America onder groot gejuich van het Triester
publiek en van vele vrienden en bekenden, die
naar Suez gingen, het anker en binnen een paar
uren tijds waren de Alpen uit het gezicht en
stoomde de boot statig door de donkerblauwe
wateren van de Adrialische zee langs de kusten
van Istrië.
Laat ons dien tijd ter nutte maken om u het
inwendige dier boot wat nader te leeren kennen.
Hoe het er op dek van een boot uitziet, die een
langere reis gaat doen, kan zich een ieder te
binnen brengen die dit maar eens gezien heeft.
Flaneereude passagiers, liggende passagiers, vroo-
lijke gezichten, bleeke troniën, kippenhokken
waar in de ruimte voor tien kippen zich er
honderd bevinden; groote stukken vleesch, hoopen
visch kreeften, groenten enz. enz. Dat alles
vermengd met een geur van bradend vet, ran
teer, verhitte metalen, naar knoflook stinkende
matrozen, zietdaar „een stil levenje" op het dek
van de America.
De bevolking op de America bestaat behalve
uit het scheepsvolk en den wellevenden kapitein
Cunstantine, uit den heer Schroder, conseiller d'ad
ministration du Lloyd, vergezeld van zijne echt-
genoote, den prins Santantimo, den graaf Apponye
en den graaf Traulmansdorf, een gezelschap van
twaalf jongelui uit Triest, eenige Oostenrijkers,
Zweden, éen Franschmau, met vvien ik mijne hut
deel, een paar Russen en een paar Denen, ter
wijl de Nederlandsche natie door 7 personen ver
tegenwoordigd is, waaronder mevrouw Storm
van der Cliijs, die, naar men beweert, naar Suez
gaat om te trachten hare denkbeelden over de
emancipatie der vrouw ingang te doen vinden
in het land der Pharaos.
Dat er dus aan boord eene Babylonische spraak
verwarring heerscht, behoeft geen betoog.
De Italiaansche taal is evenwel de bovenheer-
schende.
Doch evenals de groote bevolking bij den aan
leg van het Suez-kanaal als één man te samen
werkte tot bereiking van het groote doel, zoo
werkt ook een ieder op de America mede om
het elkander, - tenzij men de zeezieken die zich
langzamerhand vertoonden, daarvan uitsluit, -
zoo aangenaam mogelijk te maken.
Ook de hulpvaardigheid van het talrijk dienst
doend personeel eu de uitstekende tafel, die een
Franschen kok eer aau zou doen, verhoogt niet
weinig het genot. In een woord, men voelt er
zich te huis en men leeft er als in een wereld
van vrienden.
Bij Dalmatië verliet de boot de kust om rui
mer zee te kiezen lot Corfu, alwaar zij den li4"1
Novemberlandden om kolen in en mevrouw Storm
op te nemen, die uit Constantiuopel kwam. De
twee uur vóór Corfu werden gebruikt om van
boord te gaan en een uitstapje op het eiland te
doen. De stad ligt ingesloten tusschen twee
sterkten die de Engelschen thans verlaten heb
ben, en nu bemand zijn door Grieken. De Ko
ning der Heienen heeft er een lustslot en de
Keizerin van Oostenrijk bracht er om het wilde
klimaat den winter door. Het eiland zelf is berg
achtig en de golf van Corfu is omringd door de
hooge bergen van Albanië, die echter op lang
na niet het liefelijke vertoonen als Corfu.
Bij onze aankomst stonden er een twaalftal
open rijtuigen, waaronder zeer goede, gereed
om ons naar een punt van het eiland te brengen
alwaar men een heerlijk uitzicht heeft op de
zee. En de weg daarheen liep door de boomgaar
den van oranje- en citroenboomen. DAar zag ik
voor het eerst de dikbladige cactussen in het
wild groeien, terwijl de meest geurige bloemen
ons door de kleine Heleentjes werden toegewor
pen of bij die poëtische daad ook niet het slijk
der aarde een rol speelde laat ik in het midden.
De stad gelijkt op een Italiaansche stad. Enkele
groote, hooge huizen maar voor het overige smerig,
klein en zeer druk. Grieksche opschriften en
Grieksche kleederdrachten, en menig mooi zwart
oog vertoonden zich aan de vensters.
Te tien uren kwam ieder weêr aan boord,
beladen met chinaas-appelen, bloemen, aardbeien
en wat het voornaamste was, met een aange-
namen indruk van de allerliefste en, om mij zoo
uit te drukken, gevulde natuur van Corfu
want waarlijk er is geen plekje of het is be
groeid met olijven, cypressen of oranje boomen.
