N0. 3015.
Dinsdag
A°. 1869.
7 December.
Feuilleton van het „Leidsch
Dagblad".
LEIDSCH
DAGBLAD
ERIJS DEZER. COURANT.
Voor Leiden per 3 maanden3.00.
Franco per post3.85.
Afzonderlijke Nommers0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DKR ADVERTKNTIEN.
Voor iederen regelJ 0.15.
Grootere letter naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Lelden, 6 December.
Ook de herziening van de kiestabel is bij de
algemeene beschouwingen besproken doch slechts
door zeer enkelen.
De heer Heemskerk heeft natuurlijk dit zijn
geliefkoosd beestje weder bereden. Gelijk men
weet, heeft deze afgevaardigde bij het voorloopig
verslag op Hoofdstuk V een staatje overgelegd,
waaruit men zien kan, welke beroepen en be
drijven de Haagsche kiezers uitoefenen en hieruit
meent de afgevaardigde van Gorkum te mogen
opmaken, dat de verlaging van den census zelfs
tot de helft, het kiesrecht niet zal doen afdalen
tot ingezeienen, die minder geschikt daartoe zijn.
Naast de kiezers van de staten toch vermeldt het
staatje de kiezers van den gemeenteraad alleen,
diegenen aldus die de helft betalen van de som
die door de eersten betaald wordt. De meeste
beroepen leveren zoowel kiezers voor de staten
als voor den gemeenteraad en slechts 33 beroepen
zijn er, die alleen door deze laatste soort van
kiezers worden uitgeoefend.
De heer Heemskerk nu vindt hierin, en evenzoo
in het feit dat juist bij eenige standen, als bij
ambtenaren, officieren en onderwijzers, de meer
derheid is aan de zijde van de kiezers van den
Raad, het bewijs voor zijne stelling.
Wij nu verwachten van een censusverlaging zeer
weinig heilreeds nu is bij de keuze voor leden
van den gemeenteraad de opkomst minder groot in
verhouding, dan bij de keuze van leden der Tweede
Kamer, hoewel het in den aard der zaak ligt,
dat gemeenteraadsverkiezingen meer belangstel
ling moeten opwekken bij het meerendeel der
kiezers, daar zij hierbij personen en zaken beter
beoordeelen kunnen, dan bij verkiezingen voor
leden van de Kamer; hieruit blijkt dunkt ons
ontegenzeggelijk, dat de plicht, die een kiezer te
vervullen heeft, bij den kiezers voor den gemeen
teraad nog niet genoegzaam begrepen wordt.
Het gevolg van een censusverlaging zal dus
hoogstwaarschijnlijk ten gevolge hebben, dat er
nog minder kiezers in den regel opkomen. Dit
is ook het natuurlijk gevolg van een maatregel,
die het volk als 't ware zou worden opgedron
gen. Een volkswenscii kan men verlaging van
den census geenszins noemeu. Wij verlangen vol
strekt niet dat het volk in groote massa petitiën
zal teekenen, om verlaging van census te ver
krijgen, maar er zijn andere middelen om van
dezen wensch te doen blijkendeze zijn tot nu toe
niet gebruikt.
De minister nu wil de kiestabel herzien: deze
is niet zonder fouten, en kan dus verbeterd wor
den doch hij wil niet tot een verlaging overgaan
naar onze meening is dit juist. Maar dan ook
vervult het belang van de zaak: en de herzie
ning van de kiestabel krijgt geen meerder, voor
de meeste plaatsen nog minder belang, dan
bijv. de herziening van de armen-wet, of eeue
nieuwe wet op de banken van leening.
Onze meening is dus deze: censusverlaging
is thans nog geenszins wenschelijkherziening
van de kiestabel heeft dus, bij de belangrijke
quaesties die thans aanhangig zijn, slechts een
zeer ondergeschikt belang.
Blijkbaar was het meerendeel van de leden
der Tweede Kamer deze meening ook toegedaan.
Behalve den heer Heemskerk, die door den heer
Van Lynden zwak gesteund werd, was het alleen
de heer Van Houten die op verlaging aandrong.
Deze afgevaardigde heeft dunkt ons de zaak
op een geheel verkeerd terrein gebracht. Diens
rede had tot uitgangspunt de sociale bewegingen,
die in geheel Europa worden waargenomenhij
gaf aan, door welke maatregelen de regeering
het gevaar er van voor ons land.zou kunnen ver
minderen. Hiertoe behoorde de uitbreiding van het
stemrecht. En de spreker wees op het voorbeeld
van Frankrijk in 1848. Nu komt het ons voor
dat dit voorbeeld hier even ongelukkig is aange
bracht, als het uitgangspunt verkeerd is. En om
dezelfde reden, die wij boven noemden: deze
uitbreiding is thans hier geen algemeene wensch,
daar was het verlangen er naar algemeen.
