te Utrecht; B. J. Karpesteyn, officier-machinist,
gedetacheerd bij de werf te Amsterdam.
Z. M. heeft aan de volgende heeren verlof ver
leend tot het aannemen van ridderorden hun
door Z. M. den Koning van Zweden en Noorwe
gen geschonken: Mr. Roest van Limburg, minis
ter van buitenlandsche zaken, het grootkruis van
de orde der Poolster; D. De Graeiï, minister-resi
dent in Japan, het kommandeurskruis van de
orde der Poolster; L. Th. Kleintjes, kanselier van
Zr. Ms. gezantschap in Japan, het ridderkruis
der Wasa-orde.
Z. M. heeft den kap. A. J. P. Meyl, magazijnm.
der artill. 2de kl. bij de magazijnen van oorlog te
Naarden, op zijn aanvrage, op pensioen gesteld,
en het bedrag van dat pensioen bepaald op f 1035
'sjaare; den kap. P. W. J. E. F. Leicher, van het
wapen der inf., thans op non act., op pensioen
gesteld, on het bedrag van dat pensioen bepaald op
9S1 'sjaars.
Z. M. heeft den lsten luit.-kwartierm. P. Van
Thiel, van het reg. gren. en jag., benoemd tot lsten
luit.-dir. van het garn.-bosp. te Amsterdam; tot 2de
luit. bij het wapen der inf.bij het 1ste reg., de
sergeanten E. O. Aitton en J. J. G. baron Yan
Voorts tot Voorts, van het instr.-bat., B. J. Beek,
van het corps, G. P. A. Carstens, van het 4de reg.,
mitsgaders den serg.-maj. S. P. J. Langeraap, van
het 3de reg.; bij het 2de reg., de sergeanten J. P.
Wrede, J. L. Yan Teylingen en P. P. W. Yan der
Paardt, allen van het instr.-batbij liet 3de reg., de
sergeanten E. G. Winckel, van het 7de en I. J.
Wieringa, van het 8ste reg.bij het 4de reg., de
sergeanten J. A. C. Apol, van het instr.-bat., J. G.
A. lugenluyfl', van het corps, J. S. Yan Agthoven,
van het reg. gren. en jag., en J. P. Prince, van liet
7de reg.; bij het 5de reg. de sergeanten H. C. Brandt,
van het 7de, 11. W. Nijenhuis, van het lBte, F. D.
N. Van Elten, van het 7de reg., C. Van Crans, van
het instr.-bat., en W. L. Maan, van het corps; bij
het Gdo reg. de sergeanten J. W. L. Verweyde, van
het corps, H. J. Dijckmeester van het 7de, en J. P.
Van der Hoff, van liet 4de reg.; bij liet 7de reg.
do sergeanten A. Van Veen on J. L. M. Van der
Ymne, van het corps, en J. W. Van Rhienen, van
het 4de reg., den serg.-titul. Smeding, van het
8ste reg., mitsgaders de sergeanten A. C. Verbeek,
van het corps, en H. W. Mortjé, van liet reg. gren.
en jag.; bij bet 8ste reg. den serg.-titul. J. W. Vau
Bergen, van liet 1ste en sergeant J. J. Groenendaal
van het 7de reg.tot 2de luit. bij het wapen der
cavaleriebij het 1ste reg. huzaren, den wachtm.-titul.
Jhr. C. baron Van Asbeck, van het corps; bij het
2do reg. huzaren, de wacbtm.-titul. W. A. Storm
do Grave, W. J. J. Brantsma en A. A. graaf Van
Limburg Stirum, allen van het 1ste reg. huzaren
bij het 3de reg. huzaren, den wachtm.-titul. A. W.
