palen van de Koningsbrug gestooten heeft, en daardoor een lek bekwam, zoodat zij, even bui ten Rotterdam, niettegenstaande de pogingen der Middelburgsche boot, reeds zonk. De boot had een lading in, ter waarde van circa 80,000, welke lading grootendeels als verloren moet beschouwd worden. Maastricht, 18 Nov. Gisteren werd bij een wijnhandelaar een groot stukvat wijn in den kelder gelaten. Halverwege van de trap zijnde schoot een der touwen los. Een ambtenaar die tegenwoordig moest zijn bij het openen van deu kelder, werd door het afvallende vat omver ge worpen niet alleen, maar het vat rolde letterlijk over zijn geheele lichaam heen, waardoor de man op schrikkelijke wijze werd verminkt. Dr. Dumouüu gaf hem de eerste hulp eu zorgde voor zijne overbrenging in het hospitaal, waai den ongelukkige al dadelijk een been werd af gezet. Zijn toestand blijft zeer gevaarlijk, en het voor uitzicht voor zijne vrouw en 7 kinderen om echt genoot en vader te behouden, hangt aan een zijden draad. INGEZONDEN. Mijnheer de Redacteur. Het bestuur der vereeniging Nut en Genoegen alhier, acht het zich een duren pligt, aan HH. inteekenaren voor het gehouden volksconcert op Maandag 15 Nov. jl. zijnen hartelijken dank te betuigen; door hen toch werd het in de gele genheid gesteld aan niet minder dan vijfhonderd werklieden een aangenamen avond te geven niet alleen, maar een zoo lang gewenscht middel tot beschaving te beproeven, welke het mag zeggen, dat gretig werd aangenomen en wel is geslaagd. Aangenaam is het hun te kuunen zeggen, dat zij behalve op hunne uitnoodiging een honderd en tien inteekenaren voor driehonderd en twintig kaarten verkregen, nog van velen aanvragen als zoodanig verkregen (waaraan bij gebrek aan localiteit moest worden geweigerd)een bewijs toch voor ^welwillende medewerking, grooter be wijs nog als men weet dat zich bereids een ge acht ingezetene had aangeboden om een moge- lijd tekort te willen dekken. Hiervan is dan ook, het zij tot ZEds. lof gezegd, gebruik gemaakt. ZEds. inteekening voor nog achtenveertig kaarten deed de rekening der ontvangsten en uitgaven sluiten. Nogmaals zeggen Bestuurderen voornoemd dank aan allen die tot het welslagen van genoemd con cert hebben medegewerkt, en uiten bij dezen den wenscli, dat deze eerste maal niet de laatste zijn zal, maar dat zij in een nieuwe grootere concertzaal door een dubbeltal inteekenaren een dubbeltal werklieden zullen zien introduceeren. Brieven uit Groucla. Mijnheer de Redacteur! Op een der meest onstuimige dagen, die het begin dezer maand ons schonk, moest ik naar Schoonhoven. Ik nam plaats in den postwagen die 2 maal daags tusschen Gouda en die stad rijdt. Mijne reisgenooten waren een heer en eene dame, die elkander schenen te kennen, en spoe dig begon het volgende gesprek Heer. Mevrouw moet zeker naar huis, ik be klaag u van harte. Dame. 't Is erg, maar 't is een onvermijde lijke noodzakelijkheid en ik hoop aan den warmen haard in den kring mijner huisgenooten het loon voor deze. beproeving te genieten. Ik zag beiden verwonderd aan, want de'.dame zag er volstrekt niet beklagenswaardig uit, en haar scheen te huis niets onaangenaams te wachten. Heer. Het schijnt u te verwonderen dat ik mevrouw beklaag, dat zij naar buis moet? dat komt omdat mevrouw te Polsbroek woont. Ik. Ik wist niet dat het tot de ongelukkige zonden. Daar zouden ze 't hem wel leeren. „Ja ja, die niet hooren wil, moet voelen," eindigde hij. Op zijn mededeeling omtrent den weesjongen scheen weinig acht te worden geslagen de va der van 't weeshuis had, toen hij aan 't bureau een plaatsbriefje voor den jongen had genomen, alles van dezen verteld wat van hem te vertel len was. „En die," vervolgde