N°. S007. Zaterdag A°. 1869. 27 November. Feuilleton van het „Leidsch Dagblad". KORNELIS PLANK. LËIDSCH DAGBLAD PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maanden3.00. Franco per post3.85. Afzonderlijke Nommers9.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVERTENTIES. Voor iederen regelf 0.15. Grootere letter naar de plaatsruimte die zij beslaan. Lelden, 26 November. DE BEGROOTING VOOR 1870. Hoofdstuk III (buitenlandsche zaken.) 1870. 1869. Afd. 1. Kosten van departem. 166,150. 166,650. 2. Buitenl. zendingen en consulaten 370,300. 362,510. 3. Verschillende uitgav. 18,400. 18.500. 4. Pensioenen, wachtgeld 57,691. 64,934. 5. Onvoorziene uitgaven. 10,000. 10,000 522,541. 522,594. Wat het eindcijfer betreft is deze begrooting vrij constant geblevenook in de verschillende afdee- lingen is niet veel verschil op te merken. De tweede afdeeling is circa ƒ8000 hooger, daaren tegen de afd. pensioenen 7000 lager. De verhoo ging van de tweede afdeeling wordt veroorzaakt- door de bezoldiging van een minister-resident in China, waar tot heden slechts een consul-gene raal was. Blijkens het voorloopig verslag heeft deze verandering bij de meerderheid weinig bijval ge vonden. Vrij algemeen was men van gevoelen, dat een consul volkomen in staat was onze han delsbelangen waar te nemen en een minister- resident overbodig was. De minister daarentegen is van gevoelen, dat onze vertegenwoordiger in die streken, aan wien onder anderen is opgedra gen de rechtsspraak tusschen Chineezen en Ne derlanders, een geheel onafhankelijk man moest wezen, en dus geen handelaar mocht zijn; dat van verschillende kanten daarop zeer was aan gedrongen, onder anderen door het Chineesche gezantschap, dat zich eenigen tijd in de hofstad heeft opgehouden; hij is van gevoelen dat het prestige van ons gezag in die streken zeer zou lijden zoo in den bestaanden toestand geen ver andering kwam. Behalve de gewone opmerkingen sinds jaren bij elke begrooting van buitenlandsche zaken gemaakt, dat de vaste gezantschappen moesten opgeheven en door consulaten-generaal worden vervangen, enz., heeft men ook nog bezwaar gemaakt tegen de herstelling der consulaten-generaal te Parijs en Berlijn, en de vestiging daarvan te Odessa en Petersburg; men meende dat op plaatsen waar gezantschappen waren, consulaten-generaal over tollig waren. De minister heeft de eerste mee ning met de gewone argumenten bestreden, en op de tweede geantwoord, dat de vestiging van consulaten-generaal overeenkomt met den wensch, dikwijls in de Kamer uitgesproken het: aantal onzer onbezoldigde vertegenwoordigers in den vreemde zooveel mogelijk uit te breiden. Onze vertegenwoordiging in het buitenland zal dit jaar bestaan uit zeven gezanten (in België, Frankrijk, Groot-Brittannië, Oostenrijk, Pruisen, Noord-Duitscben Bond en Saksen, Rome, Rusland) en zeven ministers-resident, als: in de Vereenigde Staten van Noord-Amerika, China, Denemarken, Zweden en Noorwegen, Italië, Japan, SpaDje en Portugal, Turkije, terwijl in de meeste handels plaatsen van de wereld, consuls hetzij bezoldigd of onbezoldigd onze handelsbelangen waarnemen. Het IVd8 Hoofdstuk A, departement van justitie, splitst zich in de volgende afdeelingen 1870. 1869. Afd. 1. Departement 97,350. 96,725. 2. Rechterlijke macht 1,147,700. 1,146,300. 3. Hoogmil.gerechtsh.,, 56,400. 56,400. 4. Raad van tucht 207,500. 207,500. 5. Rijkspolitie 299,855. 298,855. 6. Gevangenissen722,948. 703,614. 7. Gebouwen 641,147. 440,833. 8. Pensioenen 133,603, 136,232. 9. Onvoorziene uitg. 20,000. 20,000. 3,326,528. 