H. K. Andrea), van het 2de regiment.
's-Graveniiage, 4 Januari. In dc op heden ge
houden zitting van den gemeenteraad heeft de
burgemeester de zitting geopend met eene breed
voerige toespraak, waarin hij het gebeurde in
het vorige jaar en de zaken die nog afdoening
vorderen, herinnerde; terwijl hij ten slotte het
vertrouwen van den Raad, dat hij op hoogen
prijs stelde, inriep. Uit die rede blijkt o. a. dat
de waterleiding en het rioolstelsel steeds onder
werpen blijven van de aanhoudende zorg van
Burg. en Weth.; dat wat het eerste betreft, eer
lang eene beslissing kan worden tegemoet gezien,
terwijl nopens het tweede, het raadzaam te ach
ten is eerst nog eenige proefnemingen op groote
schaal te doen alvorens tot het aanvragen van
belangrijke geldsommen, waarvan verhooging van
belasting het gevolg zal moeten zijn, over te
gaan; dat voorts de pijpwelboringen goed geslaagd
zijn; dat het aantal nieuwe woningen toeneemt
en in weerwil daarvan de huurprijzen hoog
blijven, ten gevolge van de toeneming zoowel
van de bevolking als van personen uit andere
steden; dat definantieele toestand gunstig is; dat
er veel gedaan is tot verbetering der passage in
sommige druk bezochte gedeelten der stad; dat de
spoorweg den Iiaag-Gouda, waardoor de residentie
aan het Europeesch spoorwegnet wordt aange
sloten, in de eerste dagen van Mei zal worden
geopend; dat volgens de jongste volkstelling de
bevolking meer dan SO,000 zielen beloopt, zoodat
eerlang het getal raadsleden met twee zal moe
ten worden vermeerderd; dat alle openbare in
stellingen van lager en middelbaar onderwijs in
bloeienden toestand verkeeren en de aanwas
van leerlingen op de hoogere burgerschool zoo
danig is, dat uitbreiding van localiteit noodza
kelijk wordt. Deze rede werd met toejuichingen
begroet.
Vervolgens zijn eenige aan de orde gestelde
onderwerpen van meer ondergeschikt belang
aangenomen; waarna in behandeling kwam het
voorstel van Burg. en Weth. tot toekenning van
een subsidie aan den Kon. Fransclien Schouw
burg, tot een bedrag van f 15,500. Daar
tegenover stond een amendement van den heer
Eyssell, om dat subsidie te bepalen op f 10,000,
terwijl ook nog twee andere voorstellen werden
gedaan, deels betrekking hebbende op subsidie,
deels op de wijze van beschikking over het ge
bouw tot het doen geven van voorstellingen door
andere gezelschappen op andere avonden dan
voor het Fransch tooneel afgezonderd, wat ook
wel lag in het voorstel van Burg. en Weth., maar
volgens den heer De Pinto minder duidelijk
omschreven was. De slotsom der vrij langdurige
deliberatiën is geweest dat alle amendementen,
waaronder dat van den heer Eyssell, om het
subsidie op f 10,000 te bepalen, zijn verworpen
en ten slotte het voorstel van Burg. en Weth.
(subsidie f 15,500) werd aangenomen met 25
tegen 9 stemmen.
Rotterdam, 4 Januari. Hedenmorgen is van hier
naar Vlissingeu op transport gesteld eene jonge
dienstbode, gisterenmiddag alhier per Middel-
burgsche stoomboot aangekomen, doch door de
politie opgewacht, afgehaald en in verzekerde
bewaring genomen; als hebbende zich aan een
niet onbelangrijken diefstal van geld schuldig ge
maakt; verschillende gouden en zilveren munt
speciën, alsmede goederen door het gestolene
geld aangekocht, zijn bij de aangehoudene be
vonden, die dan ook haar misdrijf heeft beleden.
Sommelsdijk, 3 Jauuari. De Rederijkers-Kamer
„Veredeling", te Sommelsdijk en Middelharnis,
zal in de bewaarschool alhier aanstaanden Vrijdag
een opvoering geven van het stuk, getiteld: „De
Boodschapper of Loevestein in 1570." De entree
gelden ad 0.50 per persoon zullen zijn ten voor-
deele van de weduwen en weezen der onlangs
verdronken visschers van Vlaardingen.
