V. 2991,
Dinsdag
A°. 1869.
9 November.
LEEBSCH
DAGBLAD
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leiden per 3 maanden3.00.
Franco per post3.85.
Afzonderlijke Nommers0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTENTIEN.
Voor iederen regelj 0.15.
Grootere letler naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Lelden, 8 November.
In liet vonrloopig verslag van het departement
van binneniandsche zaken zijn over de onder-
deelen Medische politie en ondenoijs de volgende
opmerkingen gemaakt:
Medische politie. Uit meer dan éen oogpunt en
met nadruk werd op herziening, althans van
sommige bepalingen der medische wetten aan
gedrongen.
Meer bepaald werd de aandacht gevestigd op
de natuurkundige examina, bedoeld bij art. 4
der wet van den l"*" Juni 1S65 (Staatsblad n". 69).
Men achtte het onterantwoordelijk, dat voortdu
rend geen acht werd geslagen op de vertoogen
van bijna elke commissie, die met deze examina
is belast geweest, om eene splitsing daarvan mo
gelijk te maken.
In de tweede plaats behoort de onbillijkheid
te worden weggenomen, die voor de apothekers
voortvloeit uit de toepassing van het 2de lid van
art. 6 der wet van 1 Juni 1S65 [Staatsblad n°. 61).
Zij mogen geen geneesmiddelen verkoopen, waar
van de samenstelling htin onbekend is, terwijl
elk ander winkelier daartoe volkomen vrijheid
bezit. Dit is te harder omdat menig geneesheer
het gebruik der hier bedoelde geheime genees
middelen aan zijne patiënten voorschrijft.
Eene derde, meer ingrijpende wrijziging der
medische wetten werd door eenige leden wen-
schelijk geacht, daarin bestaande dat men om de
praktijk in eenig zeer speciaal vak te kunnen
uitoefenen, niet verplicht zou zijn een examen
af te leggen in de genees-, heel- en verloskunde
in haren geheelen omvang. Men had daarbij
vooral het oog op de tandmeesters.
Met genoegen heeft men kennis genomen van
de beide verslagen der commissiën, die een onder
zoek omtrent den arbeid van kinderen in fabrie
ken, en omtrent het drinkwater in verband met
de verspreiding der cholera hebben ingesteld.
Men wenschte echter nu ook gaarne te weten,
welk gevolg de minister voornemens was aan
hetgeen in die stukken voorkomt, te geven,
Onderwijs. Hooger onderwijs. In afwachting van
de overweging der thans bij de Kamer aanhan
gige wet wegens dezen belangrijken tak van
staatszorg, heeft men gemeend, zich van uitwei
ding over dit onderdeel der staatsbegrooting te
kunnen onthouden. Alleen deed men opmerken,
dat onder de bestaande omstandigheden het sta
tus quo omtrent de uitgaven voor de verschil
lende hoogescholen zoo veel mogelijk moest wor
den gehandhaafd.
Middelbaar, onderwijs. De omslag en wijdloopig-
lieid, die bij het afnemen der eindexamens voor
de hoogere burgerscholen heerscht, werd in twee
der afdeelingèn door eenige leden eene verkeerd
heid geacht
Het besluit des ministers van binnenlandsche
zaken van 5 Augustus 1869 Staats-Courant n*. 203)
betrekkelijk het examen voor de betrekking van
leerling-telegraphist vond, voor zoover daarbij een
beslissende voorrang wordt geschonken aan de
bezitters van liet diploma van het eindexamen
voor de hoogere burgerscholen met vijfjarigen
cursus, veel afkeuring.
Opnieuw werd door sommigen geklaagd, dat
de blijvende uitgaven voor het middelbaar onder
wijs gestadig worden uitgezet.
Ook de klacht over de te weelderige inrichting
der hoogere burgerscholen werd herhaald.
Het subsidie voor de meisjes-burgerschool te
Haarlem vond zoowel verdedigers als bestrijders.