Helaas, weinigen dachten dat de middag van
dien dag voor velen zoo rampzalig zou zijn;
want ter nauwernood waren wij Corfu uit
het gezicht, of de zee werd al holler en holler en
in plaats dat men z;ch zoo als den vorigen dag
beklaagde, aan tafel zoo nauw te zitten, had ieder
thans zes plaatsen ter zijner beschikking.
Des avonds passeerden wij onder het genot van
eene mooien manschijn tusschen de bergen van
Ithaca en Cephalonië, en men waande zich op
een der Zwitsersche ineeren te bevinden. Den
volgenden morgen passeerden wij Zante;'s avonds
zagen wij uit de verte de kust van Candië en
namen daarbij voor eenigen tijd afscheid van
Europa.
Langzamerhand begint men plannen te bera
men hoe wij het in Egypte zullen aanleggen. De
éen wil naar de Nijl, de anderenaar Jeruzalem; een
derde weet niet wat hij zal doen en waarlijk ik
geloof dat het besluit van den laatsten het best
is want het blijkt mij dat het nog zeer twij
felachtig is, of de boot wel het kanaal kan door
komen. Afwachten is dus de boodschap. Wacht
dus ook gij, geduldige lezer, tot ik mijne campagne
heb afgemaakt. Ik beloof u dat ik de eerste
gunstige gelegenheid niet zal laten voorbijgaan,
om u zoo getrouw mogelijk eene geschreven pho-
tographie te zenden van wat ik zag.
P.S. 15 November. De America liep heden
morgen te 7 uren de haven van Port Saïd bin
nen gevolgd door de Greiff, waarop de keizer
van Oostenrijk, van 40 groote oorlogschepen van
alle natiën die hier liggen, wordt gesalueerd,
zoodat men zich verbeeldt te midden van een zee
slag te zijn. De kanonnen zwijgende rook trekt op.
Het gezicht in de haven is trotsch. Morgen komt
de keizerin der Franschen. Heden avond bal op
de yacht van den Khedive waarop ik door be
middeling van onzen consul-generaal werd genoo-
digd. Aan land groote beweging over de plechtige
opening. Politieagenten die het volk pressen om
nog de laatste hand aan hel werk te slaan
ezels troepen van schapen kameelen en
gesluijerde schooue zietdaar wat ik van het dek zie.
's Gravznhage, 30 Nov. Gisterenavond hield het
letterkundig Genootschap Oefening kweekt kennis
eene bijeenkomst, waarin als spreker optrad Mr.
Julius Vuylsleke van Gent.
De Vlaamsche beweging was het onderwerp,
door den spr. ter behandeling gekozen. Na op
grond van statistieke gegevens de minderheid
der Vlaamsche tegenover de Waalsche bevolking
van België, ten opzichte van zedelijke, verstan
delijke en lichamelijke ontwikkeling, te hebben
geconstateerd, herinnerde hij er aan hoe in de
vorige zitting der Kamer van Vertegenwoordigers
door den heer Defré was beweerd dat de oor
zaak dier achterlijkheid was gelegen in de Vlaam
sche beweging. Tegenover dit beweren nu stelde
de heer Vuylsteke het getuigenis der geschiedenis
en schetste hij het tafereel van Vlaanderens
ongehoorden bloei en voorspoed in het tijdperk,
hetwelk onmiddellijk nan dat van den tachtig
jarigen oorlog voorafging, van den vreeselijken
achteruitgang en het diepe verval, welke volgden,
toen de Vlaamsche provinciën weder aan het
Spaansche gezag werden onderworpen. Sedert
dien tijd, betoogde de spreker, en hij staafde dit met
tal van bewijzen, werden de Vlaamsche taal en de
Vlaamsche volksontwikkeling meer dan twee eeu-
te worstelen. Niemand wilde deze schipbreuke
lingen onder dak nemen en zij geraakten reeds erg
in verlegenheid, toen men toch na veel moeite en
eindeloos gepraat het zoo ver bracht, dat de vrouw
van den kastelein J. Smeijers aldaar besloot hen
te herbergen; echter tot hare schade, daar per
sonen dje zich daar in het logement bevonden,
zulks onmiddellijk verlieten, meenende dat deze
ongelukkige zeelieden bandieten waren! Geluk
kig kon men zich nu 's morgens per spoor recht
streeks naar Rotterdam begeven, alwaar men
ruimschoots gelegenheid vond om in alles te
voorzien. Waarlijk treffende reiservaringen in het
verlichte en beschaafde Nederland I (Midd. Ct.)
