:Y\ '3035
Zaterdag
Feuilleton vau liet „Leidscli
Dagblad".
A°. 1870.
/T Januari.
LEIDSCi
iuJ
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leiden per 3 maanden.
Franco per post
Afzonderlijke Nommers
3.00.
ff 3.85.
0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DKR ADVKRTENTIEN.
Voor iederen regel0.15.
Grootere letter naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Leiden, 31 December.
Wat wij voor eenige weken over eene verbe-
rde inrichting van het Leesmuseum schreven,
eft reeds dit goede resultaat gehad, dat enke-
hunne gedachten daarover hebben uitgespro-
t). N. heelt in 't breede de gebreken van
bestaande Leesmuseum, zeker niet met de
htste kleuren, geschilderd, en een ander, iemand
geen lid is, heeft op verbetering aangedron-
zijne toetreding in dat geval beloofd, en
nige practische wenken gegeven, om tot de
wenschte hervorming te geraken. Beiden wa
it overtuigd dat de localiteit niet deugt, en dat
buitendien aan de inrichting voor het. tegen
woordige veel ontbreekt.
Hoe nu tot hervorming te geraken? is de groote
lag. Een enkele, dien wi j deze vraag deden, gaf
Cn kort antwoord: „Men krijgt het hier te Leiden
iet gedaan." Een ander zegt: „Het Leesmuseum
ïoet eerst trachten meer leden te krijgen, dan
unnen wij naar een geschikt lokaal omzien,"
ïaar een derde maakte de juiste opmerking, dat
ïen, zoolang het Leesmuseum in dien toestand
erkeert, geen nieuwe leden zal krijgen, dat
ïen dan juist eerst een ander lokaal moet lieb-
en. Een laatste denkbeeld, dat wij hoorden ont-
ikkelen, was dit: Als zelfstandige inrichting
an het Leesmuseum nu niet in een goeden toe-
tand gebracht wordenmen moet trachten het
eenigerlei wijze te verhinden aan een der
lestaande sociëteiten. Er is er vooral een, die
iertoe een uitnemende gelegenheid aanbiedt.
Na al deze uiteenloopende meeningen komen
tot dit resultaat:
1". Aan eene. verbetering van het Leesmuseum
s niet te denken, tenzij men eerst de verzekering
rebbe, dat het ledental door die verbetering be-
angrijk zal uitgebreid worden.
Iets wat in een ingezonden stukje is voorge
teld, achten wij daarom ook in de allereerste
s noodzakelijk: dat nam. het bestuur van
iet leesmuseum vooraf een circulaire, verspreide,
Iwaarbij allen, die bij eene eventueele hervor
ming als leden zouden wenschen toe te treden, ver-
ïocht wordt hiervan opgave te doen. In die circu-
aire zou dan duidelijk moeten omschreven worden
wat een goed Leesmuseum was, aan welke eischen
die moet voldoen. Hetzij wegens het gebrekkige van
het bestaande, hetzij door volkomene onbekendheid
tnet eenig Leesmuseum, gevoelen velen er niet
het gemis van, begrijpen zij niet het genot dat
een goed, aangenaam ingericht lokaal verschaft,
waar men tot 's avonds laat niet alleen al het
belangrijke kan vinden, wat de periodieke pers
te lezen geeft, de dagbladen en tijdschriften, maar
ook boeken, romans zoowel als andere meer we
tenschappelijke werken. Wij zouden wenscheu, dat
ieder, die hier in de stad aanspraak maakt op
den naam van beschaafd man, en beweert aan
zoo iets geen behoefte te hebben, eens kennis
ging maken, met het Leesmuseum te Rotterdam
of te Amsterdam (al is daar het lokaal thans ook
wel wat klein). Wij zijn overtuigd, dat er dan
voor eene bijdrage van f 10 nog zeer vele leden
zouden gevonden worden.
En 2°. Is eenmaal geconstateerd, dat het Lees
museum eene belangrijke aanwinst van leden
door een verbetering kan krijgen, dan komt het
er slechts op aan, om niet te dralen met de uit
voering Veel zal hierbij afhangen van de locali-
teiten, die ter beschikking zijn. Doch het denk
beeld van hen, die zich bij eene sociëteit willen
aansluiten, zonder daarom nog éene vereeniging
te vormen, maar zoo dat de beide inrichtingen
elkander wederkeerig eenige concession doen
dat denkbeeld verdien! in dit geval ernstige over-
i hebben.
