N°. 3040. Zaterdag A». 1870. 8 Januari. Feuilleton van liet „Leidsch Dagblad". GE daill. )RT[ LGIDSCH LRNJ com DAGBLAD. i, zij! Till iRDI1 de at or bt PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maanden3.00. Franco per post3.85. Afzonderlijke Nommers0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVERTENTIEN, Voor iederen regel0.15. Grootere letter naar de plaatsruimte die zij beslaan. reiei C. A ƒ6.81 leiden, 7 Januari. LEIDER EN DE ZORG VOOR DE ALGE- MEENE GEZONDHEID. II. Wanneer men vraagt naar den invloed, die verbetering van de. eerste levensvoorwaarden voor den mensch op zijn gezondheidstoestand heèft, dan kan men op twee wijzen deze vraag beantwoorden. ilen kan in de eerste plaats op wetenschappe lijke gronden aantoonen, welken invloed de in ademing van bedorven lucht, het gebruik van bedorven water, op den mensch noodzakelijk moet uitoefenen. Men kan de werking van beiden op ons lichaam nagaan om daaruit tot de zekere conclusie komen, dat evenais het gebruik van een bepaalde hoeveelheid rattekruit, zoo ook deze een doodelijke werking op den mensch hebben. Doch sterker sprekend voor ieder zijn voor beelden. En Engeland levert hier de meest ver rassende uitkomsten op. Het is al vele jaren geleden, dat daar aan de orde van den dag was, wat thans hier te lande een. punt van ernstige overweging uitmaakt. Men merkte op, hoe in sommige steden, in sommige districten de sterfte zooveel grooter was, dan in andere, en men deed de vraag: waaraan dit verschil was toe te schrijven? Was het soms een hoogere beschikking dat hier jaarlijks 50 van de 1000 ingezetenen ten grave daalden, ginds slechts 80? Doch hoe was dit aan te nemen? En ware dit niet het geval, ware werkelijk door midde len die den mensch ten dienste stonden, de sterfte te verminderen, dan was het plicht van allen, dan was het ook 't voordeel van allen, om die middelen aan te wenden. Zoo redeneerden de praktische Engelschen en zij togen aan het werk, zij. gingen aan het opzoeken van de kwaal. Geen land der wereld evenaart Engeland in het doen van een dergelijk onderzoek. De meest uitge breide, de meest nauwkeurige nasporingen wer den in alle deelen van Engeland gedaan, om tot de kennis der toestanden te komeD, alles wat op den gezondheidstoestand van invloed kon zijn, werd met de uiterste zorg verzameldin 't kort, wat de Gezondheidscommissie in onze stad met zooveel ijver voor Leiden in de twee laat ste jaren gedaan heeft - een dergelijk onderzoek werd over geheel Engeland, Ierland en Schotland ingesteld. Het was in 1S39. Men verkreeg de meest ze kere resultaten. En het bleek duidelijk, dat én de slechte toestand der riolen, en het gebrek aan goed water voor een groot deel schuld wa ren aan de treurige toestanden die men op vele plaatsen aantrof. .Toch verging er nog menig jaar, eer algemeen de hand ernstig aan het werk werd geslagen, hier en daar gaf men een loffelijk voorbeeld, doch op vele plaatsen zeide men: wij kunnen het niet betalen. Toen kwam de cholera. Een alge- uieene paniek vervulde het land: strenge wetten werden gemaakt, en van dien tijd af aan werd overal de noodzakelijkheid ingezien om in de eerste plaats voor deze twee dingen te zorgen: verwijdering van alle fecale stoffen uit het be woonde gedeelte der steden, en toevoer van goed drinkwater. Met energie ging men aan het werkde kleine plaatsjes ontzagen zich niet betrekkelijk zeer aanzienlijke sommen daarvoor uit te geven: voor steden van 5000 tot 16,000 inwoners bedroegen gemiddeld de algemeene kosten 10,000 a 15,000 pond sterling of ƒ120,000 a ƒ180,000, terwijl de werken die ieder huiseigenaar onder en in zijn eigen huis moest maken, gezamenlijk nog eens deze som kostten. En wat waren nu de resultaten In die plaatsen, waar de toestand grondig is verbeterd, zijn