Lager onderwijs. In al de.afdeelingen waren leden,
die zich over de houding des ministers van bin-
nenlandsche zaken met opzicht tot het vraagstuk
wegens de betrekking van het bijzonder tot het
openbaar onderwijs levendig beklaagden. Men
had van hem, als lid van een kabinet, dat met
eene verzoenende gedachte is opgetreden, althans
eenige toenadering, eenig blijk dat hij de bezwa
ren van eene talrijke minderheid niet licht telt,
verwacht. In plaats daarvan heeft hij hij de jongste
beraadslaging over het adres van antwoord ver
klaard, zich op het vroeger ingenomen standpunt
te willen handhaven, en dus elke wijziging in
de onderwijswet afgewezen. Deze leden achtten
dit niet staatkundig.
Sommige dezer leden stonden drie veranderin
gen in de wet van 1857 voor, namelijk dat in de
zelfde gevallen, als zulks bij openbare scholen
wordt toegelaten, hulponderwijzers aan het hoofd
van bijzondere scholen konden worden gesteld
dat het verleenen vau subsidie aan bijzondere
scholen mogelijk wierd gemaakt, zonder dat de
voorwaarden, waarvan het laatste lid van art. 3
der wet spreekt, behoefden te worden vervuld;
en dat op elke openbare school betaling van ge
matigd schoolgeld verplichtend wierd gemaakt
Anderen meenden, dat ook hierdoor niets we
zenhjks zou gewonnen zijn. Voor hen was het
hoofdbezwaar, dat bij het openbaar onderwijs,
zooats dit thans is geregeld of gegeven wordt,
niet zoodanige eerbiediging van ieders godsdien
stige begrippen plaats heeft als art. 191 der
Grondwet heeft gewild.
Van de zijde der meerderheid prees men het
in den minister, dat hij aan zijne overtuiging
omtrent de onderwijswet getrouw bleef en zich
niet door den aandrang van betrekkelijk weini
gen van het rechte spoor liet brengen. Gaf hij
aan dien aandrang toe, hij zou ongetwijfeld veel
algemeener klachten uitlokken; gezwegen nog
van de onbillijkheid van den eisch, dat een
staatsman, door tegen zijne overtuiging aan con-
cessiën te doen, de politieke moraliteit verloo-
chene. Te minder kan eenigszins ingrijpende
wijziging der onderwijswet in aanmerking komen,
nu de uitslag der jongste verkiezingen,opnieuw
bewezen heeft, hoezeer de meerderheid 'der natie
aan de neutrale openbare school gehecht iseene
voorkeur, waarvan zich ook in onderscheidene
andere Europeesche staten toenemend blijken
vertoonen. Al wilde de regeering, zoover de
Grondwet dit toelaat, aan geopperde bezwaren
toegeven, het zou de klachten niet doen ophou
den. De uiterste partijen, die het volksonderwijs
willen brengen onder kerkelijk gezag en daar
door tegen art. 194 der Grondwet reageeren, zijn
niet te bevredigen. Men heeft dit onder anderen
ter gelegenheid der afschaffing van het patent
recht des bijzonderen ouderwijzers ondervonden,
waarvoor geen ijverig voorstander van het bij
zonder onderwijs zich erkentelijk heeft getoond.