de spraakzame man, „is iemand wiens vader verleden jaar gestorven is. Zijn moeder," hier knipoogde hij eenige keeren, „verkeert nu met een ander." Daarop' verhaalde hij een geschiedenis, die men in de achterbuur ten onzer volkrijkste steden, niet vreemd zou ge vonden hebben. ,,'t Is heel natuurlijk" besloot hij, „dat de dia kenen den jongen niet in 't weeshuis kunnen op* nemen. Ze konden anders wel aan den gang blijven." Weldra was hij over dit onderwerp uitgepraat, 't Hinderde hem geweldig, dat zijn reisgenooten zoo weinig spraakzaam waren. „Is mijnheer ook uit Groningen vroeg hij den heer, die naast Komelis zat. „Uit de stad niet," werd er geantwoord. „Dus toch uit de provincie?" „Ja." „Uit'tOldambt?"„Neen." Pauze. „Ik heb nog familie op het land wonen," her omstandigheden behoort, te Polsbroek te wonen. Dame. Dat juist niet mijnheer! maar ik moet, om te Polsbroek te komen, den slangenweg pas- seeren en mijnheer weet wat dat beteekent. Ik. Den slangenweg? Bevinden er zich slan gen op dien weg en zijt gij daarvoor bevreesd? Dame. Er zijn op dien weg evenmin slangen als hier: die weg heet zoo, maar dien weg in zulk weder en te voet af te leggen behoort vol strekt niet tot de aangename zaken, en ik geef hier aan het loopen verre de voorkeur. Heer. De slangenweg loopt van Polsbroek tot de gemeente Vlist en Borirepas waardoor wij straks zullen rijden en is slechts een half uur lang, maar zoo slecht dat daarvan in 't geheele vaderland misschien geen voorbeeld is; men kan geen tien stappen doen zonder gaten te ontmoeten, die al tijd met water of modder gevuld zijn en waar van sommigen meer dan een voet diep zijn; de geheele weg mag gerust éen modderpoel genoemd worden. Voor oelgangers is hij hoogst moeilijk en onaangenaam, eu met weder als thans is het bijna niet mogelijk er door te komen. Voor rij tuigen is hij hoogst gevaarlijk, en mevrouw doet zeer wel dat zij aan loopen boven rijden de voor keur heeft gegeven. Het is in meer dan éen op zicht onverantwoordelijk dat die weg niet ver beterd wordt. Ik zeg in meer dan éen opzicht, ouidat deze weg voor de bewoners van Polsbroek de eenige is, die naar Gouda en Schoon hoven leidt, en door den toestand de bewoners als op een eiland zijn verplaatst; daarenboven is hij kerk- en schoolweg voor de bewoners van Vlist en Bonrepas waar gezamenlijk 400 menschen wonen, die noch school noch kerk hebben, en dus de school eu kerk van Polsbroek moeten be zoeken. Er zijn in die gemeente omtrent 50 school plichtige kinderen, die tegen wil en dank dee- len van het jaar moeten te huis blijven en Do- miné kan toch moeilijk zijne stem zóo verheden dat die van Polsbroek tot de Vlist kan gohoord worden. Daarbij komt dat die treurige toestand van den weg zeer gemakkelijk te verbeteren zou zijn, daar die niels zou behoeven te kosten, omdat het boom gewas dat er op staat denkelijk meer waard is dan de verbetering zou kosten. Maar de bestu ren der gemeenten Polsbroek dat tot Utrechten Vlist dat tot Zuid-Holland behoort zijn het over den eigendom van dien weg niet eens en niemand slaat handen aan 't werk. Men vertelt dat de predikant van Polsbroek on langs te Schoonhoven moest prediken. Hij werd Zondags 's morgens heel vroeg met een rijtuig gehaald en 's avonds terug gebracht. Na door zijne huisgenooten verwelkomd te zijn viel hij uitge put op een stoel neder. Zijne echtgenoot vroeg hem hoe het gegaan was. Och, antwoordde de waardige man, ik kwam door de hobbeligheid van den weg al hortende en stootende zoo vermoeid te Schoonhoven aan, dat ik nauwelijks bij machte was in den preekstoel te blijven staan, ieder oogenblik mijn gepijnigden rug en lendenen betastte en grooten lust kreeg om