waarlijk in weinige jaren de uit komsten verrassend geweest. Wij vinden reeds in 1S60 opgeteekend dat in 50 steden, waar dit plaats had gehad de sterfte belangrijk en geregeld was verminderd. In plaatsen waar vroeger de iterfte 35 per per duizend inwoners bedroeg, daalde zij tot 28 van 33 tot 25, van 26 tot 22 ja tot 17, en dat over een reeks jaren, waarin voor het overige in Engeland de sterfte op gelijke hoogte bleef. En toen de cholera in 1S53 weder dit land bezocht, werden er merkwaardige feiten geconsta- treerdzoo onder meerderen in de twee steden Newcastle a/d Tyne, en Tynemouth, die zeer dicht bij elkander liggen; in beide deze plaatsen had de Cholera van Ï848 groote verwoestingen aangericht. In Tynemouth nu had het gemeente bestuur na 1S48 met ijver en met voortvarend heid die verbeteringen aangebracht, die door de wetenschap werden noodig geoordeeld, maar in Newcastle had men stil gezeten. Waarschijnlijk had het gemeentebestuur geoordeeld dat de kos ten te hoog waren. Mogelijk was het ook van de leer, dat de mensch in deze niets vermag. Doch de cholera'kwam in 1853 terug; in New castle stierven 2000 der inwoners aan deze ziekte, en in Tynemouth? Slechts tien. Dit alles, met nog vele voorbeelden meer, staat beschreven in de ollicieele rapporten, die in En geland ziju opgemaakt. KOLONIALE ARCHIEVEN. (Ingezonden). Hoe dikwerf is niet de klacht geuit over de weinige zorg die men in vorige eeuwen voor het bewaren van belangrijke papieren aan den dag legde. Hoe dikwerf is niet geklaagd over de wei nig goede trouw dergenen wier ambt het bewa ren van archieven medebracht. En hoe dikwijls zijn ons bij belangrijke veilingen van handschrif ten geen stukken voor het hoofd gesprongen die nooit onder den hamer hadden belmoren te wor den gebracht, en die ook nooit uit de archieven, waar zij eenmaal deel van uitmaakten, hadden behooren te komen. Dat dit in vorige eeuwen gebeurde toen er geen controle was, en er bij archieven een stel sel van geheimhouding, de meest zekere weg om alles verloren te laten gaan, bestond, kan men begrijpen. Maar dat het ook thans nog zon kunnen plaats vinden, nu men de waarde dier papieren heter heeft leeren kennen, gaat minder gemakkelijk. En toch schijnt het zoo. In den laatsten catalogus namelijk welken Nijhoff te 's-Hage uitgegeven heeft (n°. 116) komen (bi. 2133) voor: Alanuscrits concernant les possessions Néerlandaises dans les Indes-Orientates, 15981848, eene verzameling waar vele ollicieele stukken onder voorkomen, die uit de archieven moeten {plicht zijn. Want zoo dat het geval niet is be grijpen we niet hoe ze hier te lande, komen. Particulier eigendom zijn de meeste dier stukken niet, en het zou al te krankzinnig zijn te den ken dat de er bij betrokken besturen deze stuk ken hebben opgeruimd. Het archief van den kerkeraad te Batavia heeft voor die stukken een goed contingent geleverd. Niet alleen eene in den catalogus höogst belang rijk genoemde verzameling van aan hen gea dresseerde brieven en stukken van de kerkbe sturen van Jaffanapatnam en van Ceylon uit de zeventiende eeuw, of Bataviasche kerkorderen van 1628—1726 die tot het archief behoord heb ben, maar de ollicieele rollen der ledematen en rapporten aangaande de hervormde gemeenten van Onrust, Bantam, enz. van 16841716, ja zelfs het officieel notulenboek van den Kerkeraad te Batavia van 18111845, komen in den cata logus voor. Van de Oost-Indische Compagnie komen er ook merkwaardige stukken voor, o. a. een paar belangrijke registers, maar verreweg de meeste stukken zijn officieele verslagen, overzichten, sta tistieken, brieven, enz. van Bantam, Benkoelen, Palembang, Borneo, Sumatra, enz. alle uit onzen tijd, waarvan we er hier eenige willen opgeven. Twee verslagen van De Stuers aangaande den toestaDd van Sumatra's Westkust, een over 1824 en een over 18191828. Dan nog een van Elout over de residentie Sumatra's Westkust van 18321833. Alle drie origineel en onderteekend.