet geoorloofd is, be- •ippeu als die van Gods bestaan en de onster- 1 ij kheid der ziel, zoo al niet als leerstuk, dan ch als door alle kerkgenootschappen erkende aarheid aan zijne leerlingen mede te deelen, ;t openbaar onderwijs als van zelve veroor- eeld is. Die leden begrepen echter dat de wet an 1857 Staatsblad N°. 103), sprekende van eene irichting van het openbaar onderwijs met eer- iediging van ieders godsdienstige begrippen, raarbij een Christendom boven geloofsverdeeld- ,eid was vooropgesteld, uirnmer de bedoeling leeft kunnen hebben van te verbieden, dat aan le kinderen begrippen als bovengenoemde wier en medegedeeld, waaraan door geen erkend erkgenootschap hier te lande wordt getwijfeld-" De minister antwoordt hierop: „liet leedwezen eene afdeeling kenbaar gemaakt, „waarmede in de discussie in de andere Kamer over dit .derkverp had gevolgd," schijnt vooral ontstaan t dat gedeelte der beraadslaging, waarhij de aag gesteld werd, „of de onzijdigheid van het enbaar onderwijs zoo ver moest gaan dat men ifs van God en van het eeuwige leven niet eer op de scholen spreken mocht." „De ondergeteekende wil gaarne medewerken n dat leedwezen, hetwelk bij hem niet bestaat, io mogelijk te temperen en weg te nemen. „Hij wenscht daartoe te herhalen wat hij in de idere Kamer te dier' zake heeft gezegd„moet worden voorgeschreven dat de onsterfelijkheid i dogma op de openbare school moet worden ihandeld?" „Nimmer heeft hij beweerd, dat het den onder ijzer niet geoorloofd zou zijn in de openbare hooi „begrippen als die van Gods bestaan en i onsterfelijkheid der ziel, als eene door alle irkgenootschappen erkende waarheid aan zijne erlingen mede te deelen." Te recht wordt in it Verslag der Kaïner opgemerkt dat zulk een irbod niet in de bedoeling des wetgevers heeft degen. Dat dit gepaard kan gaan met vermijding in alles wat op dogmatiek betrekking heeft, et de ook door do Kamer als noodzakelijk er- inde neutraliteit van het onderwijs, met vrij- juding van den invloed van de kerk, en met irbiediging van ieders godsdienstige begrippen io als de Grondwet vordert, de ondervinding ieft het in eene lange reeks van jaren bewe- injuist daarom is de openbare school „boven eloofsverdeeldheid verheven" een dierbaar klei- Nov. °°d geworden van het Nederlandsche volk. Het pCt pen baar onderwijs zou eerst dan en terecht „van 5fTect«?ive veroordeeld zijn", daaraan zou „alle kracht 21 ntnoinen zijn" wanneer dit karakter aan de i; itpenbare school ontnomen en zij daarmede van si3chiaar inderdaad verheven en echt nationaal stand- y _ant werd afgerukt. Zonder iemands godsdienstige egrippen te kwetsen wordt op die school on- erwijs gegeven dat evenmin ongodsdienstig als ogmatisch mag zijn. Wie hierin verandering 'ctcrii'énscht te brengen, hetzij door het opwekken 100 in argwaan omtrent speciele punten vanonder- ^,L' -ijs, hetzij door eene zoo teedere questie te doen ./-rekken tot politieke doeleinden, tast die school 115 in, en heeft van deze regeering geen bijstand i wachten, wel verzet." Niet genoeg dat de inwijding van het li- _j erale keizerrijk in de laatste dagen zooveel ,p belangrijks oplevert, dat het bijna onmogelijk j-ordt, om alles bij te houden nu komt nogeen dejicident van eene bijzondere beteekenis de be- mgstelling in de lotswisselingen van het ransche keizerrijk verhoogen. Wij bedoelen den inoord door prins Peter Bonaparte op den republi- keinschen journalist Victor Noir gepleegd. Ware er iets noodig om tlians de gemoe deren te Parijs in beweging te brengen, het ware voorzeker een moord gepleegd door een prins van den bloede op een republikein! De geschiedenis, zooals latere berichten die mede- deelen, komt voor een deel overeen met hetgeen de telegraaf ons gisterenavond mededeelde. Naar aanleiding van een artikel in de Marseillaise heeft de prins een brief aan Henri Rochefort geschre ven, waarin hij hem