Vrijdag
19 November.
N°. 3000,
A°. 1869.
LGIDSCH
DAGBLAD
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leiden per 3 maanden3.00.
Franco per post3.85.
Afzonderlijke Nommers0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DEK ADVKRTKNTIKN.
Voor iederen regel0.15.
Grootere lettor naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Lelden, IS November.
HET FEEST IN DE RESIDENTIE.
Had het weder zich eerst slecht laten aanzien,
de hoop, die men Dinsdag begon te koesteren,
dat de feesten door fraai weder zouden worden
begunstigd, werd niet beschaamd. Niet weinig
werd daardoor het feestelijk aanzien der residentie
verhoogd.
Reeds bij het eerste inkomen der stad werden
de vreemdelingen verrast door de sierlijk groen-
gemaakte Wagenbrug, terwijl een kijkje in de
St.-Jacobstraat, welke ruim met Oranjevlaggen
en groen was opgesierd, van uit de Wagenstraat
een aardig effect maakte.
Te halfUen trad in de Groote Kerk Ds Ruiten
schild op om het gedachtenisfeest der herstelling
van Neerlands onafhankelijkheid als 't ware
zijn godsdienstige wijding te verleenen. H. M. de
Koningin was met de schare opgekomen tot dit
plechtig dankuur, waarin de voorganger tot grond
slag zijner toespraak had gelegd het verhaal,
voorkomende in I Kronyken XI vs. 113 van
de zalving van David tot Koning van Israël, en
waarvan hij den terugslag in de gebeurtenissen
van 1813 deed uitkomen.
Ruim 12 uren was het, toen het terrein en de
tribunen voor de genoodigden werden openge
steld. Beiden waren eenvoudig doch met smaak
versierd; een aantal standaarden, met wimpels
van de Nationale en Oranjekleuren, omgaven het
nog half omhulde monument. In het midden der
tribune bevond zich de Koninklijke loge voor
het llof en gevolg; rechts daarvan waren de
plaatsen voor de hoofdcommissie, voor het corps
diplomatique, welke wij allengs door de meeste
buitenlandsche gezanten aan ons Hof en ook door
de leden van het Chineesche gezantschap zagen
innemenlinks die van de Ministers des Ko-
nings, de Ministers van Staat, de leden der hooge
colleges van Staat enz. Verder rechts en links de
afgevaardigden der sub-commissiën, de leden van
den gemeenteraad en verdere genoodigden.
Opmerking verdiende vooral dat onderscheiden
leden van de geslachten Van Hogendorp, Van
Stirum en Van der Duyn als genoodigden op
de tribune aanwezig waren, terwijl daarvóór aan
de gebroeders Bles, de eenige nog in leven zijnde
leden van het Haagsche orkest, die daarin voor
het eerst na 1813 het volkslied hadden meege
speeld, en aan Dirk Van Duyne, den Scheve-
uinger, die den Prins met zijn wagen uit de
boot naar wal had gebracht, een plaats was aan
gewezen. Nadat achtereenvolgens onder het af
wisselend spel der muziekkorpsen van de schut
terij en de grenadiers, de weeskinderen der
verschillende gezindten, deputatiën van verschil
lende corporation met hunne banieren, op het
terrein verschenen waren, zag men den heer
d'Engelbronner, secretaris der hoofdcommissie,
aan deze de drie bovengenoemde heeren voor
stellen en in 't bijzonder den ouden Van Duyne
toespreken, waar hij een dichterlijken feestgroet
voorlas, hem lieden door den heer Mr. J. Bur-
lage, van Amsterdam, toegezonden.
De muziek der jagers weerklonk. Zij ging den
stoet vooraf van oud-strijders, leden der vereeni-
gingen van het Zilveren en van het Metelen
Kruis, die zich daarna op de trappen voor en
om het monument schaarde.
Tegen 1 uur verkondigden fanfares de komst
van Prins Frederik, voorzitter der hoofdcommissie,
die door zijne mede-leden en de aanzienlijke me
nigte werd verwelkomd en begroet; de Prins was
door HD. dochter Prinses Marie begeleid.
Z. K. H. achtte zich in de eerste plaats geroe
pen zich van 's Konings hoogen last te. kwijten.
Z. M. had namelijk den Prins opgedragen, ais
blijk van onderscheiding de ridderteekeDen te
vereeren aan de heeren wier namen we gisteren
avond reeds vermelden.
Daarna kondigden hernieuwde fanfares van de
muziekkorpsen de komst aan van HH. MM. den
Koning en de Koningin, HH. KK.HH.den Prins van
Oranje en Prins Alexander en het vorstelijk ge
volg. HH. MM. werden door den Prins-Voorzitter
en verdere iedeD der Hoofdcommissie ontvangen.
