N°. 2997.
Dinsdag
A°. 1869.
16 November.
LEIDSCH
DAGBLAD
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leiden per 3 maanden3.00.
Franco per post3.85.
Afzonderlijke Nommers0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVKRTKNTIKiN.
Voor iederen regelJ 0.15.
Groolere letter naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Leiden, 15 November.
Het overlijden van Mr. N. Olivier wordt aller-
wege met diep leedwezen vernomen. In de hooge
betrekkingen, die hij bekleed heeft, hebben zijn
meer dan gewone bekwaamheid, en zijn onaf
hankelijk karakter, hem een grooten naam ver
worven. Doch welke uitstekende gaven de over
ledene bezat, weten wij hier te Leiden, waar hij
geruimen tijd openbare betrekkingen bekleed
heeft, voorzeker het best.
Als een der oudste, en tevens een der bekwaam-
ste|leerlingen van Thorbecke bekend, wiens trouwe
aanhanger hij gedurende zijn geheele leven bleef,
was het hier dat hij jarenlang als advocaat werk
zaam was, en tevens privaatlessen aan de studen
ten gaf. De roem dien hij zich als advocaat ver
wierf, maakte dat hij in 1847 tot lid van den raad
gekozen werd, in welke betrekking hij zich even
als in die van wethouder van financiën (van 1855
1858) door zijne heldere en uitstekende adviezen
bijzonder onderscheidde aan de belangrijke huis-
zitten-quaestie o. a. heeft hij een groot aandeel
gehad.
Het was niet alleen zijn buitengewone bekwaam
heid als jurist, die men hier op prijs stelde, het
was daarbij zijn onkreukbare trouw, zijne vol-
komene eerlijkheid, die algemeen in hem gewaar
deerd werd.
In 1858 begon zijn politieke loopbaanhet was
toen, dat hij als afgevaardigde voor Rotterdam zit
ting kreeg in de Tweede Kamer, totdat hij in 1862
lid van het tweede ministerie Thorbecke werd. De
N. R. C. herinnert er aan, hoe hij als afgevaardigde
een groot teeken van onafhankelijkheid gaf, door
tegen het gevoelen van het meerendeel zijner
kiezers, zijn stem in de Kamer tegen het in 1858
aanhangige wetsontwerp op de spoorwegen uit
te brengen.
Van 1S62-1866 was hij minister van justitie,
en in het vorige jaar werd hij in de plaats van den
heer Reinders te Zuidhorn weder tot afgevaardigde
gekozen, waarvoor hij nog nu, nadat hij dezen
zomer herkozen was, zitting had. Op wetgevend
gebied het is niet tegen te spreken heeft
hij als minister van justitie weinig gepraesteerd.
Een der belangrijkste besluiten van hem afkom
stig, mag genoemd worden, dat waarhij de schei
ding van kerk en staat, betrekkelijk het beheer
der kerkelijke goederen, werd voorbereid: een
ontwerp wetboek van burgerlijke rechtsvorde
ring werd door hem ingediend, terwijl hij
zijn ministeriëele loopbaan vooral heeft geken
merkt, door zijn flinke en krachtige verdedi
ging van het wetsontwerp tot verhooging van de
grondbelasting in Limburg.
In de Themis komen verscheidene stukken van
zijne hand voor. Hij was een eminent jurist, en
heeft hij ook als minister niet voldaan aan
de verwachtingen die men van hem koesterde,
voor een groot deel was zeker zijn gestel hiervan
de schuld.
Naar wij vernemen zal hij, op zijn uitdruk
kelijk verlangen, morgen te halfelf op de begraaf
plaats bij de Groenesteeg alhier begraven worden.
Door den hoofdredacteur en uitgever van de
Amersfoortsche Courant, den heer A. H. VanCleeff,
is de aandacht van den minister van justitie ge
vestigd op de omstandigheid, dat in denjongsten
tijd in vele dagbladen advertentiën worden op
genomen, vallende in de termen van art, 4 van
het besluit van 22 Juli 1814, waarbij de opne
ming van aankondigingen van vreemde lote
rijen verboden en strafbaar is gesteld.