3,106,459. De verhooging die het eindcijfer van dit hoofd stuk vertoont is te wijten aan afd. 6 en 7, ge vangenissen en gebouwen, die circa 220,000 hoo ger zijn geraamd dan ten vorigen jare. De overige afdeelingen zijn vrij wel onveranderd gebleven. De beschouwingen der leden in de afdeelingen hebben dan ook behalve over de gevangenissen grootendeels geloopen over vraagstukken niet direct met de begrooting in verband staande. Men vroeg den minister naar zijne plannen, drong aan op de spoedige indiening of wijziging van een aantal, niet minder dan 14 ,wetten, waaron der strafvordering en rechtsvordering; men klaagde over de wegvoering van Lamb te Rotterdam, over deZigeuners, over het te laat aankomen van treinen, over de ontvluchting van gevangenen te Leeu warden, de insubordinatie van de geïnterneerden te Doetinchem, het niet als rechtspersoon erken nen van eene winkelvereeniging te Zaandam enz. enz. In eene uitvoerige memorie van beantwoor ding heeft de minister al die klagers beantwoord, de spoedige indiening van een aantal wetten toe gezegd, en inzonderheid zijne plannen over de gevangenissen te Leeuwarden en Arnhem breed voerig verdedigd. De gevangenis te Leeuwarden voldoet sinds lang niet meer, zij is veel te klein, daardoor ongezond, veel te onregelmatig gebouwd en daardoor moeilijk te bewaken. Een voldoende vergrooting acht de minister zeer moeilijk en in allen gevalle ontzettend kostbaar. Hij heeft dus een onderzoek doen in stellen naar de verlaten rijksgebouwen te Medem- blik en bevonden dat deze met twee a twee en een halve ton tot eene uitstekende gevangenis voor 750 personen zijn in te richten (deactueele bevolking te Leeuwarden is slechts 600): hij heeft dus niet geaarzeld deze sommen op de begrooting te brengen. Eene cellulaire gevangenis te Arnhem is sinds lang door alle autoriteiten noodzakelijk geacht; de minister wenschte dit jaar tot den aanbouw er van over te gaan en vraagt dus 85,000 voor den aankoop van terrein. Wanneer men bedenkt dat eene cellulaire gevangenis niet te ver van het gerechtshof verwijderd mag zijn, en de grond in Arnhem niet goedkoop is, meent de minister dat deze som zoo onmatig hoog niet is als „som migen" schijnen te vinden. De gevangenen zullen dit jaar dus ƒ1,364,095 kosten! Aanzienlijke som, zelfs wanneer men er de vermoedelijke opbrengt van den arbeid dei- gevangenen ƒ288,600 tegen ƒ263,455 onkosten (batig saldo ƒ25,000) van aftrekt. Gelukkig slechts dat het aantal gevangenen niet vermeerdert; dit bedroeg in 1865. 66. 67. 68. 69. Crimineel veroord. 1114 1089 1027 1027 1039. Correctioneel 1746 1757 1827 2046 1938. Ongevonnisten413 407 532 400 3S6. Niet veroord. meisjes en jongens te Mont- foort en Alkmaar. 171 185 191 207 187. Te zamen. 3544 3438 3577 3680 3550. Deze 3550 waren aldus over de gevangenis sen verdeeld Soort v. g«vangenl». SUrktc d. bevolking. 1 Crimineel veroordeeld. 987. Correctioneel 541. Jeugdige vrouw. 83. mannel. 192. tt f Crimineel 45. 13 Huizen van Correctioneel 818. verzekering. I Ongevonnisten 234. „0 f Crimineel veroordeeld. 23 Huizen van I arrest 1 Correctioneel 347. Ongevonnisten148. Huizen van krank- Krankzinnige gevang. 8. zinnigen. Huis te Alkmaar. Niet veroord. jongens 147. 355Ö. In de gisteren gehouden zitting der Eerste Kamer zijn na mededeeling van stukken, de af deelingen samengesteld. Door de Staten van Noord-Holland is het ont- werp-besluit tot opheffing der ambachten in Rijn land, gelijk het door de Staten van Zuid-Holland is vastgesteld, aangenomen. Hèt besluit der Prov. Staten van Groningen om zich te adresseeren tot Z. M. den Koning, met afschrift aan de beide Kamers der Staten- Generaal, ten einde bij Z. M. te verzoeken maat regelen te beramenom de hooge oorlogskosten te verminderen, is met 20 tegen 19 stemmen genomen. Onder de tegenstanders waren, zoo niet allen, toch bijna allen niet tegen de bedoeling van den voorsteller, maar wel tegen de bevoegdheid der Staten, om in deze op de voorgestelde wijze te handelen. In beginsel