Het is zonder eenigen twijfel gelukkig, wan
neer men kan zeggen, uitbreiding van het'.steni-
recht is wenschelijkhet bewijst dat de alge
meene ontwikkeling vooruit is gegaan. Is dit het
geval, dan is uitbreiding wenschelijk, omdat hoe
grooter het aantal is van hen, die tot de verkie
zing van volksvertegenwoordigers mede werken,
hoe zuiverder in de Staten-Generaal de uitdruk
king der politieke gevoelens van het geheele land
zal weergegeven worden.
Maar te zeggen, omdat een deel van het volk
in een groot deel van Europa uitbreiding van
het stemrecht verlangt, omdat het meent, dat zijne
belangen niet goed worden behartigd, daarom
moeten wij het stemrecht uitbreiden, dit zou zijn
het opofferen van het geheele land aan een deel,
want men laat het geval in 't midden, of deze
nieuwe kiezers de rijpheid, de ontwikkeling bezit
ten, om een zelfstandige en goede keuze te doen.
Het bezigen van dit argument is daarbij het
aanstoken van een strijd, tusschen de verschillende
standen in de maatschappij, die, wij mogen het
met gerustheid verzekeren, hier te lande niet
bestaat. Er moge in het maatschappelijke hier te
lande een afstand bestaan tusschen de verschil
lende klassen, die in andere landen, met uitzon
dering echter van Engeland, niet zoo bestaat, de
klacht, dat zij, die de volksvertegenwoordigers
verkiezen, en zij die als zoodanig verkozen wor
den, de belangen van de niet-kiezers slecht be
hartigen, is hier onjuist, en is tot nu toe ook
nooit uitgesproken. En de voorbeelden door den
heer Van Houten daarvan gegeven, dnen ons
ook eerder gelooven dat de heer Van Houten
de beweging, in den vreemde trouw heeft ge
volgd, dan dat hij juist Nederlandsche wenschen
formuleerde. Op de afschaffing van de artt. 414
en 415 O. P. is reeds lang aangedrongendoch
van welke zijde is die aandrang gekomen? Zijn
er eenige teekens dat die afschaffing ook door de
belanghebbenden wordt gewenscht?
Neen, laten wij hier niet eene kunstmatige
arbeiders-beweging in 't leven roepen. In de toe
komst zijn dreigende wolken. Doch éen groot
middel bestaat er om ons daartegen te wapenen
aan allen goed onderwijs te gevenlaten daar
toe aller pogingen strekken.
Men schrijft ons uit Voorschoten dd. 6 Decem
ber. Aan de plaatselijke commissiën voor de
oprichting van een Nationaal gedenkteeken van
November 1813 enz., is dezer dagen eene circu
laire gezonden om haar uit te noodigen tot deel
neming aan een geschenk, dat men voornemens
is Z. K. H. prins Frederik, voorzitter der Hoofd
commissie, aan te bieden.
Het plan bgtaat een piêce de milieu de table in
zilver te doen vervaardigen, voorstellende het
onthulde gedenkteeken, en in het voetstuk daar
van een eenvoudig album te leggen met de namen
van hen, die tot dit aandenken zouden bijdragen.
Voor een en ander heeft zich eene commissie
gevormd, bestaande uit de afgevaardigden der
plaatselijke commissiën te Amsterdam, 's Graven -
hage en Rotterdam.
Den 2S,te° Febr. 1870 ('sprinsen geboortedag)
zou het geschenk worden aangeboden.
In deze gemeente is een meisje van omstreeks
5 jaren plotseling overleden ten gevolge der keel
ziekte.
Naar aanleiding eener missive van den minis
ter van financiën heeft de kerkeraad der Neder
landse!) Israëlietische hoofdsynagoge te Amsterdam
besloten 1". gemelden minister te kennen te geven
dat de kerkeraad bereid is tot de toetreding der
ontworpen reorganisatie voor de Israëlietische
kerk, wanneer de constitueerende vergadering in
het reglement zal hebben gebracht de wijzigin
gen, in de missive des ministers vermeld, met
nog eenige weinige, daaruit noodwendig voort
vloeiende andere wijzigingen; 2°. naar aanleiding
van de vraag des ministers te verklaren, dat de
gemeente, bereid is, de kosten van de bijeen te
roepen constitueerende vergadering voor hare
rekening te neuieu, voor zoover de min. niet
alsnog zou kunnen besluiten, de helft der kosten
door het rijk te doen dragen.