De kleeding van II. M. bestond uit een ponceau
fluweelen kleed, hermelijnen mantel en blauwen
hoed, en écharpe van Oranjekleur. H. K. H.
Prinses Marie droeg een blauw zijden kleed, her
melijnen mantel en Oranje écharpe.
Alsnu vatte Z. K. H. de Prins-Voorzitter het
woord op en hield eene toespraak, die op vele
punten met luide toejuichingen werd begroet.
Na deze toespraak gaf de Prins-Voorzitter het
sein tot onthulling; drie fanfares en kanonscho
ten werden gehoord en een jubelkreet uit dui
zenden monden werd vernomen.
Daarna richtte Z. K. H. de Prins-Voorzitter
het woord tot. den burgemeester der residentie,
en overhandigde dezen de oorkonde der overdracht
van het monument in den eigendom der gemeente,
welke eigendom namens deze door den burge
meester werd aanvaard.
Voorts richtte de Voorzitter van Orde der
Hoofddcommissie, de heer J. Heemskerk Az., het
woord tot Z. M. den Koning en Z. K. H. Prins
Frederik.
Alsnu nam de hoogleeraar Van Oosterzee het
woord.
Ook hem, getuigde de spreker, was de indruk
te machtig, de stof te rijk, om alles, alles te
kunnen zeggen wat hem op het hart lag en door
den geest voer. Hij vatte het daarom samen in
deze drie denkbeelden, welke hij op schitterende
wijze uitwerkte: ootmoedige dank, vernieuwde trouw,
en hoopvolle wijding.
Met moeite slechts werden bijwijlen de uit
barstingen van geestdrift teruggehouden, welke
de woorden des gevierden sprekers uitlokten.
Toen hij geëindigd had, was het een treffend
tooneel, de duizenden en nog eens duizenden
door het zingen van het Cde en 8ste couplet van
het Volkslied als het ware het zegel te hooren
drukken op hetgeen de redenaar had gesproken
en van God gebeden
Bewaar, o God, den Koning lang
En 't lieve Vaderland!
Nogmaals fanfares en kanonschoten volgden
op dien schoonen oogenhlik. Daarna, terwijl
de nevel, waarvan door Prof. Van Oosterzee zoo
vernuftig werd gebruik gemaakt als beeld van
hetgeen hij wilde uitdrukken, beurtelings op
klaarde of zich verdikte, en meermalen een zon
nestraal doorliet, die juist dan de schilderachtig
heid van het geheel zoozeer verhoogde, ving de
optocht aan, waarvan wij vroeger het programma
mededeelden en nu nog enkele bijzonderheden
aanstippen.
In de eerste plaats kwamen de kinderen uit
de verschillende weeshuizen te 's-Gravenhage,
door hunne meesters en regenten geleid, waarvan
de meisjes bloemruikers droegen, welke zij aan
HH. MM. aanboden, een ware overstrooming
van bloemen, welke de adjudanten en hofdames
zicli beijverden uit de handen van H. M. over
te nemen.
De_Nationale ZaDgvereeniging, met haar drie
kleurige sierlijk opgenomen en met Oranje be
kroonde banier volgde.
De werklieden uit de fabriek van den heer
Van Kempen, wier lange reeks vooraan trad,
voerden in hun midden de kwartier wapens van
het huis van Nassau, verschillende banieren en,
want. het was de triomfdag voor de galvano-
plastiek een banier, waarop die kunst in
groote letters geschreven was, en kleinere banie
ren, welke de borstbeelden van de vaderen dier
kunst, Oerstedt, Jacobi, Volta en Galvani droegen.
De typografische en lithografische vereenigin-
gen werden ieder gevolgd door een wagen, waarop
haar embleem en werktuig, de pers, door de
driekleur gedekt, te zien was, en, meer dan een
zinnebeeld was 't, de vrije pers werkte daar in
alle vrijheid voort en strooide vaderlandsche lie
deren en afbeeldingen van het monument onder
de menigte.
Dat deze producten veel aftrek vonden laat
zich begrijpen. Ook door de leden der vorstelijke
familie werden exemplaren aangenomen, en Prins
Alexander had de attentie de leden van het
Chineesch gezantschap de proeven te overhandi
gen, dat die kunst hunner vaderen hij ons, de
barbaren van het verre Westen, nog altijd in
eere is.