Naar wij met blijdschap vernemen, is de hoog
leeraar Jorissen, ofschoon nog buiten staat zijne
gewone werkzaamheden te hervatten, iu zoover
hersteld, dat hij het bed heeft kunnen verlaten.
Hand.bl
In het district Zuidhorn is door de kiesveree-
niging de Manie tot candidaat voor de Tweede
Kamer gesteld de heer Mr. E. Cremers, oud-mi-
uister van buitenlandsche zaken.
De door Z. K. H. Prins Frederik der Neder
landen, voorzitter der hoofdcommissie voor het
Nationaal Gedenkleeken voor Nov. 1813, vastge
stelde penning, als eene gedachtenis aan al de
leden der plaatselijke commissiën, is hun heden,
namens Z. II. H door het lid en secretaris der
hoofdcommissie, den heer d'Engelbronner, bij
brief toegezonden; de penning is van zilver; op
de eene zijde zijn de woorden: Nationaal Gedenk
leeken 1813 afgedrukt, en op de keerzijde: 17
November, 's-Gravenhage 18131869, alles omgeven
door een lauwerkrans.
Z. M. heeft herbenoemd J. W. Buiige, met in
gang van 1 Januari 1870, als directeur vanwege
den handel bij het rijksentrepot te Rotterdam.
Z. M. heeft aan Dr. II. Brom, te Utrecht, ver
gunning verleend tot het aannemen en dragen
der versierselen van ridder der orde van den
Heiligen Gregoris den Groote, en aan P. Ver
hoef, J. P. Van den Knaap, H. S. Suyderwijk
en L. Van der Steen, allen te Monster, en aan
J. Vonk, te Zoetermeer, tot het aannemen en
dragen van het kruis Fidei et Firtuli, hun door
Z. H. den paus geschonken.
Z. M. heeft benoemd tot notaris binnen het arr.
Leiden, ter standplaats de gemeente Leiden, J.
A. F. Coebergh, cand.-not. alhier.
NAAR EGYPTE.
Vervolg.)
En nu naar Port Saïd waarheen zich thans
aller oogen richten en alwaar de vloten van
alle mogendheden zich zullen vereenigen om den
17 November gezamenlijk in triomf het Suez-
kanaal te bevaren.
(Jok de Oostenrijksche Lloyd zal zich door een
harer stoom booten doen vertegenwoordigen; zij
heelt daartoe eene harer geschiktste uitgerust, de
America, die hoewel niet fruai van vormen, voor
het doel dat zij beoogt zeer geschikt mag ge
noemd worden. De directie van Lloyd toch heeft
voor 75 personen de gelegenheid opengesteld om
de opening van het Suez kanaal bij te wonen.
Het is een stoomschip van 800 ton en 400
paardenkracht, ruime kajuit, goede hutten, die
in rang voor deze reis allen gelijk zijn; want er
zijn slechts passagiers eerste klasse.
Dat stoomschip nu, waarop ik mij evenals alle
anderen passagiers heb ingescheept, lag den 9 No
vember in de schooue haven van Triest, met
stoom, om des morgens te 10 ure het anker te
lichten.
Tegen dien tijd kwam er dan ook beweging
op de groote kade, vermeerderd door het prachtige
weder van dien dag, en tegen 10 ure lichtte de
het gewoel gadegeslagen. Blijkbaar zocht zijn
oog iemand onder de schepelingen.
„Zeg maat, wat moet jij hebben?" riep een
ruwe stem van 't dek hem toe.
„Dit schip heet immers „het Vertrouwen vroeg
de aangesprokene.
„Heeft je moeder je geen lezen laten leeren?"
klonk het weer. Een menigte ruwe uitdrukkin
gen, die onder de janmaats als geestigheden gol
den, werden den jongeling, in wien wij Kornelis
herkennen, toegevoegd. „En diebeleedigingen moet
ik van het volk van mijn oom verduren," dacht hij.
Grooten lust begon hij te gevoelen, om naar de
woning van zijn grootmoeder terug te keeren,
en te wachten tot de gezagvoerder aan boord
was; maar de vrees, dat hij door heen te gaan
als een bloodaard kon worden aangemerkt, deed
hem blijven.