De heer Mr. W. R. Boer heeft de benoeming
tot lid in het hoofdbestuur van het Schoolverbond
welwillend aangenomen. (N. Ulr. Cl.)
Bij de Tweede Kamer is ingekomen een afschrift
van een aan den Minister van Binnenlandsche
Zaken gericht verzoekschrift van den heer J. J.
Sehreuder, apotheker te Haarlem, waarin getoetst
worden de gronden, die volgens requestrant plei
ten tegen het voorkomende in de oproeping van
den heer R. J. Opvvijrda, apotheker te Nijmegen
tot wijziging van artt. 1 en 30 der wet van 1
Juni 1865. De heer Sehreuder komt op voor den
vrijen verkoop van zoogenaamde geheim midde
len. Hij acht bedoelde wetsherziening dan ook
niet noodig.
Men leest in de Landb.-Ct.: „Den 17d8n Novem
ber 11. had de laatste verkooping van Groninger
straatvuilnis in 1869 plaats. Gedurende dit jaar
zijn volgens ons welwillend verstrekte opgaven
verkocht
927 vrachten straatvnilnis a 17700 kilogram
men voorf 73,836.25.
26414 vrachten ier ad id voor 6,303.50.
Totaal f 80,139.75.
„De gemeente Groningen heeft daardoor over
1869 een zuiver voordeel van ongeveer f 87,000.
Wanneer men daarenboven de voordeelen in
aanmerking neemt, die er voor den landbouw
uit voortvloeien, en de welvaart, die in de ge
meente wordt verspreid door de betaalde ar-
beidsloonen, dan zal het wel geen betoog behoe
ven, van hoe ontzettend veel gewicht de mestverza-
meling te Groningen is, die gelijk reeds zoo dik
wijls ook in dit blad is opgemerktuitmunt door
practischen zin en dan ook in zoo menig opzicht
aan andere gemeenten ter navolging mag aan
bevolen worden. Indien b. v. te Amsterdam de
faecale stoffen verwijderd werden als te Gronin
gen en niet in de grachten werden geworpen of
wegvloeiden, zou de hoofdstad van het rijk zeker
vrij wat minder onaangenaam op het neusorgaan
werken, dan nu het geval is."
Z. K. H. prins Frederik is eergisterenmiddag
met HD. gast den prins Von Wied van het Loo
in de residentie teruggekeerdwegens een mis
verstand was HD. rijtuig niet aan het station
en alzoo was Z. K. H. verplicht met een huur
rijtuig zich naar HD. paleis te begeven. De
voerman wilde de portecochère van het paleis
binnen rijden, hetgeen hem echter door den
schildwacht werd belet, wiens consigne luidt, dat
alléén hofrijtuigen mogen binnen rijden, terwijl
andere vóór de portecochère moeten halt houden.
De prins vroeg met zijne gewone minzaam
heid lachende aan den schildwacht„mag ik dan
niet in mijn eigen huis?" en maakte zich daarop
bekend, de schildwacht tevens geruststellende,
dat hij zijn plicht gedaan had. (O. v. Z. H.)
Wij vernemen dat door de heeren Bennest en
Chauchet, te Antwerpen, concessie is aangevraagd
voor eene spoorweglijn van Breda over Gor
kum naar Utrecht, waardoor Antwerpen met
Amsterdam zou verbonden worden. (Midi. Cl.
De minister van oorlog heeft ter kennis van
het leger gebracht, dat de regeering van Brazilië
is toegetreden tot de te Petersburg geslotene over
eenkomst tot afschaffing van het gebruiken in den
oorlog van ontplofbare kogels beneden het gewicht
van 400 wichtjes (grammen).
Dinsdag 7, Donderdag 9 en Vrijdag 10 dezer,
geene audientiën bij de ministers van financiën,
oorlog en marine.
Bij Zr. Ms. besluit van den 5den Nov. jl. n". 22,
is bepaald, dat, gerekend van 1 April 1870 in
KORNELIS PLANK.
NOVELLE
DOOE
M. TILLEMA.
{Vervolg.)
In denzelfden nacht dat de Hillegonda Amelia
verongelukte, brandde in de woning van de we
duwe Wiedema een flauw licht.