Een hoogleeraar aan de Polytechnische School
te Weenen, Dr. Ad. Beer, heeft zich de moeite
gegeven, om in onze taal eene critiek te leveren
op de beide ingediende wetsontwerpen op het
Hooger Onderwijs in Nederland. Alle bepalingen er
van gaat hij achtereenvolgens na. Hoe deze schrij
ver er toe. kwam, om met zooveel liefde een
hem vreemd onderwerp te behandelen kan men
in de voorrede lezenbezig zijnde om van de
inrichtingen voor Onderwijs in Europa een op
zettelijke studie te maken, hield hij zich twee
jaren geleden eenigen tijd in den Haag op, toen
het eerste wetsontwerp op het Hooger Onder
wijs bij het ministerie in behandeling was.
Hij maakte daarna kennis met de beide inge
diende wetsontwerpen, en nu meende hij, dat,
hoeveel goeds er ook voorkomt in 't geen Prof.
Vissering over dit onderwerp schreef, hoe juist
ook de aanmerkingen zijn van den heer Naber,
en die welke in den Spectator zijn opgenomen,
er nog een vruchtbare arbeid overbleef, om na
melijk de wetsontwerpen te onderzoeken met
het oog op hetgeen men huiten Nederland aan
treft.
Al zouden wij niet alles, wat Dr. Beer schrijft,
willen onderschrijven, zoo komen ons toch de
meeste zijner opmerkingen alleszins gegrond voor.
Eenige citaten uit zijn werk, die wij hij eene eerste
doorbladering opsloegen, laten wij hier volgen.
Onze lezers zullen bespeuren dat Dr. Beer vele
der aanmerkingen, door ons gemaakt, deelt.
Over de leervakken op de gymnasiën zegt hij
het volgende.-
„Een tweede voorbeeld van zulk eeu bonte rij
van leervakken in een onderwijswet naast elk
ander geplakt, is mij niet bekend. Een wetge
ver moet zich, durikt inij, een voorstelling maken
van 'tgeen de hersenen van een jongen kunnen
bevatten, maar de paragraaf zooals die daar voor
ons ligt, herinnert onwillekeurig aan die dwaze
advertenties van kostschoolhouders, diemetgroo-
ten ophel melden wat in luin school al niet ge
leerd wordt, en menig ouder is onnoozel genoeg
om op zulk een bombast zijn kind toe te vertrou
wen aan een man, die op zich neemt wonderen
te verrichten en zulke wonderen in een tijdvak
van zes jaren!"
„Men miskent, geheel de bestemming van een
gymnasium, wanneer men ieder maar laat op
geven, wat zijn kind leeren moet. Een gymnasium
is geen restauratie, waar de een biefstuk en de
ander karbonade bestelt, al naar het lust. Aller
lei verwarring, een tal van onaangenaamheden i
zijn het onmiddellijk gevolg van zulk een bepa-
lifig, en op zulk een school kan onmogelijk een- i
heid en orde bestaan. Waarlijk, Nederland zou
eenig in zijn soort wezen, wanneer zulk een
regeling werd ingevoerd."
„In het algemeen is reeds hetsplitsen der exa
mina af te keuren, en het weinige dat daarover
in de „memorie van toelichting" wordt gezegd,
zal zeker niet strekken om iemand daarmee te
verzoenen. Ik geloof niet, dat ik te ver ga, wan
neer ik beweer, dat de ontwerper niet ernstig
heeft nagedacht, welk eeu schadelijken invloed
deze bepalingen moeten uitoefeneii op het geheele
onderwijs op de gymnasiën. Een der eerste ge
volgen zal zijn, dat de leerling zich volstrekt niet
bekommeren zal om die leervakkeu, die hij niet
noodig heeft, d. w. z. waarin hij geen examen
behoeft af te leggen."
„In de eerste plaats moet men vragen, of het
onderwijs in een bepaald vak van veel gewicht
is voor de vorming en ontwikkeling van alle
intellectueele vermogens, en dan komen terstond
in aanmerking de classieke talen, waar zich het
onderwijs in de moedertaal onmiddellijk aansluit;
de hooge waarde van de classieke talen voor dit
doel is door niemand, die op de hoogte was van
het onderwijs, ooit bestreden. Deze leervakken
met de meetkunde, die, wanneer zij goed gedo
ceerd wordt, van niet minder gewicht is voor de
vorming van het verstaud, moeten het middel
punt vormen, waarom zich het gymnasiaal on
derwijs beweegt."
„De hoofdzaak is hier de zucht naar eigen
onderzoek en zelfstandige studie op te wekken,
het oordeel te scherpen, de verbeeldingskracht te
leiden, en men zal toch wel niet beweren, dat
men, al naarmate iemand tot een verschillend
vak wordt opgeleid, daartoe de leervakken ver
schillend moet regelen."