| Eene statistiek der residentie Bantam, over 1820 en 1821, door den resident opge maakt. Een officieel, onderteekend verslag aan gaande de handelingen van den resident ter westkust van Borneo Van den Dungen Grono- vius, in 1829 aan den commissaris-generaal van Neêrl.-Indië ingediend, benevens copieboeken van zijne briefwisseling met het Indisch be stuur, met bijvoeging van de ollicieele er op ingekomen antwoorden, over 18291832. Verschillende brieven e. a. ollicieele stuk ken betrekkelijk de residentie Sambas van 18311840, uit het archief van den assistent resident aldaar afkomstig; waarhij NB. een oorspronkelijke geheime orderbrief van het Indisch gouvernement aangaande James Brooke. Een bericht over de gebeurtenissen te Benkoelen, in 1833 aan den gouverneur-ge neraal ingediend, en verslagen over die resi dentie over 1834, 35 en 36. Een officieel, onderteekend algemeen verslag van de Lampongsche districten over 1836. Een algemeen door den resident opge maakt verslag van Banjoemaas over 1S3S. Een algemeen overzicht der Indische administratie over 1837, welk officieel verslag door den lateren minister Hasselman is op gemaakt. Men ziet het, de meeste van de hier opge noemde zijn de officieele bij het gouvernement ingeleverde stukken, maar we vragen hoe die uit de archieven gekomen zijn? Onleesbaarheid waardoor vroeger vele belangrijke papieren zijn weggeraakt, kan men deze stukken die tusschen 1820 en 1840 vallen en voor de koloniale geschie denis van onzen tijd onmisbaar zijn, toch wel niet ten laste leggen. Bakhuizen Van den Brink heeft een einde ge maakt aan het verder verloren gaan en bestelen van het oud-koloniaal archief, waardoor het thans aan De Jonge gegeven is als de geschiedschrijver onzer koloniën op te treden, maar zou men waar men voor het verledene zorg draagt, niet voor het tegenwoordige kunnen waken? Ons doel met dit schrijven is de aandacht op deze handschriften te vestigen en een antwoord op onze vraag te bekomen, eene vraag die we uit belangstelling in de geschiedenis onzer kolo niën doen. S. De geneeskundigen van Leiden en omstreken zullen voorzeker met genoegen vernemen, dal prof. Heynsius evenals ten vorigen jarc eenige voordrachten zal houden over physiologie, en daar mede een aanvang zal maken Woensdag 19 Ja nuari des avonds te acht uren. Z. M. heeft bij de dienstdoende schutterij alhier benoemd tot 2den luit. k ia suite J. Leur Jr. en C. Van Tiel, beiden thans schutter. De Nieuwe Rolt. Cl. bevat een eerste artikel van Prof. H. P. G. Quack, en wel over de optre ding van het ministerie Ollivier in Frankrijk. De hoógleeraar brengt aan de lezers van de A'. R. C. hierbij de blijde tijding, dat hij zijne studiën over buitenlandsche politiek van een ge liefd terrein naar de kolommen van de A'. R. C. overbrengt. De Slaals-Couranl van heden bevat het tweede verslag van de commissie, iu 1869 belast met het afnemen der natuurkundige examens. Het resultaat van het examen was als volgt: Er hadden zich 16 candidaten voor deze zitting aangemeld, waarvan 15 reeds in de vorige zit tingen van dat jaar waren geëxamineerd. Van deze 16 moesten 3 het geheele examen, de overi gen een grooter of geringer gedeelte daarvan af leggen. De drie eerstgenoemden trokken zich alle gedurende het examen terug. Van de overigen werden 6 toegelaten. eenit; pCt 5 li jeescl 34% m Amt I' fi* l| 3/BJ p' kor Itf .j Rotfc 12.