toch waren ook die leden van meening, dat de oorlogskosten verre boven de krachten der natie zijn opgevoerd. Naar wij vernemen, heeft Z. M. de Koning de verzoeken om gratie voor Jacob De Vletter en de andere Rotterdamsche veroordeelden, in gediend door Jhr. Mock en anderen, den heer Bergsma, verdediger en vele ingezetenen van Rot terdam, afgewezen. Door eene Commissie uit het Prov. Gerechtshof in Zuid-Holland zijn gisteren na afgelegd examen Hieronder rijn de 40 mei9jea van Monfoort begrepen. als candidaat-notarissen toegelaten de heeren Jhr. J. Rammelman Elsevier te Leiden, N. P. Jong- kindt te Streefkerk en J. H. Van Elsbroek te Rotterdam. Bij beschikking van den Minister van Koloniën zijn ten vervolge op die van den 30"»11 Augustus jl., naar aanleiding eener nadere aanvraag van den Gouverneur-Generaal van Nederlandscli Indië, bepaaldelijk ter voorziening in vacatures bij de rechterlijke macht, de heeren Mr. J. Doornik, Mr. J. D. Rasch, Mr. G. Van der Jagt, Mr. C. Rasch en Mr. A. L. Clignett gesteld ter beschik king van den genoemden Landvoogd, om te worden benoemd tot rechterlijk ambtenaar in Nederlandsch Indië. Het bestuur van het X X f V'" Nederlandsch landhuishoudkundig congres, dat den 27, 28, 29 en 30 Juni en 1 Juli 1870 te Arnhem zal gehou den worden, heeft de algemeene aandacht ge vestigd op de voor den Nederlandschen landbouw voorzeker hoogst nuttige instelling der congressen. Op die congressen zijn en worden onderwer pen behandeld, betreffende: 1". akkerbouw in den ruimsten zin, veeteelt en zuivelbereiding; 2°. tuinbouw in al zijn omvang; 3°. houtteelt in al hare onderdeelen4°. natuurkennis en hare toepassingen op den landbouw 5°. land- en volks huishoudkunde in het algemeen en statistiek. Het bestuur noodigt hen, die iet» te vragen of eenig voorstel te doen hebben, uit, daarvan (aan het adres van den secretaris, Dr. L. Mulder te Arnhem) vóór 15 Januari 1870 franco mededee ling te doen; en, zoo zij verschillende vragen of voorstellen hebben, vooral elk daarvan op een afzonderlijk stuk papier te schrijven en de ver gaderingen van het congres bij te wonen, opdat zij een en ander persoonlijk zouden kunnen toe lichten. Tevens verklaart het bestuur zich bereid, zoo veel mogelijk zorg te dragen voor behoorlijk logies voor hen die het congres te Arnhem wenschen bij te wonen en daarvan uiterlijk vóór 1 Juni 1870 franeo (aan het adres van den secretaris) doen blijken. In de maand Juli zijn aan het postkantoor alhier bezorgd de volgende brieven, naar het buitenland, die wegens onbekendheid der adres santen niet bezorgd zijn kunnen worden J. B. Franjois te Brussel; De Vree te Em merich; Van Dornberg Heiden te Hagen; A. E. Simon Thomas te Stubenberg; M. Kohlstedt te Wesel; H. Van Limburg Stirum te North Wal lis; P. A. Van Lommei te Batavia. Men meldt van gisteren uit 's-Hage-, Naar aanleiding der oproeping van de heeren Bosscha, Van der Heim en Lindo, leden van het Hoofdbestuur van het Schoolverbond, had heden avond hier in Diligentia eene bijeenkomst plaats, waarbij vele belangstellenden tegenwoordig wa ren, waaronder autoriteiten op verschillend gebied. Na eene inleiding van den heer Van der Heim over het doel van het Schoolverbond, is de Haag- sche afdeeling geconstitueerd en zijn als voorloopig NOVELLE DOOK H. TILLEMA. {Vervolg.) Het stuk ongeteekend terugzenden en Kornelis te Frederiksoord doen blijven ging ook niet aan. „Als jij niet teekenen wilt, doen wij het," werd neef Maartense gezegd. ,,'t Kan mij niet schelen, maar ik teeken niet," werd er door hem geantwoord. 