Over het academisch onderwijs
„Uit het geheele wetsontwerp is de ambte
naar te herkennen, niet de man die op de hoogte
is van het onderwijs."
„Men zal na het gezegde ligt begrijpen, dat ik
evenzeer op moet komen tegen art. 34, waarin
de bepaling voorkomt, dat het programma der
colleges door de curatoren wordt vastgesteld. Wil
men er al zulk een college op na houden, dan
begrijp ik niet wat het met deze diugen te ma
ken heeft. Men bcnoeuiL ónder wijzers voor be
paalde vakken, en wanneer men dat dan vol
strekt wil, dan kan uien hun de verplichting
opleggen van elke week een zeker aautal uren
college ie geven; verder kan men moeilijk gaan;
al het overige dient aan de professoren zei ven te
worden overgelaten. Het moet hun geheel vrij
staan in het eene semester dit, in het andere
weer een ander college te houden en dit te re
gelen naar hun goedvinden. Op niet éene acade
mie in Duitschland bestaat zulk een politie-systeem,
en de studenten hebben zich volstrekt niet (e
beklagen, dat er over een of ander belangrijk
onderwerp geen college gegeven wordt
„De bepalingen, die in het hoofdstuk „van de
examina" voorkomen, zijn zonder twijfel karak
teristiek. Men heeft tot nog toe Duitschland en
inzonderheid Pruisen beschouwd als het land bij
uitnemendheid van examen-maniënNederland
zal evenwel de kroon spannen, wanneer dit ont
werp tot wet verheven wordt Het hier aange
geven stelsel van examina is eenig in zijn soort."
„Ik kan de wetgevende vergadering in Neder
land geen beteren raad geven, dan het geheele
examen-hoofdstuk in het wetsontwerp te laten
vervallen, aan de academiën het recht te laten
den doctorstitel te verleenen en de eischen, die
gesteld moeten worden aan hen, die eene staats
betrekking wenschen te bekleeden of een maat
schappelijk beroep te vervullen, bij eene afzon
derlijke wet te regelen. De in Nederland nu
reeds bestaande bepalingen op dit gebied, zijn
van dien aard, dat men met die nadere regeling
zich niet behoeft te overhaasten. Indien men
dezen weg inslaat, dan zullen de examina eel
eenvoudiger kunnen worden dan dit in de wets
ontwerpen Heemskerk en Fock het geval is."
De Burgemeester alhier herinnert de inge
zetenen aan de bepaling, dat geene vuurwa
penen op de straat, uit woningen of op erven
mogen worden afgeschoten, op boete van vijf tot
lien gulden.
Het Bureau van den Burgerlijken Stand alhier
zalopden Januari of Nieuwjaarsdag geopend
zijn van 112 uren.
Hedenmiddag had een persoon, die er ver
maak in scheen te scheppen liet brooze ijs in de
Singelvaart nabij de voormalige Koepoort, eens
te probeeren, het ongeluk er door te zakken; door
spoedig aangebrachte hulp daaruit gered, moest
hij zich voor zijne waaghalzerij vergenoegen uiet
een nat pak huiswaarts te keeren.
Hoewel dit ongeval nu gelukkig is afgeloopen,
mogen zich echter de liefhebbers nog wel wach
ten voor het nog zoo dunne ijs. Het zou anders
zeer goed kunnen gebeuren, dat zij er minder
gelukkig afkwamen.
„Een warm Vaderlander" in het zuiden van
ons land schrijft over de Lorelei van onzen stad
genoot Sicherer, in de N. Brab. Cl. liet volgende
Niet alleen aan alle Duitschers, die eeu ware
en onpartijdige beschrijving van Nederland, zijne
zeden en gewoonten, taal enz. wenschen te lezen,
maar ook aau alle Nederlanders wurdt ten sterk
ste aanbevolen de lezing vau „Lorelei, Plaudereien
über Holland und seine Bewolmer." De schrijver,
C. A. X. G. F. Sicherer, heeft toch daanu niet
alleen de vele dwaze, ergerlijke en onjuiste ge
ruchten, die in het buitenland, vooral in Duitsch
land, over ons Vaderland, onze gebruiken enz.
in omloop zijn, op eene afdoende wijze weder-
legd, maar ook de Nederlandsche toestanden zoo
KORN K LIS PLAN K.
NOVELLE
DOOR
II. T1LI.EM V.
V
Vervolg.)
„Zoolang iemand geen belasting volgens zijn
inkomsten betaald, gaat die vlieger niet op, en
is uwe bewering valsch", schreeuwde een win
kelier hem toe, die daarop door cijfers trachte
aan te toonen, dat een welgegoede niet genoeg,
in de meeste gevallen te weinig en onder enkele
omstandigheden bijna niets betaald.