De adressant geeft derhalve den minister „eer
biedig in overweging, of in een land, als Neder
land, alwaar op recht voor allen wordt gehoogd,
naar den geest van art. 4 der Grondwet, deze
toestand nog langer zal mogen voortduren?"
Indien wij de bedoeling van den heer Van
Cleeff wel begrijpen, verlangt hij dus, dat tegen
bedoelde bladen eene vervolging worde ingesteld,
of een besluit verschijne, waarbij ook aan de
voorzichtigen uitdrukkelijk de vrijheid wordt ge
gund, die minder voorzichtigen hebben genomen.
Onzes inziens had de adressant beter gedaan,
door eenvoudig en duidelijk intrekking te vragen
van bedoeld besluit. Waarom intrekking? Omdat
het de dagbladen, die de wet naleveD, berooft van
inkomsten, die hun anders zouden ten deel val
len? Zeer zeker niet. Wat het zwaarste is zou
ook hier het zwaarste moeten wegen. Maar het
verbod is tegen het publiek belang en door de
dagbladen kwalijk na te leven.
Wat het laatste betreft, doorgaans zijn die
advertentiën zóo ingericht, dat men onmogelijk
zien kan, of zij eene geoorloofde aankondiging
bevatten of niet. Wij zeiven, die anders deze ad
vertentiën zeer gestreugelijk weren, hebben er
ons soms door laten bedriegen. De vraag namelijk
of de aankondiging betreft eene gewone staats-
premieleening, dan wel eene loterij op eene en
kele trekking van zoodanige leening, kan door
gaans slechts worden beslist, wanneer men juist
weet, hoe groot de waarde is van de origiueele
aandeelen. De prijs, in de advertentie genoemd,
wijst dan natuurlijk uit, of men met origineele
aandeelen te doen heeft, of met eene loterij op
aandeelen. Maar de kennis, welke daartoe gevor
derd wordt, is van de administratie van een blad
niet altijd te vergen en zelfs in sommige gevallen
niet te verkrijgen. Ook al ware dit echter wel
het geval, dan nog zou het niet in het algemeen
belang zijn, die advertentiën te weren. Doorgaans
zijn deze aankondigingen zeer misleidend eD
behoort het publiek daartegen te worden ge
waarschuwd. Dit nu zou natuurlijk onnoodig
zijn, wanneer deze schitterende beloften alleen
langs den weg der dagbladen onder de oogen
van het publiek kwamen. Men weet echter dat
dit niet het geval is. Zij worden toch verspreid,
maar komen dan doorgaans alleen in handen
van onkundigen. Zoodra echter de aankondigin
gen verschijnen in de dagbladen, is meestal een
of ander zaakkundige in staat het bedrieglijke
dier mededeelingen te doen uitkomen.
Om deze redenen, die nog met andere zouden
kunnen worden vermeerderd, zouden wij den
minister dringend in bedenking geven, om de
intrekking voor te dragen van het besluit, dat
ook voor het overige volstrekt niet meer past
in onzen tijd. (Hbl.)
Onlang» werd iu sommige dagbladen, en out
door ons, uit het in het licht verschenen verslag
over den toestand der telegrafen in Nederland
in het jaar 1868, onder ineer, overgenomen de
volgende mededeeling
„De heer Metzelaar uit Koudekerk zet de proe
ven voort met zijne nieuwe vinding, waarmede
hij zich voorstelt meerdere berichten te gelijker
tijd, door middel van éen draad over te seinen."
Thans verneemt men met zekerheid dat de
heer Metzelaar reeds enkele proeven met zijne
in Rotterdam gereedstaande toestellen heeft ge
nomen, die met goed gevolg zijn bekroond ge
worden, en waarbij zijn dubbel seihsysteem zoo
veel waarborg voor welslagen en van doelmatig
heid heeft gegeven, dat. eerlang, en wel zoodra
de zwakke gezondheidstoestand van den heer
Metzelaar dit zal veroorloven, eenige autoriteiten
en deskundigen zullen worden uitgenoodigd tot
bijwoniDg van proeven op ruime schaal.