Zekere A. d. P. is hedenmorgen alhier in
een welput gevallen en niettegenstaande spoe
dig hulp werd verleend, levenloos daaruit opge
haald. Hij leed aan zenuwtoevallenmen ver
moedt dus, dat hij, water willende scheppen, een
toeval kreeg en voorover is gevallen.
Utrecht, 5 Jan. LI. Vrijdag had alhier in eene
plechtige openbare terechtzitting van het hoog
militair gerechtshof de beëediging en installatie
van het nieuw benoemde lid, den schout-bij-nacht
I. E. De Man, plaats.
Omtrent den moordaanslag Zondagavond op
het fort aan het Vossegat gepleegd, deel het Otr.
Dbl. bij gebreke van uit zekere bron geputte be
richten nog het volgende mede: In het woon
vertrek zaten aan eene tafel de fortwachter R.
Lubbers, zijne vrouw, het Sjarig zoontje en zijn
zwager Sunderman, terwijl de vrouw van laatst
genoemde aan de wieg bij het kind zat; eens
klaps kwam door een ruit van het raam een
kogel, die den fortwachter in het linkeroog trof
en achter het oor uitkwam; dadelijk volgde een
tweede schot dat de bil van Sunderman ver
wondde, terwijl een derde over de wieg door
de deur van de slaapkamer gingde moordenaar
kwam spoedig, gewapend met een blinkend voor
werp, in het woonvertrek maar koos het hazen
pad, toen hij zag, dat de beide mannen nog ge
noegzame krachten bezaten, om zich tegenover
hem te kunnen stellenmen besloot om, ieder
man gewapend met een geladen geweer, de
vrouwen en kinderen in veiligheid te brengen
bij den in de nabijheid wonendeu landman Meijer,
die hen met zijn rijtuig naar Utrecht liet bren
gen, waar de heelkundige, de heer Van Dugteren,
verklaarde dat de wonden voor het oogenblik
niet doodelijk waren en dat de kogels uit een
revolver moesten zijn. Door de politie is gisteren
een persoon te Utrecht in arrest genomen, die
door Sunderman als de vermoedelijke dader is
aangewezen en wiens verwarde antwoorden eeni-
gen grond geven, om hem voor den schuldige te
houden: hij was in beschonken toestand; 't is
een gepasporteerd soldaat van het 8"* reg. inf.
en geheel onbekend aan de familie Lubbers.
Volgens een andere lezing is de vermoedelijke
dader een huzaar.
Deventer, 6 Jan. Alhier heeft aan het bureel
van het station van den Staatsspoorweg een bru
tale diefstal plaats gehad. Een lade is openge
broken en daaruit de kas ontvreemd ten bedrage
van f 90. Tot heden is de dader van dien stouten
diefstal nog niet ontdekt.
INGEZONDEN.
's Gravenhage, 4 Januarij 1870.
Den Heer mr. J. T. BUYS,
Hoogleeraar te Leiden.
Mijnheer
Naar aanleiding van uw artikel „een woordenrijk
parlement" in het laatste nummer van „de Gids"
acht ik mij verpligt, een woord tot u te rigten.
Mijn doel is eensdeels zelfverdediging, anderdeels
de vervanging, zoo mogelijk, van een onvrucht
baar dispuut door een voor het land gewigtig
onderzoek. Beide doeleinden maken het noodig,
publiciteit aan dit schrijven te geven, weshalve
ik het u door middel van het dagblad uwer
woonplaats doe toekomen.
Omdat ik er persoonlijk in betrokken was,
heb ik met belangstelling het in een paar cou
ranten gevoerd dispuut gevolgd over de vraag,
hoe ik uit een politiek gezigtspunt, geklassificeerd
moest worden. Want, hoewel ik dezelfde, bleef,
al bragten de geleerden mij tot eene verkeerde
species, moest ik er prijs op stellen, rigtig beoor
deeld te worden. Het deed mij daarom genoegen,
toen na korter of langer bekijkeD, allen het er
over eens werden, dat ik niets vroeg, 't welk
niet in een liberaal programma op zijne plaats
was.