De vereeniging van stukadoors, niet in hun
gewoon costuum, en de leden van het Genoot
schap „17 November 1863" gingen vooraf aan
den feestvvagen, hierbij had men zich tot doel gesteld
eene hulde van de werklieden over te brengen aan
den Koning en aan ai do overige leden van het
Koninklijke Huis, aan Z. M. bestaande in een
prachtig album en aan de leden van het Konink
lijke Huis in kransen. De wagen, 5 meter lang en
3 meter breed, prijkte met een kolossaal Neder-
landsch wapen. Daarboven kwam uiteen prachtige
Leeuw. Aan beide zijden prijkten Oranje vaan
dels, met de jaarcijfers 1813 en 1863 en daarbij
twee vazen, waaruit langs den geheelen tocht
wierookgeuren walmden. Een twaalftal jeugdige
meisjes was op een omloopende bank gezeteD,
drie aan drie in eene der nationale kleuren ge
kleed en met oranje versierd, terwijl een kolos
sale Oranjeboom den wagen van achter sloot.
Vóór de tribune der Koninklijke familie geko
men, hield de wagen stil, en nadat een van de
leden der commissie eenige woorden van hulde
den Koning had toegesproken, werden de meisjes
er uitgetild, en boden zij ieder een groenen krans
aan Z. M. aan.
Tevens werd aan Z. M. het album aangebo
den, waarin de namen van alle deelnemers aan
den optocht zijn opgenomen.
De timmerlieden met hun nieuwe nette blauw-
fluweelen banier, de Nationale Broederkring,
scheidden dezen feestwagen van de vier wagens,
welke de verschillende te Scheveningen uitge
oefende takken van zeevisscherij voorstelden, en
met smaak en juistheid.
Het was na den afloop van den optocht op
het feestterrein dat Z. K. H. Prins Frederik der
Nederlanden, vergezeld van al de leden der hoofd
commissie, HH. MM. den Koning en de Koningin
en de verdere leden van het Vorstelijke Huis uit
geleide deed.
Fanfares en salvo's van kanonschoten verkon
digden den afloop van de onthulling van het ge-
denkteeken.
De leden van het Koninklijk gezin zich naar
hunne paleizen begevende, werd door hen het eerst
de nieuw aangelegde straat tusschen de Park
straat en het Noordeinde, genaamd de Oranje
straat, ingewijd, door die het eerst door te rijden.
Na de plechtigheid werden in een der lokalen
van de Sociëteit de Vereeniging, aan de leden van
het Zilveren Kruis eenige ververschingen aange
boden.
Inmiddels ging het groote publiek naar de Ma
liebaan. Daar was het in den waren zin des woords
een volksfeest, afgewisseld door allerlei sterke
kunstverrichtingen in den trant als bij Crossoen
Rappo; koorddansen, goochelen, tableaux vivants
en verdere volksvermakelijkheden, alles opgeluis
terd door de muziek van het Ide reg. infanterie.
Des namiddags werd vanwege den Prins-Voor
zitter der Hoofdcommissie aan de afgevaardigden
en verdere genoodigden een diner aangeboden.
Z. M. de Koning en HH. KK. HH. de prinsen
van Oranje en Alexander waren daarbij tegen
woordig. Vele feestdronken werden er ingesteld
en met geestdrift beantwoord, die allen getuig
den van gehechtheid aan Koning en Vaderland,
trouw aan Oranje, achting voor Koning en Ko
ningin, en bovenal hulde aan prins Frederik, die
met waar genoegen, met zelfvoldoening, den dag
beleeft, waarop de merkwaardige gebeurtenissen
van 1813, door een fraai gedenkteeken worden
vereeuwigd.
Langzamerhand was de algemeene illuminatie
ontstoken. De stad leverde een bewonderenswaar
dig schouwspel op. Geen plein, geen straat, geen
gracht, geen buurt, geen woning waar niet op
de eene of andere wijze versieringen verlichting
was aangebracht. Eerepoorten en eerebogen, naam
cijfers, kronen, sterren, guirlandersge wijze of langs
of boven deur en raam geplaatst; alles doorgas,
HET MANNETJE IN DE MAAN.
EEN ET1INOGRAFISCH OVERZICHT
VAN
OSKAR PESCHEL.
(Vervolg.)