Op de algemeene vergadering van het Genoot
schap van leeraren aan de Nederlandsche gym-
nasiën en hoogere burgerscholen, in den afge-
loopen zomer te Deventer gehouden, werd het
aanhangige ontwerp van wet op het hooger
onderwijs ter sprake gebracht. Er werd besloten
eene commissie te benoemen, aan wie de taak
werd opgedragen, om van de schriftelijke beden
kingen tegen en opmerkingen over het genoemde
ontwerp, welke de leden bij het bestuur zouden
willen indienen, kennis te nemen, zelve een rap
port op te stellen, dat te doen drukken en rond
te zenden, en bij dat rapport al die voorstellen
te doen, die zij nuttig en noodig zou oordeelen.
Deze commissie heeft voor weinige dagen haar
rapport uitgebracht. De slotsom, waartoe zij ge
komen is, wordt door haar geformuleerd in eeD
voorstel, om aangaande het thans aanhangige ont
werp een adres in te dienen aan de Tweede Ka
mer der Staten-Generaal, en een afdruk van dat
adres toe te zenden aan den minister van binnen-
landsche zaken en aan al de leden van de beide
Kamers der Staten-Generaal.
Een afdruk van dat rapport is aan alle leden
van het Genootschap en bovendien aan alle rec
toren en directeuren van hoogere burgerscholen
toegezonden, aan de laatsten met verzoek om het
ter kennis te brengen der aan hunne inrichtingen
verbonden leeraren. Tevens zijn zij allen uitge
noodigd hunne aan- en opmerkingen aan het
Genootschap mede te deelen.
Een bouwkundige, welke de bouwvallen van
het fort bij Abcoude heeft bezocht, deelt aan het
Vaderland omtrent de aanleiding tot het ongeval
het volgende mede: .Om het fort is een gracht
gegraven van 12 meters breed, en aan de zuid
zijde tegen het steenen gebouw aangelegd een
zware aarden wal, hooger dan het gebouw zelf,
dat geenerlei ondersteuning tegen den daardoor
veroorzaakten druk vond, ja zelfs door die gracht
in nog ongunstiger toestand geplaatst was om
dien te verduren.
Niettegenstaande aanmerkelijke zakkingen en
verschuivingen van den aarden wal de overtui
ging geven moesten, dat het met den ondergrond
gansch niet richtig was, is men maar voortge
gaan met het hoogen van den wal, en het einde
is natuurlijk geweest, dat het gebouw is voor
uitgeschoven van zijn fundeeringen en geheel tot
een ruïne werd, zoowel het werk als de drie
omliggende bruggen, terwijl de gracht spoedig
volgeperst werd met grond in plaats vau met
water.
Aldus is eene uitgave van bijna drie tonnen
gouds geheel nutteloos geworden, een massa van
vijf millioen metselsteenen is tot puin geworden
Het is hoogst noodzakelijk, dat het gebeurde aan
een nauwkeurig onderzoek worde onderworpen,
opdat die schade ons althans weer wat wijzer
moge maken en ons leere, dat men op onzen slap
pen bodem zoo belangrijke werken niet met ge
noeg voorzorgen kan aanleggen.
Naar de N. R. Ct. verneemt, zou voor de vacante
betrekking van hoogleeraar in de geneeskunde
aan de hoogeschool te Groningen ter vervanging
van wijlen Dr. J. Van Deen zeer in aanmerking
komen Dr. W. Engelman, lector bij de geneesk
faculteit te Utrecht.
