N°. 3030, Maandag A\ 1869. 27 December. BERICHT. Feuilleton van liet „Leidscli Dagblad". LEIDSCH DAGBLAD PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maanden3.00. Franco per post3.85. Afzonderlijke Nommers0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVERTENTIEN. Voor iederen regel0.15. Grootere letter naar de plaatsruimte die zij beslaan. Zij, die zich met 1 Januari 1870 op ons blad abonneeren, tegen den prijs van f 3, in de 3 maanden voor binnen, en f 3.85 franco per post, buiten de stad, ontvangen van heden af gratis de nog deze maand verschijnende nummers. Lelden, 21 December. BULTEN LAN DSCH OVERZICHT. Een der armste aan feiten, was de afgeloopen week zeker een der rijkste aan geruchten. Niet het minst was dit liet geval wat Frankrijk be treft. Van daar toch werd bij herhaling gewaagd van allerlei combinatiën, ter vervanging van het tegenwoordig kabinet. Was eerst Ollivier de man, die alleen in staat werd geacht aan den onge- decideerden toestand een einde te maken, later werd hij even onmogelijk geacht, en dat om de alleszins gegronde reden, dat hij bij alle partijen het vertrouwen had verloren; slechts enkele leden van het rechter-centrum wilden met hem zitting hebben, de meesten echter niet; daarna werd van een kabinet Magne-Chévreau gewaagd, maar minder dan eenig ander vond dit gerucht bij iemand geloofen nu, daar de keizer te veel doordrongen is van den slechten indrukdien de vorming van een zuiver administratief kabinet zou hebben, gekozen buiten de kamer om, rest hem niets anders dan Forcade voorloopig te hand haven, nevens die leden van het kabinet, die met hem zitting willen blijven houden; dit be richt is het thans wat de Fransche bladen mee- deelen onder bijvoeging, dat Ollivier het aanbod is gedaan in een zoodanig kabinet eene porte feuille te aanvaarden; maar, hij moge aannemen of niet, uit zijne aanneming zou niets blijken, dan dat hij zich al die moeite gegeven, zich van zijne staatkundige vrienden vervreemd had, alleen om het element Forcade, gekleurd door een eenigs- zins liberalen tint, langeren levensduur te ver zekeren. Het onderzoek der geloofsbrieven loopt ten einde; men verwacht, dat de buitengewone zitting heden (Vrijdag) zal gesloten worden door den min. van justitie, tevens met de mededeeling dat de gewone zitting in de eerste dagen van Januari zal worden geopend. Ook de Cortes in Spanje zijn tot in het begin Ivan Januari gesloten geworden. Bij het einde van dit jaar is de quaestie omtrent de troonsop volging aldaar slechts weinig dichter bij hare op- lossing gebracht. Van hier dan ook in den jongsten tijd weinig meer dan geruchten; in de eerste plaats dat van eene toenadering tusschen dona Isabella en haren zwager, den hertog van Mont- N pensier; 't is te ongelooflijk, ook bij den beken- den innigen haat, waarmede de dona den hertog vereert, dan dat liet. zelfs weerspreking zon verdie nen. Een ander gerucht echter kan waar zijn, met liet oog op de vroeger door Prim afgelegde ver klaring: „de hertog van Genua zal Koning van Spanje worden," namelijk dat, meldende, dat het gouvernement bij de heropening der Cortes een termijn zal vaststellen, na afloop waarvan de can- didatuur van den hertog van Genua zal worden opgegeven, wanneer het Italiaansche gouverne ment niet officieel van zijne instemming met die candidatuur zal hebben doen blijken. Mocht dit dus niet het geval zijn, dan zal men weer van meetaf kunnen beginnen en hebben alle frac- tiën weer vrij spel, om hare candidaten op den voorgrond te plaatsen. Spoedig zal men echter, wat den hertog van Genua betreft, weten, waaraan men zich te hou den hebbe, zoo het zich bevestigt wat uit Italië gemeld wordt. De Gazette van Turin toch deelt mede, dat de zer dagen in een familieraad, door den Koning bijeen te roepen, zal beslist worden, of de her tog van Genua al dan niet de Spaansche kroon zal aanvaarden. Het nieuwe kabinet ondervindt grooten tegen stand in de Kamer, vooral van de zijde van den graaf Cambray-Digny, den vorigen