De man in de maan verschaft evenwel ook
een uitmuntende gelegenheid om ons te overtui
gen, hoe de menschen er toe gekomen zijn, de
spookgestalten hunner eigene verbeelding te ver
drijven. De vlekken in de maan hebben niet al
leen hare mythologische, maar ook hare weten
schappelijke geschiedenis. Dikwijls hadden zich
reeds de Grieksche geleerden met de tamelijk
onbegrijpelijke gedaantewisseling van onzen tra
want beziggehouden, en het raadselachtige daar
van op hunne wijze ontcijferd. Door den volge
ling van Pythagoras, Heraclitus, werd de maan
als een halfkogelvormige schaal voorgesteld, die
alleen met de buitenzijde het licht terugkaatste
en zich bestendig om een as draaide. Daaruit
kon ten minste de sikkelvormige gedaante, liet
wassen en afnemen van het hemellicht, min of
meer verklaard worden. Verbazend moeilijk ging
het, zich de maan als een bol, en wel als een
aardbol in het klein voor te stellen, want als de
halve maan als een licht wolkje bij dag aan den
hemel staat, zien wij slechts I uchthlauw in de
plaats der onverlichte helft, terwijl men zou mo
gen verwachten op dat oogenhlik het overige
zichtbare gedeelte van het hemellichaam als een
zwarten huiven bol te zien. De beste maanken-
ner van de oudheid was zonder twijfel Anaxa-
goras. Hij deed, wat bij den toenmaligen stand
der wetenschap zeker wel het beste was, wat
gedaan kon worden: hij ontwierp teekeningen
van de maanvlekken of maankaarten, als men
aan zoo een zwakke proef zulk een weidschen
naam mag geven. Werden zulke schetsen aan de
nakomelingen nagelaten, zoo konden deze zich
overtuigen of de vlekken niet van gedaante wis
selen, evenals men tegenwoordig op nauwkeurig
ontworpen maankaarten aandringt, opdat toe
komstige waarnemers mogen kunnen uitmaken,
of er werkelijk verandering in de oppervlakte
der maan komt, of namelijk de kegel in de ring
gebergten op de maan nog iavabeken uitstort,
dan wel of de maan reeds sinds lang een koude
man onder de hemellichamen is geworden. Reeds
Anaxagorus zag in de vlekken hoogten en diep
ten van de oppervlakte van de maan, schoon hij
die aanvankelijk toeschreef aan het verschil van
dichtheid der stoffen, waaruit het hemellichaam
bestond, als zouden de lichtere zich hooger op
gestapeld hebben, de zwaardere daarentegen na
der bij het middelpunt van den bol zijn geble
ven. (Plut. de placitis philos. II, 25): Daarentegen
spreekt Democritus reeds onbewimpeld van maan
bergen en maandalen, terwijl latere geleerden
reeds namen begonnen te geven aan sommige
vlekken, als: de kloof Hecate, de Elyseesche
velden, de vlakte van Persephone. (Plut. de facie
in orbe lunae, hfdst. 29).
Wij bezitten zelfs een bepaald geschrift „over
het gezicht in de maan" van den Pseudo Plu-
tarchus, die de vlekken in de schijf, onze ten
onrechte zoogenaamde meren, als de schaduwen
van hooge gebergten in de maan verklaart, een
zienswijze, die zelfs in zijn tijd niet meer ge
deeld kon worden, zoodra men slechts tot zeker
heid was gekomen, betreffende den stand van
zon en maan bij eene volkome verlichting van
de eene helft. In die verhandeling (hfdst. III)
wordt nog een stelling van Clearchus aange
haald, die thans nog geestig genoemd mag
worden. De maan werd daarin voorgesteld als
een glanzende spiegelscliijf, en het vlekkenbeeld
als de afspiegeling van de oppervlakte van de
aarde. De lichte plaatsen werden teweeggebracht
door het vasteland, de vlekken door de Middel-
landsche Zee. Dat de maan werkelijk licht ont
vangt van de verlichte aarde, is op te maken
uit de asehkleurige schemering, door welke, ne
vens den smallen sikkel, het overlichte gedeelte
als een met Oost-Indische inkt flauwgewasschen
bol zichtbaar wordt, een verschijnsel, dat door
Leonardo da Vinei, die zich niet alleen als schil
der, maar ook als natuurkundige een grooten
naam heeft gemaakt, reeds volkomen werd ver
klaard. (Kosmos, deel III, blz. 499).
Voelen wij ons aangetrokken door de natuur
kennis en het ijverige zoeken naar de waarheid
van de oude Grieken, de middeleeuwen zouden
ons lichtelijk angstig kunnen doen worden, of
de reeds verkregen kennis, die in ongelezen per
kamenten sluimerde, niet weder verloren zou
zijn gegaan. Maar ook in de oudheid ontbrak
het, nevens de scherpzinnige vermoedens en on
derstellingen, niet aan het speeltuig eener jeug
dige verbeeldingskracht, en de geduldige maan
moest het zich laten aanleunen, dat men in haar
gelaat de trekken eener sibylle zag. (Clemens
Alexandrinus, Strom, boek I, hfdst. 15.) Ook toen
was het ernstig zoeken naar waarheid slechts
het levensdoel van enkele uitstekende mannen.
Het bijgeloovige volk van Athene vervolgde eenen
Protagoras, en wierp eenen Anaxagoras in den
I kerker, wijl hij de zon, die goddelijke eer ge-
noot, bij een gloeienden meteoorsteen had vergele
ken. (Plutarch. Nicias, hfdst. 23). Wordt vervolgd.)