„Dominé! neem me niet kwalijk," zei ze tot
den leeraar, die zich op een stoel voor haar bed
nederzette, „dat ik u heb laten roepenik geloof
niet, dat ik den nacht zal doorkomen. Hoe gaarne
had ik hem," hier wees ze op een blad papier,
dat op het tafeltje lag, „nog eens gezien. O, die
goede jongen I Gisterenavond heb ik een brief
van hem ontvangen. Och! lees me hem als het
u belieft nog eens voor." De leeraar voldeed aan
haar verzoek.
„Dank u dominé," zei ze: „och, wees nu nog
zoo goed," ging ze voort, „mijn groete aan Hinne
over te brengen. Zeg hem, dat ik tot in mijn
laatste oogenblikken voor hem gebeden heb.
„Heilige Vader!" bad zij zacht: „bewaar hem
dien Gij mij gegeven hebt in Uwe waarheid. Geef,
dat we elkander in Uwen zaligen hemel mogen
wederzien."
Slechts enkele woorden wisselde ze nog met
den leeraar. Een hevige hoestbui overviel haar,
en zij zoowel als haar Hinne had den laatsten
strijd gestreden. Hunne laatste gedachten waren
aan God en elkander gewijd geweest.
En op Hinnes brief werd tien gulden van 't
kantoor gehaald, waarvoor de weduwe fatsoenlijk
begraven werd.
„Slaap zacht, gij onbekende brave," zei Kor-
nelis, toen hij een paar weken later op een versch-
gesloten graf stond: „Heer! zegen de pogingen,
welke vrome moeders aanwenden om hare
kinderen op te voeden voor U en voor Uw
rijk."
In een treurige stemming kwam de jongeling
van zijn uitstapje naar Auduard te G. terug.
„En wat zei het oude mensch?" vroeg hem zijn
grootmoeder.
„Helaas!" antwoordde Kornelis: „zij u as dood.
Wanneer ik mij den datum van het verongeluk
ken vari zijn schip wel herinner, is ze met haar
zoon in denzelfden nacht gestorven."
„Zoo hebben ze elkander terstond in den he
mel aangetroffen," merkte de oude vrouw aau.
„Jongen! gij weet niet," vervolgde zij na eenig
zwijgen, „hoe aangenaam het mij zijn zou, wan
neer ge den winter bij mij wildet doorbrengen.
Wie weet hoe spoedig wij geheel gescheiden zul-
I len worden."
„Nu grootmoeder, ik ben immers nog hier en
wij zijn beiden immers gezond," troostte hij.
Slechts weinige dagen bracht hij bij haar door
Zijn hart hing te veel aan zijn beminde om aan
t verlangen der oude vrouw te voldoen.
Kletterend joeg de wind den regen tegen de
ruiten eener boerenwoning, in welke het gezin
rondom een groot haardvuur zat geschaard.
„Wat is Dina van avond stil," merkte de huis
moeder aan.
„'t Is ook zoo'n weer," antwoordde het meisje.
„Hè, wat 'n rukwind."
„Nu, wij zitten hier goed," bracht de vader in
het midden.
„Maar allen zullen op dit oogenblik niet zoo
warm en gerust bij een goed vuur zitten," ant
woordde zijn gade, op Kornelis zinspelende.
Dina zuchtte.
Zij dacht aan hem, met wien ze zulke genoeg
lijke oogenblikken had doorgebracht en dien
ze boven een half dozijn minnaars het meest be
minde. Ze vond het onverklaarbaar, dat hij nog
niet overkwam. Zou hij weer naar zee zijn ge
gaan
„Och dacht zij, „ik zelve moest hem geschreven
hebben." Maar ze kon zoo slecht een brief stel
len. Wat had ze er boven moeten zetten „Vriend"
was te koud; „geliefde", neen dat ging nog min
der. Ze mocht hem niet te veel voetgeven. Bo
vendien, wanneer Jan en Teunis, Geert en Harm
zoo iels gewaar werden, kortom, indien 't eens
ruchtbaar op het dorp werd, dat zij Kornelis
een brief geschreven had 1 Hoe belachelijk zou
men zoo iets vinden.
Maar wanneer hij weer naar zee gegaan was?
Ze mocht er niet aan denken.
„'t Zal boos weer op zee zijn," merkte de moe
der aan, toen een (hevige rukwind het huis deed
kraken, „'k Wou wel eens weten," vervolgde ze,
„waar onze vroegere knecht of kostganger, hoe
zal ik zeggen, op 't oogenblik is."
„Hm," bromde de boer, terwijl hij zijn breikous
voor een oogenblik neerlei, om een dosis tabak
in zijn mond te steken, „wat had de jongen ook
op zee noodig. Hij had 't hier goed en zijn fami
lie, die ik verleden zomer onder anderen op de