't Stuk kwam te G. en was onderteekend met „Maartense Berends." De handteekening was niet gelegaliseerd, 't Armbestuur vermoedde niet, dat er een valsche naamteekening had plaats gehad en Kornelis, die van dezen handel geheel on kundig was, kreeg zijn ontslag. VIERDE HOOFDSTUK. Neef Maartense was iemand, die meer zorg voor zijn vee dan voor zijne onderhoorigen droeg. Opvliegend van aard en zonder de minste zelf- belieersching braakte hij dikwerf de hevigste ver- wenschingen tegen hen uit. Zelden was hij, mis schien ten gevolge eener kwaal, waaraan hij on derhevig was, opgeruimd. Niemand ondervond de gevolgen van zijn wrevel erger dan Kornelis. Wanneer er iets voorgevallen was, dat de toorn van den ruwen boer gaande maakte, barstte het ouweer gewoonlijk boven het hoofd van den ar men jongen los. Een knecht of meid kon terug- kijven of slaan, des noods wegloopen, maar de kuaap, die uren gaans in den omtrek geen vrien den of bekenden had, moest wel de ergste mis handelingen geduldig verdragen. 'Wanneer door de schuld of nalatigheid van een der dienstbo den iets verkeerds voorgevallen was, wist deze gewoonlijk de schuld op den jongen te werpen, die zoo onhandig en zoo dom was. Ook de buren vonden, wanneer ze den knaap op weg naar de kerk aantroffen, hem een vreemde. Hij sprak even hoog (Hollandsch) als mevrouw Z. Men kon hem haast niet verstaan. En hoe gekkelekl Eens had hij aan Krelis en Jantien Eis, met wien hij uit de kerk huiswaarts gekeerd was, gevraagd hoe hun de preek bevallen was. Over de boerderij en over de werkzaamheden hoorde men hem nimmer. Kornelis werd door de eenvoudige landlieden, wier,gebreken door sommige optimisten of door oppervlakkige beschouwers als deugden worden aangemerkt, als een uitvaagsel van het menschdom beschouwd. Er scheen niemand te zijn, die heufgenegen was. Alleen God kende de tra nen, die de ongelukkige in de eenzaamheid vergoot. De kwaal van Maartense verergerde. Men was genoodzaakt geneeskundige hulp in te roepen en wendde zich tot deD „Jodendokter". Ondanks 's mans kunde en talent, was het de vrouw des huizes een doorn in het oog, dat hij den Jood- schen godsdienst beleed. „Waarom wordt ge geen Christen?" vroeg ze hem dikwerf, 't Baatte niet, dat de hoogstbe- schaafde man uitwijkende antwoorden gaf; de boerin wenschte hem te bekeeren. Uit Oud en Nieuw Testament trachtte zij hem te bewijzen, dat Jezus werkelijk de vanouds beloofde en van de vaderen verwachte Messias was. De arts be waarde gewoonlijk het stilzwijgen. Eens, terwijl hij door een hevige onweersbui genoodzaakt werd langer dan gewoonlijk te vertoeven, verloor hij zijne gewone voorzichtigheid uit het oog, en ont wikkelde hij zijn denkbeelden over den gods dienst, die misschien veel overeenkomst hadden met die der lichtvrienden in Duitschland. Wie had ooit zoo iets gehoord? Niet te geloo- ven, dat de H. S. door God ingegeven was? Stond er niet duidelijk: „alle schrift is van God inge geven?" „Hier, lees dit eens," zei ze, terwijl ze in haar bekeeringsijver hem de laatste verzen uit de Open baring van Johannes voorhield. „Wie had ooit zoo'n halsstarrige ongeloovige ge zien als de Jodendokter was. Hij was nog on- gelooviger dan een gewone Jood, die ten minste nog aan de ingeving van het Oude Testament geloofde. „Hoe was 't mogelijk, dat aanzienlijke lieden hem bij hunne patiënten haalden? Hoe gevaarlijk kon zijn ongeloof worden voor iemand, die met den dood worstelde!" Weldra liet men den arts weten, dat zijn hulp bij Maartense niet meer verlangd werd. Dokter Z. uit het twee uren verder gelegene stadje werd gehaald. Deze kende zijne we reld beter dan de vroegere arts A. „Misschien," zei hij, „was er, indien men hem volkomen vertrouwde, hoop op herstelling. Maar tense moest zeldzame en daardoor kostbare me dicijnen gebruiken, doch hij betwijfelde het, of de apotheker te M. wel in staat zou zijn ze te leveren, 't Was beter, ried hij, dat men ze uit de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1869 | | pagina 1