uitdaagt. De heer Grouset die het stuk onderteekend had, heeft daarop de lieereu Victor Noir en Fonvielle opgedragen om zich naar de woning van den prins te begeven. Wat daar geschied is wordt door de Marseillaise aldus vermeld men begrijpt dat het alleen aankomt op de geloofwaardigheid van den heer Fouvielle. Ten een ure begaf zich de heer Fouvielle met Victor Noir ten huize van Bona parte, ten einde hem ter verantwoording te roepen Bonaparte vroeg hun of zij van wege Rochefort kwamen, en toen zij hierop ontkennend ant woordden, vroeg Bonaparte hun of zij solidair waren voor Rochefort; hierop hernam Noir „Wij zijn aansprakelijk voor onze vrienden." Bonaparte deed hierop een stap voorwaarts, en gaf, zonder eenige provocatie, aan Noir een slag in 't gezicht, jerwijl hij tegelijkertijd den revolver uit den zak haalde en op Noir bout por taut een schot loste, dat dezen ter aarde deed storten. Vervol gens wierp zich Bonaparte op Fouvielle en trachtte ook dezen neer te schieten; Fouvielle echter haalde mede een pistool te voorschijn, om zich te verdedigen. Toen Bonaparte dit zag, trad hij achterwaarts, plaatste zich voor de deur, en loste op Fouvielle een tweede schot, dat dezen den jas doorboorde. Men ziet, er is op een voornaam punt een groot verschil met het bericht van de Constitutionnel: de Prins zou de aanvaller, niet de aangevallene geweest zijn. En de antecedenten van den Prins schijnen ook veeleer dit verhaal te bevestigen De vierde zoon van Prins Lucien, en alzoo een volle neef van den tegen woord igen Keizer, heeft hij vóór 18-13 veel rondgezworven. In 1836 werd hij te Rome ter dood veroordeeld, doch bij gratie van den Paus eenvoudig verbannen. In America heeft bij ook langen tijd doorgebracht, en onder den President van Nieuw-Grenada San tander gestreden. Van de Ionische eilanden, waar hij zich na zijne verbanning uit Rome een tijd lang heeft opgehouden, werd hij door de Engel- sche Regeering, omdat hij in drift zich dikwijls aan grove buitensporigheden schuldig maakte, uitgezet. In 1818 keerde hij in Frankrijk terug, werd lid vau het Wetgevend Lichaam, en nam in 1859 deel aan den Italiaanschen oorlog. Hij kwam weinig aan het hof. Nog wordt van hem vermeld dat hij in 1318 in de Assemblée Consti tuante den grijzen Gastier een slag in het aan gezicht heeft gegeven. Zijn vroegere leven getuigt dus niet zeer voor hein. Doch welke ook zijn motieven zijn geweest, het feit blijft bestaan, dat een Bonaparte een jong meusch van republikeinsche gevoelens, een komme du peuple heeft vermoord Hoe zal het volk dit opnemen? De Siècle begint zijn artikel over den moord aldus Eene diepe ontroering, die van uur tot uur toeneemt, heeft zich op dit oogenblik van de Parijsche bevolking meester gemaakt Met ingenomenheid maken wij onzen lezers op merkzaam op de blijkens achterstaande annonce, tegen a. s. Dinsdag aangekondigde uitvoering der Zangvereeniging Caecilia. Wie vorige malen de door deze Vereeniging gegevene uitvoeringen bijwoonde, stemde gewis met den welverdienden lof in die wij daaraan gaven, en zij wie het tot hiertoe verzuimden, mogen in de sympathie, die de Vereeniging reeds bij een groot deel harer Stadgenooten ondervindt, een spoorslag zien om de gelegenheid er kennis mede te kunnen maken niet te laten voorbijgaan. Wij twijfelen geensins of de uitvoering van Caecilia zal Dinsdag a. s. door vele kunstminnaars worden bezocht, en alzoo het streven van den ijverigen Directeur en de leden der Vereeniging om hunne Stadgenooten een waar kunstgenot te bereiden, op den rechten prijs wordeu gesteld. De Commissaris des Konings in de provincie Zuid-Holland heeft bij circulaire van den 6den Jan. jl. aan de gemeentebesturen dezer provincie in herinnering gebracht zijne circulaire van 5 Jan. 1867 betreffende de aanbeveling tot het op sporen en bekend maken van overblijfsels der Vaderlandsche kunst en