Ik kom er dan nu ook niet tegen op, dat gij
tot dezelfde conclusie komt, maar alleen tegen
hetgeen gij omtrent mij op p. 100101 schrijft.
„Hij" (mr. van Houten), schrijft gij daar, „be-
„gon toch met de vergadering oplettend te ma
nken op het feit, dat het toeval hem eene plaats
„had aangewezen op de achterste bank aan de
„linkerzijde van de zaaleen toeval, waarin men
„een voorteeken zou kunnen zien, dat hij voor
„zich naar romeinsch gebruik bereid was te
„aanvaarden. Dat uit die woorden de toeleg
„spreekt om zekere scheiding te constateeren, kan
„moeilijk geloochend worden, maar juist daarom
„is de vraag geoorloofd of het al ware het slechts
„ter voorkoming van misverstand niet beter
„is te wachten, dat eene bestaande scheiding uit
„daden spreekt, dan haar reeds dadelijk als een
„stellig feit aan te kondigen? Wie het noodig
„keurt in eenige vergadering het bericht voorop
„te zenden, dat hij tot deze of gene richting
„behoort, openbaart op die wijze zekere vrees,
„dat de daden die volgen moeten, de bewuste
„richting niet duidelijk genoeg aan het licht
„zullen brengen."
Zulk eene voorstelling, hier en daar in den
verderen loop van uw artikel aangevuld, door
een man als gij zijt en in een tijdschrift als de
Gids, mag ik niet onopgemerkt laten voorbijgaan
te minder, omdat zij alleen op eene onnaauwkeu-
righeid uwerzijds berust.
Ten bewijze is het voldoende de door mij ge
bruikte woorden te herhalen. Daaruit blijkt, dat
wat ik twijfelachtig stelde, niet was, of mijne be
ginselen liberale beginselen waren, maar pehc
mijne liberale beginselen ontwikkelende Ï],-A\gen,
ministerieel was; en voorts dat de toespc, vau het r
in geheel andere bewoordingen, dan gij ni|a(j Burgt
den mond legt, op de mij door het toeval ;30ralsnog
gewezene plaats in mijn rede slechts diende.erken
mijne verhouding tot de antiliberale rigtii1(jei. hoi
duidelijk te maken. Ik zeide: t
„Ik heb in deze algemeene beschouwingei;enaallt,a
„woord gevraagd om eenige punten van zeer Sjpjaatst,
„meen belang te bespreken. Of mijne zienswn afgep
„ten aanzien van die punten overeenstemt ,p? (jat
„die van de Regering, weet ik niet met ze£j„ gur
„heid te bepalen. Maar dit weet ik wel, u>° fieze
„wanneer zij afwijkt van die der Regering
„mij evenwel niet nader brengt tot de and^ 0pg
„rigtingen in deze Kamer. (e waa]
„Het toeval heeft mij deze plaats aangewez^ Let B
„verwijderd van het centrum der Kamer, beijenr te
„echter nog verder verwijderd van de zetels we..egen z
„door de klerikalen en conservativen zijn H n vap
„nomen. Naar Romeinsch gebruik zou ik zegyaar
„accipio omen." ,;ng
Tot zoover ter zelfverdediging; thaDs het tw&eefj f0C
punt. Het betreft het standpunt, waarop g>aQ
bij het schrijven van uw artikel plaatstet. My0ike e
hadt gij bij uw kritisch overzigt der begrootiians vai
discussiën een vruchtbaarder gezigtspunt kuni.Qmt iie
kiezen. Het is eene weinig belangrijke vraa°yJ ;s v
een lid der Kamer „geavanceerd liberaal" of ve beo-i
„liberaal" moet genoemd worden, maar daartenjCTjng
tegen zijn het voor 's lands belang hoogst gew,cer jk
tige vragen, of de door de liberalen in het ls,e3t acl
gesteunde regering, die geroepen is in de eeriaarme,
plaats hunne beginselen in toepassing te brenojji^gpi
de daad bij het woord voegt; of de Regerig,,^ jr
wanneer zij het niet doet, alle volksvertegtj(,evale