mijne hoorders toe te roepen: „Bewandelt toch nooit slechte wegen maar berijdt ze nog minder," en daarmede mijne preek voor geëin digd verklaren. Denk eens, mijnheer de Redacteur, in een tijd waarin men meer dan 100 millioen gulden voor wegen besteedt, waarin men op de milddadigste wijze voor het onderwijs zorgt, zon zelfs dat wel eens berekend is dat op -ominige hoogeie burger scholen ieder leerling het rijk meer kost dan het salaris van sommige ambtenaren bij kantonrecht banken bedraagt, waarin scholen worden ge bouwd, die sieraden mogen genoemd worden; in dienzelfden tijd wordt niets aan een weg ge daan, die het eenige middel van verkeer is tus schen gemeenten die gezamelijk meer dan 1000 bewoners bevattenlaat men de zieken zonder vatte de praatzieke man. Misschien kent menheer die." „'t Is niet onmogelijk." Is menheer op 't Zand bekend „Ja, een weinig." „Kent menheer daar ook een Paulus Kadstra? Hij is winkelier en woont op den hoek tegenover de pastorie." Daar mijnheer zei, dat hij meende op genoemde plaats een winkelhuis te hebben opgemerkt, ver haalde de diakendienaar, dat Kadstra van moe derszijde een neef van hem, en verleden jaar hertrouwd was. Daar niemand belang scheen te stellen in de mcdedeelingen, die hij vervolgens over de finan- tieele omstandigheden van zijn neef deed en 's mans nieuwsgierigheid nog verre van bevredigd was, begon hij zijn ondervraging voort te zetten. „Menheer is zeker uit de Veenstreken?" „Uit Veendain," zei de gevraagde, terwijl hij hoopte nu van den lastigen vraagal ontslagen te zijn. „Zoo, uit Veendam! Menheer behoort toch mis schien niet tot het college diakenen?" Aanzien lijker college als dat van armverzorgers kende de diakendienaar niet. Bovendien de kerkelijke armbesturen hielden soms correspondentie met elkander; men kon niet weten hoe zijn late aankomst aan den wagen, zonder de jongens, die hij uit hunne woningen tijdelijk aangebrachte hulp, omdat het hoogst moeilijk is den dokter te ontbieden en het voor dezen even moeilijk is zich bij den kranken te begeven, neen 't is hem moeilijker want een plat telands doctor moet rijden wegens de verre af standen, die hij heeft af te leggen, en op den Slangenweg is rijden erger dan loopen. En is het den dokter al gelukt nog bijtijds aan te ko men, dan moet men dien lieven weg nog 2 malen passeeren voor men medicijnen heeft. In dienzelf den tijd laat men 51) kinderen zonder behoor lijk onderwijs, want die jongere kinderen kun nen den ellendigen gevaarlijken weg in 't geheel niet, eu de meer bejaarden slechts zeer zelden gebruiken. Die kinderen, Mijnheer de Redacteur! behooren ook onder het getal waarover wegens schoolverzuim geklaagd wordt. Wat moet er gedaan worden om de kinderen van Vlist en Bonrepas onderwijs, den bejaarden godsdienstigen troost, den zieken een geneesheer en geneesmiddelen te bezorgen? Eenvoudig den Slangenweg herstellen. Wat kan dat kosten Niets, want de waarde der aan dien weg groeiende boomen is er toereikend toe. Zou het geen zaak zijn de competente bestu ren naar het voorbeeld van den predikant, van wien ik hierboven sprak, toe te roepenBewan delt geene slechte wegen, berijdt die evenmin, en zorgt dat de kinderen en kerkgangers den goeden weg leeren begaan. De V. KOLONIËN. Batavia, 14 October. Aan het Bat. Handelsblad ontleenen wij nog het volgende De Gouvern.Gen. heeft bij besluit bepaald, dat gerekend van 1 Januari 1870 van de Inlandsche bevolking in de assistent-residentie Benkoelen geene andere persoonlijke diensten, betaald of onbetaald, mogen gevorderd worden, dan die onvermijdelijk noodig zijn voor het aanleggen en onderhouden der wegen en bruggen, voor het vervoeren van gelden en goederen