minister van financiën, die hetgeen hij tot verbetering van den finantieelen toestand gedaan heeft vergeleek met hetgeen de heer Sella, zijn opvolger, voorstelde. Evenwel is de voorloopige regeling van den finan tieelen dienst goedgekeurd. Eene quaestie, die in het naburige Frankrijk zeer de aandacht der Wetg. Macht heeft beziggehouden, zal ook in de Italiaansche kamers ter sprake komen. Het minis terie heeft namelijk bij den Senaat een wetsont werp ingediend, om te bepalen welke ambten onvereenigbaar zijn met het mandaat van afge vaardigde. Wat zijne buitenlandsehe politiek betreft, heeft het nieuwe kabinet een blijk gegeven van zijne gezindheid, om met zijne naburen in vrede te leven. De min. van oorlog, de generaal Govone, was de onderhandelaar bij de alliantie lusscheu Pruisen en Italië tegeu Oostenrijk in 1866; om nu het optreden van dien diplomaat niette doen aanmerken als een blijk van verandering in de gezindheid der Italiaansche regeering omtrent de Oostenrijk-Hongaarsche monarchie, heeft de mi nister van buitenlandsehe zaken teWeenendoen mededeelen, dat ook het tegenwoordig kabinet geen inniger wensch koestert, dan de vriend schapsbetrekkingen met de monarchie te hand haven en te versterken. In Oostenrijk zelf is de strijd tusschen de natioualieteiten, de strijd over al of niet hervor ming thans ook in den boezem van het Cislei- thaansche ministerie uitgebroken. Aan de eene zijde staan de ministers Giskra, Ilerbst, Hasner, Breslel en Plener, aan de andere Taaflë, Berger en Potocki. De laatste wenschen dat de onlangs ge opende rijksraad slechts de begrooting en de spoed- eischende wetten in behandeling zal nemen, en dan ontbonden zal worden, opdat vervolgens een nieuwe Rijksraad, speciaal ad hoe bijeengeroe pen het werk der hervorming zal aanvangen. De partij Giskra wil niet op deze wijze te werk gaan, doch alleen eene wijziging in de kieswet brengen, directe verkiezingen invoeren, en nadat daardoor reeds een verbetering in de landsvertegenwoordiging zal gebracht zijn, de zorg voor een verdere vereeniging der partijen aan de toekomst overlaten. Welke der twee gevoelens ten slotte zal zegevieren, is nog niet bekend, doch, mocht de keizer het ontslag der vijf ministers aannemen en Taaflë met zijn beide aanhangers aan het bewind houden, dan is het zeer dubieus of Yon Beust rijkskanselier, kon blijvenin alle punten bestaat er een groot, verschil tusschen dezen, terwijl Taaflë ook in het geheel niet af hankelijk van graaf Von Beust wil zijn. Als ver moedelijke opvolger van Von Beust wordt de minister-president van Hongarije, de heer An- drassy genoemd, die thans zeer vóór het doen van concessiën aan de Slavische bevolking gestemd is. Uit Dalmatie maken de berichten melding van de onderwerping der opstandelingen op de meeste, plaatsen, zoodat die donkere, stip aan den hemel der Oostenrijk-Hongaarsche monarchie spoedi ger zal verdwijnen dan zich liet verwachten. Ongetwijfeld zal ze echter nog wel eens weder komen opdagen, want, bij de prikkelbaarheid der Dalmatische bevolking, niet gewoon aan de orde en tucht, aan de wetten eener beschaafde, goedgeordende maatschappij, is er veel kans, dat de eerste de beste toepassing van de een of andere wet hetzelfde onthaal vindt en dat land nog ge- ruimen tijd een der Achilles-pezen blijft, die de Oostenrijk-Hongaarsche monarchie in zoo menigte bezit. De min. van financiën in Pruisen heeft zijne finantieele plannen zien goedkeuren. De begrooting, door den landdag dezer dagen aangenomen, sluit met een batig saldo van 150,000 th.; het totaal der inkomsten is geraamd op 168,251,372 th., dat der gewone uitgaven 162,252 880 th. en der buitengewone 5,8+8.522 til., uitmakende een totaal-generaal van 168,101,402 th. De discussiën in de Kamer in België bij de begrooting van oorlog gehouden, waren zeer be langwekkend en kenmerkten zich vooral door een geest van afkeer tegen de toenemende uit gaven voor het militarisme. De begrooting werd evenwel aangenomen, evenals eergisteren een