beschaving uit vroegere tijden, met dringend verzoek daarop in voorko mende gevallen te willen letten. Door den bisschop van Haarlem is, bij een her derlijk schrijven van den 22"en Nov. II., een be roep gedaan op de milddadigheid van de geloo- vigen in zijn bisdom, ten einde giften en voor schotten te verkrijgen tot het vergrooten der gebouwen van de onderafdeeling van het Semi narie te Voorhout. De Amsterd. Ct. tneldt, dat de leening, door de Kon. Ned. Stoomboot-Maatschappij bij vernieuwing opengesteld, om eene rechtstreeksche stoomvaart op Amerika aan Nederland te verzekeren, niet is volteekend geworden. Men verneemt, dat de heer Jhr. Mr. A. Van der Goes van Naters aan Z. M. den Koning zijn ontslag heeft gevraagd als dijkgraaf van Delfland, eene betrekking waarin hij gedurende een aan tal jaren de belangen, aan zijne zorgen toever trouwd, met den meesten lust en ijver en met strenge onpartijdigheid en nauwgezetheid heeft behartigd. (D. C.) We durven te Arnhem nog al wat, en we be vinden er ons nog al wel bij ook. Zoo zullen we waarschijnlijk eerlang een middelbare school voor meisjes durven oprichten, waartoe Amsterdam den moed niet had. In weerwil van de heel- en half-openbare waarschuwingen, die we ontvangen hadden, durf den we den heer Tideman zijn befaamde anti- joden-lezing laten houden. Dat heeft hij Zaterdag 11. in de Nutsvergade- ring gedaan. Wij gingen hem hooren, met het bepaalde voornemen om scherp toe te luisteren; en wanneer óf de godsdienstige overtuiging óf nationaliteit van den Israëliet werd gekrenkt^ de Arnhemsche Courant zou krachtig geprotesteerd hebben tegen het onrecht eener achtenswaardige minderheid aangedaan. Wie op neutrale plaats de gemoedelijke overtuiging van andersdenken den aanrandt, behoeft op onze verschooning niet te rekenen. Maar wij hebben van die aanranding geen spoor kunnen ontdekken. De schaduwzijde van het Joodsche karakter werd, ja, behandeld, zooals wij menigmaal de schaduwzijde van het Nederlandsche volkskarakter behandelen; zooals wij journalisten Diet schromen op de schaduw zijde van den journalist te wijzen. Maar onrecht wilde de spreker den Israëliet niet aandoentegenover de schaduwzijde deed hij, met blijkbare ingenomenheid, de lichtzijde uitkomen, en, wat vooral niet over 't hoofd ge zien moet worden, bij Christenen merkte de redenaar evenzeer de Ahasverus-trekken op als bij Israëlieten. Alleen een oppervlakkig hoorder, die hier of daar aan een klank bleef hangen, zonder op verband of tegenstelling te letten, of prikkelbare kleinzeerigheid konden door de voor dracht van Zaterdag geërgerd worden. Wij hou den ons overtuigd, dat de Israëüetische hoorders, wier tegenwoordigheid wij met genoegen opmerk ten, onze zienswijze deelen. Over de letterkundige waarde van het stuk behoeven wij ons te minder te verklaren, omdat het dezer dagen in het licht verschijnt. Bovenstaande verklaring meenden wij echter den spreker verschuldigd te zijn. (Amh. Ct.) Voor de rechtbank te Goes werd Maandag 11. eene zaak behandeld, die met het algemeen belang in rechtstreeksch verband staat. Het betrof eene klacht ingediend tegen de Maatschappij tot exploi tatie van Staatsspoorwegen, over het te laat aan komen van treinen. Niet minder dan vijf delicten in de maanden November en December waren aangewezen en een aantal getuigen opgekomen om deze te staven. Het Openbaar Ministerie, waar genomen door den Substituut-Officier Mr. Hanlo, nam de feiten als bewezen aaD en requireerde eene veroordeeling tot vijf geldboeten, ieder van f 100, subsidiair 1-1 dagen gevangenisstraf voor elke boete en voorts in de kosten van het geding. Als advocaat van den beklaagde trad Mr. J. H. De Laat de Kanter op, die beweerde dat het te laat aankomen van treinen niet strafbaar gesteld is en in geen geval de beklaagde daarvoor aan sprakelijk kan worden geacht, concludeerende, dat de beklaagde dan ook