van den Lande en van in dienst reizende landsdienaren, en tot wering van rampen van hooger handdoch dat onder de persoonlijke diensten, bij deze ordon nantie bedoeld, niet zijn begrepen die ten behoeve van de op hoog gezag ingevoerde cultures, waar omtrent de bestaande voorschriften van kracht blijven; de gemeentelijke diensten, die, behoudens toezicht dat ze binnen billijke grenzen blijven, aan geene regeling van bestuurswege onderwor pen zijnnoch de diensten, waarop de volks hoofden volgens de landsinstellingen, waarvan het behoud aan de bevolking verzekerd is, aanspraak kuunen maken. Alle berichten aangaande de inspectiereis van den Legerkommandant stemmen tot heden hierin overeen, dat hij een man schijnt te zijn die met een sterken arm zijn werk verrichten zal. Voor verschillende wapens, onder anderen voor infan terie en cavalerie, is een zuiveringsproces ophanden, en ook een paar hoofdofficieren van den geneeskun digen dienst moeteu, naar beweerd wordt, in een toestand verkeeren die iets „ganz unheimisch" heeft. Vinden de berichten, die thans in omloop zijn, bevestiging, dan zal Z. E. Kroesen zekerjde lof niet ontgaan, dat hij getoond heeft een be langrijke kwaal van het leger te kennen en die te willen genezen. De heer A. Pruys van der Hoeven, adsistent- resid nt van Bei-koeien, is op den 20slea dezer te Batavia aangekomen eu onmiddellijk naar Bui tenzorg vertrokken, om op den 25S"Q naar Ben- koelen terug te keeren. Men verhaalt dat deze vluchtige reis in verband staat met zijne benoe ming tot resident van Riouw, waar verwikke lingen zouden zijn ontstaan over de gehouden opiumpacht- Met genoegen deelen wij mede dat, volgens een had moeten afhalen, ter sprake kon komen. Er viel een steen van zijn hart toen zijn vraag met „neen" werd beantwoord. „Menheer behoort toch zekerlijk tot de Hervormde gemeente?" „Ja." „Menheer heeft misschien wel eens in kerkelijke betrekking geweest, is misschien op 't. oogenblik„Nog predikant,'' luidde 't antwoord, waarop de gevraagde zich dichter in den hoek te zamendrong. Met 'n dominé in denzelfden wagen te zitten Met zoo'n halven hemelling te hebben gereisd Wanneer men diakendienaar was beleefde men wat. „Menheer is zeker in de stad woonachtig?" begon hij tot den persoon, die nevens hem zat. „Ja." „Reist menheer nog verder dan tot Assen?" „Neen." „Toch niet voor pleizier?" „Neen," antwoordde de gevraagde, terwijl er een bitter glimlachje om zijn lippen zweefde. „Menheer is misschien handelaar en wil de weekmarkt te Assen bezoeken?" „Ik moet er vandaag wezen." „Menheer doet misschien in granen „'k Ben scherprechter," hernam de ander„er zal vandaag te Assen een executie plaats hebben." Brrrl een rilling voer den diakendienaar dooi de leden. Met zoo'n man, met 'n beul in den zelfden wagen te zitten. Hij had echter-uiet ge- ontvangen bericht, de eerste steen voor het sta tionsgebouw te Batavia (Batavia-Buitenzorg) den 25I,el> dezer zal gelegd worden. Z. Exc. de Gouverneur-Generaal, die verzocht is die steenlegging op zich te nemen, moet -zich daartoe bereid verklaard hebben onder uitdruk kelijke voorwaarde echter, dat de eerste steen onmiddellijk door het leggen van een tweede zal gevolgd worden. Aanleiding lot die voorwaarde zal wel gegeven hebben de omstandigheid, dat de Gouv.-Gen. op den 31ilen Mei den eersten steen heeft gelegd van het Koen-monument en dat door de weigering van het Opperbestuur om met een subsidie tot de kosten der oprichting bij te dragen alsnu weinig kans bestaal dat de eerste steen van het monument spoedig door het leggen van een tweeden gevolgd wordt, zoo hij al eenmaal kan worden gelegd. 