ander wets-ontwerp, dat daarmede in nauw ver band staat en dus ook met de verdediging van België. De Kamer heeft namelijk hare goedkeu ring geschonken aan den afstand der Zuider citadel van Antwerpen aan Dr. Stronsberg. Daarna is de vergadering tot 18 Januari ver daagd, na eene commissie te hebben benoemd van elf leden, om den koning de gelukwenschen der Kamer te gaan aanbieden, ter gelegenheid j van het Nieuwejaar. De Tweede Kamer heeft gisterenavond de be handeling der begrooting ten einde gebracht en is daarop op recès gescheiden. De begrooting van koloniën is, gelijk wij hier achter vermelden, met een groote meerderheid aangenomen. De minister van koloniën heeft de redenen opgegeven, die hem hebben doen besluiten, om na de aanneming van het amendement Blussó- Van Naamen, niet af te treden. Bepaaldelijk wederlegde de minister de bewee ring van den heer Haffmans, die het had doen voorkomen alsof de minister vroeger verklaard had dat Nederland geen recht zou hebben op het overschot, dat volgens de ontwerp-Begrooting voor latere beschikking was gereserveerd, en door de Kamer nog bij de begrooting aan de Nederlandsche schatkist was toegewezen. Ten sterkste ontkende de minister het, dat dit zijn gevoelen ooit geweest was; en te recht. Uit de discussiën over de Indische begrooting blijkt het duidelijk, dat de minister, die het voorstel vergeleek bij het geven van een vriende lijke hand aan de Indische bevolking, niet van het recht van Indië op dat overschot heeft gesproken, maar het alleen als eene wenschelijke regeling, die ook in de practijk goede resultaten zou te weegbrengen, heeft voorgesteld. Het échec van den minister bestond vooral daarin, dat hij als een practische oplossiug voorstelde iets wat dooi de financiers in, de Kamer als zeer onpractisch werd beschouwd. Toen echter zelfs de conservatieve leden dei- Kamer verklaard hadden, dat zij niet zouden schroomen om al die sommen aan Indië toe te kennen, die noodzakelijk waren, en zelfs zeer mild waren in hunne beloften, had de minister reeds datgene verkregen, wat hij door zijn voor stel wilde bereiken: eene verklaring dat de Tweede Kamer bij het vaststellen der Indische begrooting niet allereerst op de behoeften van Nederland zou letten, maar ook voor nuttige werken in Indië de noodige gelden zou beschikbaar stellen. De juiste beteekenis van de aanneming van het amendement Blussé-Van Naamen, nadat hel regeeringsvoorstel was afgestemd, blijft altoos eenigzius duister. De heer Blussè heelt haar gis teren nog nader toegelicht- Maar allen, die her vormingen in Indië wenschen, zullen het zeker daarover eens zijn, dat de minister wagens dat votum niet mocht aftreden, met 't oog op de ge wichtige koloniale wetsontwerpen, die thans aan hangig zijn. Daarbij moet over het stelsel van de regeering beslist worden. Zou nu vooraf de mi nister, wegens eene onduidelijke stemming, reeds aftreden, dan zou de oplossing der koloniale quaestie weder in 't oneindige verschoven zijn geworden. De minister van koloniën heeft dat ook gisteren verklaard, en gezegd dat zijn plichtgevoel hem verbood om na de aanneming van het amende ment af te treden. De West Africa Herald zegt belangrijke tijdingen te hebben ontvangen van de Goudkust, inhoudende dat de kolonel Nagtglas, gouverneur en opper bevelhebber van de Nederlandsche bezittingen ter Westkust van Afrika, in groote moeilijkheden was gewikkeld, doch, naar luid van berichten, welke het blad van verschillende zijden heeft ontvangen, veel tact, voorzorg en discretie heeft gebezigd. KORNELIS PLANK. NOVET.I.E DOOR II. TILLKMA. (Vervolg.) Het nieuwe erf werd door Barteld en Jantien betrokken. Armoedig zag 't er in hun woning uit; achter de gordijnen was niets dan stroo. 