Belachelijk werd de beraadslaging, toen de
dokter, die sedert korten tijd lid van den ge
meenteraad was, het voorstel deed, een onder
wijzer te benoemen, die de geschiktheid bezat,
oui de leer der verschillende kerkgenootschappen
te onderwijzen. „Wij behoeven" zoo lichtte hij
ziju voorstel toe, „dan geen bijzondere subsidiën
te verleenen en geven dan aan alle gezindten
dezelfde rechten, 't Is misschien" ging hij voort
„het beste middel den kinderen verdraagzaamheid
te leeren, waaneer door deuzell'den mond, b. v.
aan Joodsche kinderen geleerd wordt: Hoor
Israël, de Heer uw God is een Eenig Ileere!
terwijl hij een half uur later aan de confessio-
neelen leertWie niet gelooft, dat God éen in
Wezen en drie in Personen is, wordt verdoemd.
Leert hij aan de kinderen der afgescheidenen de
praedistinatie-leer, die der Remonstranten maakt
hij opmerkzaam op het harde en onhoudbare er
van. Onderwijst hij aan Roomsch-Katholieke kinde
ren geen zaligheid buiten de alleen zaligmakende
kerk, eenige dagen daarna leert hij aan protestan
ten, „dat de paapsche mis vervloekte afgoderije is."
Zeer ontstemd kwam de burgemeester te huis.
„Met die lomperds is niets aan te vangen,"
zei hij tot zijne gade, toen hij haar verslag deed
van 't geen in den gemeenteraad besproken was.
„Wanneer het wetsontwerp op het lager on
derwijs, waaraan door onze geestverwanten zoo
lang gearbeid is, eens door de onzen in de Tweede
Kamer gebracht wordt, zal 't zekerlijk een gun
stig onthaal vinden, en zal een behoudend mini
sterie de stijfhoofdige plebs, wel tot hun plicht
weten te brengen," troostte zij.
„Er moet eerst meer agitatie verwekt worden;
van alle kanten moet men met grieven en klach
ten tegen de staatsschool voor den dag komen
adressen van duizenden en tieuduizenden hand-
teekeningen voorzien moeten worden ingeleverd,"
meende haar echtgenoot.
„'t Ongeloof wint veld, 't overwint misschien
nog 't geloof," ging hij na eenige oogenblikken
op somheren toon voort.
„Hoe heeft die materialist weer gefulmineerd,
wat heeft hij de zaken van 't hoogste gewicht
Ironisch voorgesteld en profaan behandeld,"
klaagde hij.
„'t Is profaan, 't is triviaal, 't is godslasterlijk,"
kreet mevrouw toen ze na eenige dagen, bij
wijze van advertentie, in zeker blad las:
"Er wordt gevraagd een hulponderwijzer, die,
behalve in de moderne, talen, ook ouderwijs kan
geven in de leeringen van alle thans bestaande
en nog eventueel ontstane kerkgenootschappen.
Wie het best met de leer van het lrvingisme
bekend zijn, zullen de voorkeur genieten, terwijl
een akte in de wis- en natuurkunde tot aanbe
veling zal verstrekken.
't Salaris aan deze betrekking verbonden, be
draagt vierhonderd gulden.
Voor het geven van les iu gymnastiek, daus-
scherm- en rijkunst wordt een bijzonder hono
rarium gegeven.
Nadere ïnformatiën zijn te bekomen bij den
heer Marlinga med. dr. en lid van den gemeen
teraad te H.
Tot spijt van den burgemeester liet de dokter,
wiens ünancieele omstandigheden, sedert 't over
lijden eener oude tante, zeer verbeterd waren,
't blad, waarin hij de advertentie had doen plaat
sen, gratis verspreiden.
De onderwijzer der gemeente was door een
lichte ongesteldheid verhinderd geworden, de
zoogenaamde kerkspraken, publicatiën en andere
afkondigingen, in het daartoe bestemde huisje
bij de kerk, na geëindigde godsdienstoefening,
voor te lezen, en bad daarom Plank overgehaald,
dien Zondag, dit werk voor hem waar te nemen,
Het toeval, zoo inen het noemt, wilde, dat de
burgemeester die zelden ter kerk ging, juist toen
de godsdienstoefening had bijgewoond. Kon hij
zijn ooren vertrouwen, toen hij de afschuwelijke
advertentie uiet luide stem hoorde voorlezen?
Hevig werd hij verontwaardigd toen vele toe
hoorders luidkeels begonnen te lachen en enkele
hein spottende blikken toewierpen.
Nimmer genoot de dokter giooleren Inunil dan
thans.
Kou de burgemeester hein, door wieu het vuile
DAGBLAD.