woordigers, die aan liberale kiezers hunne n,ecft h<
kiezing te danken hebben, tegenover zich vin^ggj
en, wanneer zij het wel doet op hun aller stej(jeraje
kan rekenenen of dus zij, die met u j
gen: „moge men slechts in 1870 bij het woc-,p,reno
„de daad voegen, want het in magnis voluisse n/ieuwe
i,est is allerminst voor politieke partijen gesch'^g Vr
„ven" (p. 115), eene geregtvaardigde verwachti!iau p
of slechts eene optimistische hoop uitsprek^vaar01
Die vragen zijn waardig door een op een Zygorge
hoog en onpartijdig standpunt geplaatst beogen y
deelaar als gij behandeld te worden, en vo^en,
dat onderwerp levert het begrootingsdebat rijijg er
stof. liberal
Misschien gevoelt gij u opgewekt, om in etroffei
volgend nummer die meer belangrijke punten
behandeling te nemen, wanneer gij bedenkt, dij
gij daardoor, beter dan op eenige andere wij:
den invloed der liberale beginselen op ons stat
bestuur en maatschappelijk leven versterkt, i yjl&
dit toch is evenzeer uw als mijn doel. Meer <1- politii
iets anders is toch altijd te vreezen, dat de naa waar
van liberaal eene niet betrouwbare vlag woregjj p
en daardoor in discrediet gerake. gg
Met bijzondere hoogachting heb ik de e pa(j j
te zijn dinre
Uw Dv. Dr.
s. van houte:
natvr
_A-mstercl»msclie Brieven. Seelt
korte
4 Januari 1870. mee,
Waarde Redacteur, vaue
Daar ik niet verwaand genoeg ben om mij tot O]
verbeelden dat uwe lezers mijn langdurig sli e
zwijgen opgemerkt, veel min nog betreurd he tera:
ben, zal ik mij van alle verontschuldiging oc Ains
houden. Comme si de rien n'était treed ik dus we- pnul
als uw correspondent op met de verzekering d de l
ik u en uwen lezers bij den aanvang van 't nieuv ven,
jaar alles toewensch wat ge zelf maar kuntve'.'dan
langen, behoudens datgene waarin uwe wensche diei
met de mijne in strijd mochten komen, in wel de i
geval ik natuurlijk mij zeiven den voorrang toekei volj
Onder de wenschen, die niet tot deze laatsi gev
„'n Mooie redeneering," dacht een joodsch
koopman.
„Hij heeft immers Jan Karstens vroeger ook
al naar 't leven gestaan," zei de marskramer.
„Jonge wat ie zegt!" vielen eenigen in.
De marskramer achtte zich gelukkig iets te
kunnen uiededeelen van den twist, die na't over
lijden van Jan Karstens tweede- vrouw, tusschen
dezen en Plank had plaats gehad.
De grootste onwaarheden, werden, daar hij
met dc ware toedracht der zaak onbekend was,
voor echte en onvervalschte waarheid opge-
discht.
„Ja, 'k heb er ook al zoo over heuren praoten,"
bevestigde de boerevrouw. „Onze heerschop Klaos,
dce veurgaugen harfst mit 't ienegste machien
van Jan Karstens etrouwd is, is nog vermilie van
de moordenaar."
„Leuf maor, dat ze er 'n boel mit te doop
hebben. En ze hadden 't zoo good mit de jonge
veur," ging ze na eenige oogenblikken voort,
„maar de deugeneet hef nooit willen oppassen.
Hij hef al in de kelonies en ook al op 't oorlog
schip en de in Oost ewest," eindigde ze.
„'t Kan 't wel heuren, 't is 'n deugeneet daor
niks mit te bcgunnen was. Al op 't oorlogschip
en in de Oost ewest!" zeiden eenigen.
„De rechters hadden nao mien oogmaark, daor
wél ter dege op moên letten," voerde de bedaagde
landman aan.
t Is wat moois zoo'n beste jongen in de fa
milie [te hebben. Wie weet wat het Klaas ge
kost heeft, om zijn kostelijken neef weer los te
krijgen" zei de marskramer.