't Grootste deel van hun vermogen hadden ze be steed voor gereedschappen en tot den aankoop van eenige schapen, daar de mest dezer dieren tot de landontginning noodig was. En van den vroegen morgen tot aan den laten avond werkte het jonggehuwde paar op den maagdelijken grond. Al gustte hun 't zweet ook van 't gezicht en al ontzegden zich soms het noodige, ze werkten met lust en ijver, bemoedigd door de hoop op een betere toekomst. Zelfs ontzegde de moeder zich het noodige toen ze aan haren eersteling het aanzijn had gegeven. Nauwelijks waren haar krachten eenigszins teruggekeerd of ze ging weer mee naar !t veld. „Die arme kleine" zou menig moeder uitgeroepen hebben, wanneer ze den zuigeling gezien had, die op een kruiwagen aan wind en weer was blootgesteld. Na verloop van een tweetal jaren werd ook hier zichtbaar, wat bij een vasten wil een paar krachtige armen tot stand kan brengen. De aard appelen en de boekweit bloeiden zoo heerlijken de rogge beloofde zooveel, dat het een lust was. Wel was 't plekje, dat ontgonnen was, wanneer men 't bij 't onafzienbare heideveld vergeleek, klein, doch 't was immers slechts een begin? „Wanneer ze," zeiden ze, „zoo met ontginnen bleven voortgaan, dan zouden ze zich binnen een vijftal jaren een paard kunnen aanschaffen en over een tiental jaren zouden ze een aardige boerderij bewonen." Dan zullen mijn kinderen,'' dacht de moeder, terwijl ze haar tweede kind tegen haar hart drukte „niet onder vreemden behoeven rond te zwerven, maar ze zullen hier een te huis hebben en op 't land kunnen wer ken, dat door onze vlijt ontgonnen is." En ze droomde, de eenvoudige, hoe haar kroost tot wel stand zou geraken. Had ze Barteld niet dikwerf in 't kerkboek hooien lezen, „dat de hand des vlijtigeu rijk maakt?" Wel deed het haar, zoowel als haar man, on aangenaam aan, dat de heerschap een drietal ja ren na hun huwelijk gezegd had, „dat hij 'n tik- keltien meer hure mos hebben," doch hun vlijt verflauwde niet. Ze hielden immers nu ook reeds een kalf, o, zoo'n beeldschoon kalf. Wanneer 't zoo voordeelig bleef voortgroeien, zoo zouden ze binnen een tweetal jaren een koe bezitten en boter ter markt kunnen brengen. En zoo Barteld soms mocht klagen over zware vermoeidheid, dan zei Jantien gewoonlijk: „wij bint gauw't slimste deur. As onze bonte maor ies melk gef, en ie mittertied 'n peerd kunt holden en de jongers zoo groot wordt, dat ze oe wat kunt helpen, dan lcrieg we 't makkeier. We moet maor moed holden." Doch nadat ze in den hooibouw bij „den heer schap" van een hooiwagen gevallen, waardoor ze ontijdig bevallen was en zich erg bezeerd had, namen haar krachten af en haar hoop op een gelukkige toekomst begon te kwijnen. De dokter moest komen en diens hulp kostte zooveel. Een ziekenfonds was in haar gemeente een onbekend iets, en op een tegemoetkoming der diakonie hadden en maakten ze geen aanspraak. „Versterkende middelen gebruiken" zei de dok- Ier gedurig tot de dagelijks zwakker wordende vrouw, doch hoe kwamen ze daar aan? En zon der medeweten der zieke verkocht Barteld 't zil veren horologie, waarmee hij des Zondags in de da gen zijner jongelingschap,zoo dikwerf gepronkt had. Maar van het op die wijze ontvangen geld, moest hij tevens iets aan „de heerschap" betalen, want hij had, daar hij Jantien oppassen moest, niet zoo dikwerf voor dagloon kunnen werken. De heerschap meende in 't vierde jaar alweer te moeten „opslaon." Ze hadden nu zooveel sche pel land en ze betaalden, zeide hij, zoo weinig. „Dat Jantien neet vlugge was, kiek daar kon hij niks an doon. Ieder was zuk zolfs de naoste" zei hij tot den door vele zorgen gedruklen huis vader. Toen deze zei „dat hij hoopte, dat de heer schop medeliên mit lieur hebben zol," had hij geantwoord „dat hij medelieden genog had. 't Was toch neet van hum te vargen, dat hij heur veur nimmedal leut wonen? Hij kon van anderen wel veul meer veur 't spillechien huren." Weer werd de huur verzwaard. Doch Barteld troostte zich met de gedachte, dat zijn vaars in 't aanstaande voorjaar kalven en dan veel melk geven zou. „As de bonte maor ies melk gef, dan zul ie wel weer opknappen," zei hij tot zijn vrouw. 't Werd Augustus, en nog was de met Mei verschenen huur niet betaald.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1869 | | pagina 1