't Is een treurige maar treffende gelijkenis met de Nederlandsche Geschiedenis van Nederlandsch Indië. Koen heeft 250 jaren geleden den grond steen gelegd tot onze heerschappij in Indië; men zou nauwelijks kunnen beweren dat het gebouw den buik bereikt heeft; van het regeeren van Indië met een welwillend hart en een sterk hoofd geeft de geschiedenis van Ned. Indië tot heden zeer weinig teekenen. Soeuabaya, 4 October. Van Zaterdag op Zon dag-nacht is er brand ontdekt in de Bamboezen kazerne bij de 2de kouip. 6de bat. te Semoet, welke door de toevallige tussclienkomst van de chambré-wacht onmiddellijk is gebluscht. Men moet hier aan moedwil gelooven, door dat men een brandend stuk hout, met bezem-haren om wonden, gevonden heeft. Bij een hevigen wind zooals gisterenavond, zouden de gevolgen, vooral zoo dicht in de nabijheid van een kruitmagazijn, niet te berekenen zijn geweest. Twee inl. sol daten zouden onder presumptie gearresteerd zijn. Den 30stsn September jl., ongeveer te 2 uren des namiddags, is er in de assistent-residentie Grissee een geweldige brand uitgebroken. Zekere inlander Pakkem, der dessa Betoyo, district Ben- gawandjero (ass.-res. Grissee) had vergeten het vuur, waarmede eenj potje rijst was gekookt, behoorlijk te dooven. Het schijnt dat de wind het heeft aangewakkerd in een oubewaakt oogenblik, zoodat de naastbijzijnde bamboezen pagger vuur vatte en weldra het huis in lichte laaie vlam stond. Iu den tijd van weinige oogenblikken lag de geheele dessa Betoyo in de asch. De om zich heen grijpende vlammen deelden het vuur uiede aan de aangrenzende woningen van kalie Sawoo, kalie Gedee en kalie Anjar welke allen het lot der dessa Betoyo onder gingen. Er zijn 526 inlandsche woningen verbrand waaruit men slechts weinig heeft kunnen red den. De geleden schade wordt geschat op ƒ35,739 zegge vijfendertigduizend zevenhonderd negenen dertig gulden. De langdurige droogte heeft voorzeker er uiet weinig toe bijgedragen dat de pogingen tot blus- schen ten eenenmale vruchteloos bleven. Alhoewel Betoyo een achttal palen van Grissee verwijderd is, begaf de regent zich echter, op het vernemen van het ongeluk, onmiddellijk derwaarts tot het nemen der noodige maatregelen om in den nood te.voorzien van zoo velen, die eensklaps van alle levensbenoodigdheden ontbloot waren. Door den gouverneur-generaal van Ned. Indië zijn de volgende beschikkingen genomen: Civiel Departement. Benoemd: Tot leden van den raad van just, te Batavia, Mr. C. Visser en Mr. J. Ph. F. Filtz; tot omg. rechter in hetgouv. Celebes en onderh., Mr. M. C. Piepers; tot ass.- res. van Galoe, A. H. Swaving; tot ass.-res. van zien, hoe de scherprechter, gedurende de voor stelling der kinderen, op zijn lippen gebeten en zelfs een traan uit het oog had weggepinkt. Weer klonk de hooru des postiljons „O, wat is 't leven schoon." De postwagen hield voor een logement in het dorp Vries stil. De diakendienaar was de eerste in de gelagkamer. In weinige oogenblikken was het derde borreltje naar binnen en wist ieder in 't logement, wie van de reizigers de scherprech ter en wie van hen de predikant was. Om de jongens, die in den wagen waren blijven zitten, scheen hij zich niet te bekreunen. De beide pas sagiers echter wel. De predikant liet voor elk hunner een kop warme koffie gereed inakeh, welke hij en de scherprechter hun brachten. Voort ging het weer. „Wil je wel gelooven,'" zei de conducteur terwijl hij naast den postiljon op den bok zijn plaats innam, „dat de borreltjes, die de vent in zijn kraag sloeg, op rekening der diaconie komen Die arme jongens! ze zullen vandaag een slechten dag bij hem hebben." „O, wat is 't leven schoon!" klonk weer de hoorn. Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1869 | | pagina 2