„Is de kapitein niet aan boord?" schreeuwde
hij, toen het volk een vroolijk liedje ten einde had.
„Neen, maar wanneer je aan den kapitein iets
te zeggen hebt, moetje bij mij wezen," antwoordde
de stuurman.
„Ik moet op 't schip wezen," riep Kornelis.
„Zoo, en wat moet je aan boord?"
„Varen." De oude matroos begon, terwijl de
loopplank werd uitgestoken, op de wijze van een
gewoon gangspilliedje, aan te heffen:
„En daar is nu een boerenmof.
Ja wie wil al niet varen."
Met meer dan gewoon vuur brulde het scheeps
volk het gewone referein
„Falalerie, Falalera
Hoera! Hoera! Hoera!"
„Hei maat! je behoeft geen voetval te doen,"
lachte de stuurman, toen Kornelis met zijn van
ijzeren spijkertjes voorziene boerenschoenen, op
het door den regen glibberig geworden dek uit
gleed. Weer improviseerde de oudste matroos een
coupletje, waarvoor hij de stof aan Kornelis ont
leende. Elke schepeling maakte ten zijnen koste
zich vroolijk. Toen hij eindelijk zei: dat hij als
neef van den kapitein aan boord zou geplaatst
worden, en in de hoop verkeerde dat men hem
om zijn onbedrevenheid niet lastig zou vallen,
ontstond er een luid gemor.
„Nog al mooier! Met zoo'n boeren landkrab
naar zee! 't Is wonder dat „de ouwe geen kin
deren uit de wieg mee naar boord neemt,"
bromde men.
„En ga je mee als passagier of zul je tot de
equipage behooren?" vroeg de stuurman.
Kornelis zei, dat hij dit niet wist, maar dat
zijn oom zeker de verlangde inlichtingen ge
ven zou.
„Nog al brutaal ook, hè?" viel een matroos in.
„Wat zal dat Gerrit?" klonk het van den wal
juist op 't oogenblik dat een der matrozen bezig
was, Kornelis een ouden wimpel op den rug te
naaien.
De manier, waarop de kapitein zijn neef ont
ving, was niet zeer hartelijk, 't Hinderde hem,
dat het scheepsvolk niet met hem was ingeno
men. Stuurman Siegers werd 's avonds bij „den
ouwe" in de kajuit geroepen, 't Geen daar tus
schen deze twee besproken werd, bleef den ma
trozen geheim, doch den volgenden dag was de
stuurman gedurig bezig den nieuwaangekomeue
de velerlei benamingen der onderscheidene tou
wen en de velerlei deelen van het schip te lee
ren kennen.
„Bezaanschoot aanl" riep te twaalf uren de
kapitein van de kajuitstrap; onder dezen term
werd eiken schepeling „een oorlam" geschonken.
„Zeg, Kees! hoor je het niet; de ouwe zegt:
„„dat je de bezaanschoot moet aanhalen,"" zei
de lichtmatroos tot Kornelis.
Hoe schaterde 't scheepsvolk het uit, toen hij
dit bevel ten uitvoer trachtte te brengen.
De kapitein beet zich op de lippen.
„Blijf even hier, ik heb juilie allemaal wat te
zeggen," zei hij, toen de oudste matroos, na 't
uitdrinken van zijn oorlam, zich verwijderen
wilde.
wen lang stelselmatig onderdrukt en tegengehou
den door de vereenigde elementen van Franschgt
zindheid en theocratie. Een oogenblik onder Ko
ning Willem I scheen een betere toekomst aan t
lichtenna 1830 ging dat uitzicht te loor en, zo
er zich aanvankelijk thans weder verschijnselei
voordoen, die hoop geven op verbetering van dei
zedelijken eu verstandelijken toestand des Vlaam
schen volks, dan is dat te danken aan de mat
nen, die de Nederlandsche taal en de Nederland^
sche volksontwikkeling in haar rechten trachte
te herstellen en daarvoor bij hun Noordelijk
stam- en taalverwanten sympathie en hulp gezoch
en gevonden hebben.
Als bijdrage behandelde de heer Vuylsteke in
de pauze de histoire-bataille van Vlaanderei
gedurende den zevenjarigen strijd, in het eindi
der XIVdo eeuw door de Gentenaren onder Phi
lips Van Artevelde gevoerd tegen graaf Lodewijl
de Male en den Franschen koning Karei VI.
De talentvolle spreker werd door het beschaafc
gehoor met de meeste belangstelling gevolgd.