Evenzoo heeft, nadat men vroeger ook over het
toezicht op het onderwijs had geklaagd, de poging
der inspecteurs om daaromtrent een onderzoek
in te stellen, geen andere uitwerking gehad, dan
dat men de zaak belachelijk heeft trachten te
maken. Wat voorts het beweren betreft, dal het
bijzonder onderwijs niet tegen het openbaar kan
mededingen, werd aangemerkt, dat het onderwijs
geen terrein is van concurrentie, althans niet
in den 3in,als men die concurrentie op het ge
bied van handel en nijverheid kent. Wil men
echter de zaak uit dat oogpunt beschouwen, dan
blijkt dat het publiek op de markt van het on
derwijs aan het openbaar boven het bijzonder de
voorkeur geeft en de vruchten van het eerste
dus niet zoo verderfelijk oordeelt-, als zij in liet
oog van sommigen zijn. Dacht het publiek daar
over anders, het openbaar onderwijs zou, ook
tegen geringen prijs, niet gekocht worden. Som
migen voegden er bij, dat indien werkelijk de
bezwaren tegen de onderwijswet zoo gemakkelijk
weg te nemen waren, het op den weg lag van
de leden der Kauier, die dit gelooven, om op
nieuw liet initiatief te nemen tot wijziging. Van
de andere zijde antwoordde men, dat het onre
delijk was, zoo iets te vergen. Maar, was het
wederantwoord, is het dan minder onredelijk
den minister van binnenl. zaken te willen dwin
gen, dat hij geweld doe aan zijne nu reeds bij
herhaling aan den dag gelegde overtuiging.
Kunsten en Wetenschappen. De intrekking van
liet oude besluit omtrent de spelling onzer taal
werd in verschillenden zin besproken. Sommigen
noemden dien maatregel een stap achterwaarts,
die tot niets anders aanleiding kon geven dan
tot het brengen van verwarring in de wijze van
spellen.
Andere leden vereenigden zich niet met deze
bedenkingen. Het vaststellen of aanprijzen eener
bepaalde spelling is geen regeeringszaak. Alleen
de wetenschap heeft te beslissen, welke spelling
het meest met den aard der taal overeenkomt.
Omtrent het volgen van hare uitspraken zal al
tijd onder de deskundigen verschil vuil gevoelen
heerschen. Zelfs in Frankrijk verzet meu zich
in den laatslen tijd tegen het oppergezag der
Academie op dit gebied. Eeu en ander neemt
niet weg, dat een minister aan zijne ambtenaren,
nu evenals vroeger, de spelling die zij te volgen
hebben, kan voorschrijven.
I
In eene plechtige terechtzitting van het Pro
vinciaal Gerechtshof van Friesland heeft de instal
latie plaats gehad van den nieuw benoemden
advocaat-generaal, den lieer Mr. R. W. D Hey-
ligers. In de door den procureur-generaal, den
heer Mr. V. Ypey, gehouden aanspraak, zeide
deze o. a., dat, hoezeer hij tot nog toe geen behoefte
aan de hulp van een advocaat-generaal gevoeld
eu zijne betrekking reeds gedurende 17 jaren
zonder die hulp waargenomen beeft, het hem,
bij het toenemen zijner jaren, toch genoegen
deed, dat het Z. M. had behaagd den nieuwen
titularis te benoemen. Ook de president, de heer
Mr. W. Btima, kon het. in zijne aanspraak
niet verbergen, dat het. hof zeer verrast was ge
worden, toen het de benoeming in de dagbladen
las, daar de procureur-generaal, over wiens lof
hij in zijne tegenwoordigheid niet wilde uitwijden,
zijne functie steeds zoo voortreffelijk had waar
genomen, dat de behoefte aan een advocaat-ge
neraal nimmer was bespeurd. Intusschen eerbie
digde hij 's Koniugs keuze en wenschte hij den
benoemde hartelijk geluk met bijvoeging der
verzekering van 's liofs welwillendheid en vriend
schap.
Tot zoover de Provinciale Friesche Courant
Voor eenige dagen wezen wij er op dat thans
de wet van 1819 vooral ten aanzien van het
aantal advocaten-generaal geheel opgeheven werd,
en dat nog wel in een tijd dat het ministerie
van bezuiniging zooveel verwacht. Wij bespra
ken toen de gelden, aangevraagd voor een advo
caat-generaal in Friesland, zonder te weten dat
deze post reeds vervuld was.