De Arnh. Ct. maakt de reizigers van Arnhem,
Veenendaal en Zeist-Driebergen naar Amsterdam,
vice versa, die van de sneltreinen over Harmeien
gcOLuiR uiukcu, iu nuu eigen ueiaug op ue om
standigheid opmerkzaam, dat het voordeeliger is
geen directe plaatskaart van Amsterdam naar
Driebergen of Arnhem en omgekeerd te nemen,
maar integendeel eersteen plaatsbiljet naar Utrecht
zich aan te schaften, en vervolgens bij de aan
komst te Utrecht weder een biljet voor de ver
dere reis, waartoe men te Utrecht altijd den tijd
heeft.
Voor eene rechtstreeksche plaatskaart toch moet
men over den geheelen afstand, ook lusschen
Amsterdam en Utrecht, het verhoogde of snel
treintarief betaleD, terwijl men van Amsterdam
naar Utrecht vice versa op de sneltreinen, die
over Harmeien rijden, slechts het gewone tarief
voor niet-snellreinen verschuldigd is.
Aan de leden der Tweede Kamer der Staten-
Generaal is rondgedeeld„het koffie-veiling-stelsel
in Nederland, ontvouwd door Joseph Jacobson,
makelaar te Rotterdam."
In het Politieblad komt onder de gesignaleerde
personen voor Etienne Marthoud, oud 18 of 19
jaren, bediende bij een wisselagent te Lyon, haar
bruin blond, aangezicht ovaal met puisten en
roode vlekken, kleur bleek, oogen blauw-grijs,
neus recht met wijde neusgaten, kin rond, mond
gewoon, hals lang, ooren groot, gestalte rijzig en
tenger; merkbare teekenen: wanneer hij spreekt
zijn zijne lippen ter rechterzijde een weinig
samengetrokken; uitspraak dikwijls onduidelijk;
kleurt en ontstelt spoedig, wanneer een vreemde
hein doordringend aanziet; gang huppelend. Mis
drijf: verduistering van 56,300 fr., ten nadeele
van zijnen meester. Is in den avond van 18 Oct.
jl. uit Lyon vertrokken, een geel lederen hand
koffertje medevoerende. Bij ontdekking dien per
soon aan te houden en daarvan bericht te zenden
aan het departement van justitie.
Veiling der Boekerij van Is. Meulman.
Was de maand October óverrijk aan boeken
veilingen, waaronder zeer belangrijke en nette
collectiëu, zooals die van de HH. J. Van Baaien
en Zn. en S. Van Velzen Jr., de maand November
zal ongetwijfeld tal van vreemde liefhebbers naar
Amsterdam lokken, nu de fraaie bibliotheek van
A. G. A. Ridder Van Rappard te Utrecht, die van
Mr. H. Roehussen te. Rotterdam en de zeldzame en
fraaie collectie boeken en pamphletten van Isaiic
Meulman onder den hamer gebracht zullen worden.
Deze laatste verzameling van 4273 N°». werd
bijeengebracht door den Amsterdaroschen make
laar in suiker, wiens kunst- en penningkabinet
reeds door den heer G. Th. Bom dit voorjaar
werd verkocht en wiens verdiensten ten opzichte
van onze geschiedenis en letterkunde naar waarde
in de voorrede van den voortreffelijk bewerkten
Catalogus der veiling door de heeren Fr. Muller
en Mart. Nijhoff zijn herinnerd. Onder N°. 1
vindt men vermeld de beroemde collectie van
19000 pamphletten, betrekkelijk de geschiedenis
van Nederland en zijne koloniën, beschreven in
de zes deelen van Tieles en v. d. Wulps bekende
Catalogi. Deze collectie komt ter veiling in 400
nette kartonnen kokers; zij omvat de brochuren-
literatuur onzer persen van de jaren 1500 tot
1713 en mag een zoo getrouw beeld heeten van
het politieke en kerkelijke leven van ons volk
in de 16d° en 17d0 eeuwen, als immer geleverd
werd. Zoo ooit, dan mag bij deze collectie ver
trouwd worden dat zij bewaard blijve voor een
onzer openbare bibliotheken of althans in handen
kome van iemand hier te lande, die even mild
is met dien schat als wijlen de heer Meulman
was jegens allen die hunne kennis van ons land
en volk daardoor wilden verrijken. Gaat zij voor
ons land verloren, dan toch is het niet waar
schijnlijk dat ooit weder zulk eene verzameling
zal bijeengebracht kunnen worden. De hamerslag,
die dezen koop op Vrijdag-avond 26 November
toewijst, zal daarom van veel heteekenis voor
onze letterkunde mogen heeten.