Delft, 30 Nov. De gemeenteraad hield Vrijdag
26 Nov. eene buitengewone zitting. De vergade
ring was belegd, om den verdienstelijken stede-I
lijken secretaris, den heer Van der Colff van Hoci
geveen, de hulde van den raad te betuigen et
tevens een geschenk aan te bieden ter gelegen
heid, dat genoemde ambtenaar 50 jaren bij d<
stad was in betrekking geweest waarvan 30 al:
secretaris. In krachtige taal wenschte de voor
zitter den jubilaris geluk, welke woorden dooi
dezen diep geroerd werden beantwoord.
Het geschenk, den heer Van Hoogeveen aan
geboden, bestaat uit een massief zilveren schenk
blad, in ronden vorm, waarop gegraveerd he
wapen der stad, omgeven door de navolgendi
inscriptie: „De raad der stad Delft, aan den her
secretaris P. J. Van der Col ff van Hoogeveen, 21 No
vember 1869.
Rotterdam, 29 Nov. Heden namiddag te éet
uur had de plechtige installatie plaats van Mr
Jean Jacques Schneither, benoemd tot rechter
plaatsvervanger bij de Arrondissements-Rechtbank
alhier.
De nieuwbenoemde werd achtereenvolgen:
toegesproken door den president Mr. Bichon vat
IJsselmonde, den officier van justitie Mr. Swell
lengrekel en den deken der orde van advocaten'
Mr. Hoynck van Papendrecht; deze zitting werd
bijgewoond door al de leden van de rechtbank,
de advocaten en procureurs, kantonrechters en
griffiers, alsmede door eenige belangstellenden.
Men meldt ons, dat in een talrijk bezochte
vergadering der Hulpvereeniging voor Christelifi
Nationaal Onderwijs, te dezer stede gehouden, del
gedragslijn van Dr. Kuyper c. s., op de vergade
ring van het Schoolverbond gevolgd, met groote
meerderheid van stemmen afgekeurd is. Ook heeft
de hulpvereeniging haar hoofdbestuur verzocht
tegenover het Schoolverbond geen vijandige, maai
een afwachtende houding aan te nemen.
(IV. R. Ct.)
Roermond, 1 Dec. De arrondissements-rechtbank
heeft den heer Raemakers, wegens rebellie, tol
acht gulden boete veroordeeld, omdat deze een
veldwachter had opmerkzaam gemaakt, dat hij
den jongen, dien hij naar de gevangenis moesl
brengen en die niet mede wilde, ongelukkig
maakte, zoo hij zijn voet op diens lichaam hield,
op de wijze als hij deed.
De veldwachter had proces-verbaal opgemaakt,
waarin hij constateerde, dat de heer Raemakers
den jongen had willen ontzetten. De rechtbank
•is niet in een onderzoek der feiten getreden,
maar heeft het proces-verbaal tot grondslag van
haar vonnis genomen.
Tilburg, 29 Nov. Hedennacht, bij een hevigen
wind, is alhier eene in aanbouw zijnde groote
fabriek van den heer H. Cool geheel ingestort.
Nog slechts veertien dagen, dan zou de fabriek
„Ik ben, zooals je ziet," ging hij voort, „van
voornemen mijn neef aan de vaart te helpen. Ik
verlang niet, dat hij iets boven een ander za! a
voor hebbeu, maar evenmin zal ik dulden, dat
men hem beleedigt. - En jij," - hierop wendde
hij zich tot den lichtmatroos - „wanneer je weer
van die flauwe aardigheden uithaalt spreken we
elkander nader."
Kornelis werd als kok op de monsterrol inge
schreven. Elkeen voelde zich geroepen, hem in
de geheimen der kookkunst in te wijden. Nie
mand poogde meer over hem te heerschen, dau
de lichtmatroos. Voordurend was hij het mik
punt van zijn plagerijen.
„Weet je wat je doet kok?" zei de stuurman
op zekeren dag tot Kornelis: „wanneer die aap
weer in de kombuis komt om je te plagen ofl
om op je te vitten, dan pak je hem bij ziju kraag
en gooi je hem naar buiten."
En werkelijk werd de plaaggeest een paar da
gen later, onder 't luid gelach van 't scheepsvolk,
door Kornelis naar buiten geworpen.
„De kok heeft andere handen aan 't lijf hè,
als jij jongetje?" plaagde de stuurman hem.
Wordt vervolgd.)