„Ja, ja man, 't geld dat stom is, maakt recht
dat krom is" viel een ander in.
„Is 't niet onvoorzichtig en gevaarlijk zich in
't openbaar zoo over personen uit te laten "i" vroeg
de Jood, toen men opnieuw over den vermeen
den misdadiger begon te spreken. Zijn scherpen
blik had in Planks gelaatstrekken opgemerkt hoe
onaangenaam het gevoerde gesprek hem aan
deed.
„Dat Jeudenvolk hef altied wat vrömds," bromde
de oude landman.
„As 'n Jeude neet over de negotie kan prao
ten, is hij nooit te vreê," zei de boerevrouw.
„Wij spreken over zaken en over geen perso
nen" voerde de marskramer aan.
„Je bent met zaken begonnen en zooals 't meer
gaat met personen geëindigd. De rechtbank heeft
geoordeeld en laat ons met haar uitspraak te vre-
den zijn," meende de Jood.
„Of zol men van zoo'n deugeneet neet zeggen
meugen, wat er van te zeggen is?" schreeuwde
een norsche passagier.
„Hoe licht zou 't kunnen gebeuren, dat in ons
gezelschap een lid der familie van den door ons
besproken persoon aanwezig is, wien ons gesprek
zeer hinderlijk moet zijn," zei de verstandige Is
raëliet.
„Ie bint toch gien vermilie van hum?" spotte
een landbouwer.
Zijn vraag, die door de aan wezeuden voor zeer
geestig werd gehouden, bracht een algemeen ge
lach te weeg.
„Ik zeg maar, dat ie toch vaste gien vermilie
van hum bint," hervatte de snuggere boer, ter
wijl hij mét groote zelfvoldoening de aanwezen-
den toeknikte. „Ikke ten minste neet" hervatte
hij na een poos.
„Ik ook neet; ik ook neet," zei de een naden
ander, behalve Plank die het te druk met een
drie- a vierjarig jongentje scheen te hebben om
acht op het gesprek te slaan.
„Nee, ikke Goddank ook neet," zei de boere
vrouw, die moeite deed haar schreiende zuige
ling in slaap te sussen.
„Ik zou dat woord maar achterwege laten; ik
geloof, dat ge graag in de plaats van je heerschap
of van zijn vrouw zoudt willen staan, die vol
gens je zeggen tot zijn familie behooren" voegde
de Jood haar toe.
„Dat is veur oe 'n vraoge en veur mij 'n wete"
antwoordde de onverbeterlijke, babbelaarste
„Wat denkt zoo'n jeude? Wat verbeeldt li
zuh wel? bromden de aanwezenden, toen dei
zich op nieuw afkeurend over het gehouden gt
sprek uitliet.
't Was eeu uitkomst voor hem, dat men
Veenhoop bereikt had, waar de trekschuiteenig
oogenblikken aanlei.
„Schipper! hier heb je mijn vracht, ik dem
niet verder mee te varen," zei Plank.
„Dat kun ie doon, zoo as ie wilt."
„Waar is dee jongkerel ebleven schipper?" vroc
de boerevrouw, toen de passagiers hun plaatsei
in de schuit op nieuw hadden ingenomen.
„Hij wol neet wieder mee"antwoordde dege
vraagde. „Jonge pas op de line. Weergasche lom
perd!" schreeuwde hij den te paard zittende;
zondebok toe.
„Dat is je vrömd, hij zee dat hij mit hen A-
sen veur" zei ze tot de andere passagiers.
„Ik geloof, dat onze gesprekken hem uiet
vielen. Misschien was hij een vriend of een bloed'
verwant van den persoon, die hier zoo duchti;
doorgehaald werd en 't is niet onmogelijk of h!
was het zelf," bemerkte de jood.
(Wordt vervolgd.)
heii
gek
Da$
De
zo li
plit
Va,
ooi
gei
de
ko
w
on
va
Uc
di
m
te
i/1
P'
di