Doch niet enkel de zoo bijzonder rijke pam-
phletten-collectie is het wat deze veiling zoo be
langrijk maakt, ook de unieke verzameling over
Amsterdam, de oude reisbeschrijvingen naar Oost
en West lndië, de fraaie editiëu onzer oude en
nieuwere schrijvers, waarbij van elk nummer
iets bijzonders te vermelden viel, de zeldzame
oude liederenboekjes en volksromans en vooral
ook de nog nimmer hier te lande geziene collectie
geschriften van en over Luther en de Luthersche
IIoill) Ivt ivi lib ll\jOX M. LullUVldCj ttllUb
uitmuntend geconserveerd en in nette hoornen
bandjes gezet, dat een eu ander vormt om
met de voorrede te spreken „een zeldzaam
schoon model van eene zéér fraaie, echt Neder
landsche bibliotheek, die evenzeer uitmunt door
degelijkheid van inhoud, als door een schoon,
eenvoudig en duurzaam uiterlijk, een uiterlijk dat
menigen Franschen bibliophile zou doen water
tanden."
Evenals bij vroeger in veiling verkochte biblio
theken, zal de heer Fr. Muller, naar wij hopen,
onze lezers weder aan zich willen verplichten,
door na den afloop van deze veiling ons een en
ander omtrent deze merkwaardig» bibliotheek mee
te deelen, of naar aanleiding daarvan onze kennis
willen vermeerderen door een gerecht van biblio-
graphische causerie, zooals wij, te zeldzaam helaas
in onze kolommen vermogen op te nemen.
[N. v. d. Boekh.)
Dr. Schouw Santvoord, Theol. Dr. en predikant
te Arnhem, heeft het beroep naar Leiderdorp aan
genomen.
In de eerste helft der maand October zijn aan
het postkantoor alhier bezorgd de volgende brie
ven, die wegens onbekendheid der adressanten
niet bezorgd zijn kunnen worden: J. Rijk, Mej.
C. H. Andres- v. d. Maal, Pecket en Zn., De
Haas, J. J. F. Boom, Geb. v. d. Horst, Mej. M.
De Vrij, allen te Amsterdam; H. Hendriks te
Arnhem; R. Hartman te Dedemsvaart; J. P. W.
Schermer, Van Hoeke, H. Buikzwager v. d. Zeeuw,
P. v. Geinert, allen te 's-Gravenhage; vrouw Hoo-
gedoorn Bol voor Mietje Gorwig te Heemstede;
Peterus te 's-UertogenbosohGeb. Verbeek te
Kevelaar; P. L. Muller, W. Rosmaal, voor, beiden
te Leiden; Dirkje Del Graaf (e Nootdorp; H. M.
v. Waardenaar te Nijmegen.
De gewone audiëntie van den Minister van
Koloniën zal op Woensdag den 17dtD November,
en die van den Minister van Oorlog op Donder
dag den 18dcn dezer niet plaats hebben.
Blijkens een bij het Depart, van Marine ont
vangen telegram, is Zr. Ms. schroefstoomschip
Curasao, onder bevel van den kapit.-luit. t./z. Jhr.
M. W. Bowier, laatstelijk van Djeddah den 13del1
dezer te Suez aangekomen.
Bij ministerieele beschikking is aan N. Spijker,
te 's-Gravenhage, tot weder-opzegging vergunning
verleend voor een stoombootdienst tot vervoer
van reizigers, goederen en vee tusschen Haarlem,
Gouda en Rotterdam.