niet schuldig zou worden verklaard en secundair dat bij een tegengesteld sustenu omtrent het eerste punt, de beklaagde als niet strafschuldig zou worden vrijgesproken. Nadat het Openbaar Ministerie had volgehouden, bij repliek, dat de uren van aankomst door den Minister vastgesteld zijnde, hier wel van overtre ding van wetsartikelen sprake was en de directii daarvoor aansprakelijk moest worden gesteld, betoogde de advocaat van de beklaagde in zijne dupliek, dat de zekerheid der reizigers eischte, dat het sustenu van het Openbaar Ministerie niet opging, en dat het ook aanleiding zou kunnen geven dat het voorschrift omtrent de aan te wen den snelheid werd overtreden. Over S dagen zal de rechtbank uitspraak doen. De Arrond.-Rechtbank te Utrecht heeft de Rijn spoorweg-Maatschappij, geheel overeenkomstig den eisch van den heer Doude van Troostwijk, veroordeeld om het contract tot het doen ophouden van alle treinen aan het station Nieuwersluis behoorlijk na te leven, en, voor zooverre zulks van haar afhangt, ook den eersten trein van Amsterdam naar Rotterdam tot het op-en afladen van personen aldaar le doen ophouden, met boete van f 25 daags, als zij na de beteekenis van het vonnis daaraan uiet onmiddellijk voldoet, en met gelijke som als schadevergoeding voor iederen dag dat zij sedert 5 Nov. in verzuim is; voorts iD de kosten van het geding. Aan het U. Dagblad schrijft de heer Mr. ,J. N. Van Hall, secretaris van het Nederlaudsch Too- neelverbond het volgende: Verschillende dagbladen behelzen dezer dagen een zoogenaamd programma van het Nederlaudsch Tooneelverbond. Ofschoon er onder de in dat stuk vermelde middelen tot verbetering vau het tqoneel zeker veel voorkomt, wat de aandacht verdient, wensch ik te constateeren, dat dit programma niet door het voorloopig verbondsbestuur is vastgesteld, veel minder publiek gemaakt, eu dat de opneming daarvan in de dagbladen waarschijnlijk aan een misverstand te wijten is. Zonder op een te nemen besluit vooruit te loo- pen, meen ik nu reeds te mogen mededeelen, dat hij de meerderheid vau de voorioopige commissie (zoo niet bij de geheele commissie) dit denkbeeld op den voorgrond staat, dat de stichting van eene tooneelschool, of althans de voorbereiding daar van, aan alle andere maatregelen moet voorafgaan. De commissie zal ongetwijfeld, zoo spoedig haar dit doenlijk is, gaarne hare incening uit spreken over de beste wijze, waarop eene derge lijke school tot stand is te brengen, ten einde daarna hare plannen aan het oordeel der leden vaD het verbond te onderwerpen. Ik verzoek de dagbladen, die het zoogenaamd programma mededeelden, ook aan deze regelen 1 een plaats te willen inruimen. Z. M. heeft den heer G. VV. Schroder erkend en toegelaten als consul der Vereenigde Staten van Venezuela te Amsterdam, en zulks op den voet van Nederl. onderdaan. Z. M. heeft goedgevonden, bij het wapen der artillerie: 1". te benoemen: bij den staf van het wapen, tot 2den luit.-magazijnm. der art. 3de kt. te Woudrichem den serg. J. Scheppers, van het 2de reg. vest.-art.2". in rang en betrekking te verplaatsen naar Naarden, den aapit.-magazijnm. lste kl. J. G. Bosch, te Willemstad; en naar Willemstad, den lsten luit.-magazijnm. 2de kl. A. A. Reyns te Woudrichem. De audiëntie van den Minister van Marine zal op aanst. Vrijdag, 14 dezer, en die van den Min van Binnenlandsche Zaken,,op Zaterdag 15 Jan., niet plaats hebben. UIT EGYPTE. (Vervolg.) Den volgenden dag gingen wij per rijtuig naai de plaats alwaar vroeger het beroemde Heliopolis heeft gestaan. De zetel van de vroegere Egypti sche wijsheid en wetenschap, een stad beroemd door haren zonnetempel, alwaar om de vijl hon derd jaar de vogel Phoenix uit Arabiaverscheen, om zich op een altaar van wierookstruikjes te branden en uit zijne asch weder verjongd op le

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1870 | | pagina 1