- Plat tadht Bi pot! KORNELIS PLANKi NOVELLE DOOK Hi. TILLEMA. (Vervolg.) „Wat zeg je, heeft die vent ook al gezeten?" vroeg van Nesteren, wiens oogen van blijdschap schitterden. „Vast gestolen hé?" De milicien, bij wien de werking van den sterken drank zich duidelijk begon te openbaren, deed hierop een verward verhaal, dat. niet in den smaak van den korporaal scheen te vallen. „De kerel is in elk geval en 't is aan zijn druipstaartige bakkes wel te zien een ontslagen tuchthuisboef, en zoo ieuiand is niet waard de militaire wapens te dragen," zei Van Nesteren, terwijl hij opstond en vol trotsche zelfvoldoening deD sabelriem vastgespte. „De korporaal zal toch, hoop ik, niet zeggen, dat hij van mij weet, dat" „Ben je bezopen vent!" viel Van Nesterenden milicien in de rede. „Een oud gediende weet waar hij staan moet," vervolgde hij, terwijl hij de laatste sigaar van den traktant opstak en van dezen vergezeld de gelagkamer verliet. ,,'t Is goed, dat ik het weet, wij zullen den vent wel opknappen," bromde Van Nesteren, toen hij weer in de kazerne was. „Zoo'n kerel," dacht hij, „laat men nog al kor- poraalsdienst doen." Weldra was bij het kader onderofficieren het gerucht verbreid, dat Plank „gezeten" had. ,,'t Zal wel voor diefstal geweest zijn; de kerel is op 't geld als de duivel op de zielen," meenden sommigen. Van Nesteren had het overbodig gevonden de reden, waarom Plank in handen der justitie geweest was, ruchtbaar te maken. Zoo bleef men hiervan even onkundig, als van de oorzaak, waarom nimmer iets tot een onnut tig doel door Plank besteed werd, die bovendien door 't schoonmaken van de wapenen zijner mak kers gedurig iets verdiende en het op die wijs verkregen geld van tijd tot tijd zijn arme groot moeder voor versnaperingen toezond. „Zeg kamerwacht," zei Van Nesteren, die op een regenachtigen dag op de kamer kwam, tot Dörk, „ridder die boel daar eens wat op." „Och kapperaol, 't kan niks helpen'k heb wel al tienkeer 't wat op eheinmeld, inaor ze gooit dadelek de boel weer over hoop," stamelde Dörk. „Wat bromt die grasneger?" vroeg Van Nes teren. Een algemeen gelach beauwoordde zijn vraag. „Ridder op!" herhaalde Van Nesteren. „Laat de kerel 't zelf doen," fluisterde men den onnoozele toe. „Doo 't zölvers" zei Dörk. „Geen praatjes!" donderde Van Nesteren, die gelukkig het kromme gestamel des onnoozelen niet verstond. Dörk was echter niet te bewegen den hem bevolen arbeid te volbrengen. „Korporaal" zei Plauk, ze hebben den gehee- len morgen den hals op 't onbarmhartigst ge plaagd. Neem hem niet kwalijk. „Hou je inoelschreeuwde van Nesteren. „Waar bemoei jij je mee?" „Allé! aan 't werk, vervolgde hij tot Dörk, wien hij bij den arm vatte. Dörk was echter op dat oogenblik aan een stug geworden paard gelijk. „Wil je 't doen of niet?" brulde van Nesteren wiens aangezicht van toorn gloeide. Dörk gaf geen antwoord, doch een luid gelach der manschappen klonk over de zaal. ,,'k Zal rapport van je maken" zei Van Nes teren. „Korporaal, een woord als 't belieft," zei Plank die druk bezig was een sabel te poetsen. „Wees toch zoo goed den ongelukkige dooi de vingers te zien; wanneer u 't goeddunkt zal ik het werk voor hem afdoen." „Nog al mooier? Waar bemoei jij je inee? Hou jij je bezig met je eigen zaken. Ik zal we ten wat mij te doen staat; of zou je mij den dienst leeren, jij weergasche nieuwelichter!" voegde van Nesteren hem toe. „Zwijg jij tuchthuis1" zeide hij, toen Plank het nogmaals waagde een woord in 't midden te brengen. Dat „tuchthuisboef" was voor dezen te veel. Als een bliksem daalde de sabel op Van Nesteren neer, wiens arm daardoor zwaar gewond werd. Eenige oogenblikken later bevond de dader zich in arrest. „Schuldig aan insubordinatie met verwonding," luidde de aanklacht voor den krijgsraad. „Veroordeeld tot drie jaren gevangenisstraf," klonk het over hem gevelde vonnis. Onder gewapend geleide werd hij na'ai het Militaire Detentiehuis bij Leiden overgebracht.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1870 | | pagina 1