Na de verklaring van den procureur-generaal
bestaat er evenwel dubbele reden, om, al is de
benoeming ook geschied, met aandrang den minis
ters rekenschap hieromtrent te vragen.
In de zitting der provinciale staten van Gro
ningen, van Donderdag den 4a,n November, heeft
de heer Mulder het voorstel gedaan, om een adres
aan Z. M. den Koning te zenden, tot inkrimping
van de uitgaven voor het. budget van oorlog, en
afschrift te zenden aan de beide Kamers der
Staten-Generaal.
Met bijna algemeene stemmen is besloten dit
voorstel onder de punten van behandeling op te
nemen.
Door de Prov. Staten van Zeeland is het voor
stel van Gedeputeerde Staten tot bevordering van
het schoolgaan en meer getrouw schoolbezoek (in
verband met het voorstel van den heer Verhagen)
door, bij wijze van proefneming, aan hun college
voor éen jaar f 2000 daartoe beschikbaar te stel
len, na uitvoerige beraadslaging met 31 tegen 2
stemmen aangenomen. Met gelijk aautal stemmen
was, o)i voorstel van den heer Fransen van de
Putte, vooraf besloten de bedoeling van Gedepu
teerde Staten duidelijker te doen uitkomen, door
achter hun thans tot besluit verheven voorstel
te laten volgen de woorden„zoowel op de open
bare als op de' bijzondere scholen."
In den nacht van 4 op 5 November is, door
den buitengewoon hoogen waterstand de dijk
van den in 1864 bedijkten Pierssenspolder, ge
meenten Neuzen en Hoek, doorgebroken en die
polder thans geïnundeerd. De bewoners van de
daarin gelegene hofstede hebben zich maar juist
bij lijds kunnen redden, daar het water reeds
het huis binnenstroomde vóór zij ontwaakten.
Eenige varkens zijn verdronken. (Middelb. Cl.)
Het plau tot oprichting eener vereeniging tot
bevordering eener goede journalistiek, schijnt
binnen kort verwezenlijkt te zullen worden. Men
bericht ons, dat deswege in den laatsten tijddruk
is gecorrespondeerd door aan de pers verbonden
personen, en dat er binnenkort een uitnoodiging
gedaan zal worden tot het houden van eene bij
eenkomst om een comité te benoemen. (Utr. Dagbl.)
Bij het Athenaeum Illustre te Amsterdam zijn
voor het studiejaar 18691870 nieuw ingeschre
ven 48 studenten Het gezamenlijke aantal stu
denten bedraagt 227, namelijk: 40 in de godge
leerdheid; 37 in de rechten; 14 in de letteren;
1*7 in de medicijnen (waaronder 21 civiel, 83
militair en 23 pharmaceuten), en 9 in de philo-
sopliie.
Door het genootschap van leeraren aan de Ne-
derlandsche gymnasiën en hoogere burgerscholen
is besloten, zich bij adres te wenden tot de Tweede
Kamer der Staten-Generaal, betreffende het aan
hangige wetsontwerp tot regeling van het hooger
onderwijs, en eene commissie is benoemd otn een
rapport op te stellen, inhoudende bedenkingen
tegen genoemd wetsontwerp Dat rapport, het
welk gereed is, zal in eene algemeene vergade
ring, te houden in de Kerstvacantie, worden be
sproken. (iY. H. Ct.)
Woensdag-avond vergaderde het prov. Genoot
schap van kunsten en wetenschappen in Noord-
Brabant te 's-Hertogenbosch in eene der zalen van
de sociëteit Casino. De opkomst was talrijker
dan wellicht het geval geweest ware, indien niet
de vergadering der prov. staten meerderen vau
elders naar de hoofdstad hadde gebracht. Na de
opening der vergadering door den voorzitter, werd
liet eerste vraagpunt, dat ter bespreking was
voorgesteld, ingeleid. Het was in deze woorden
geformuleerd: „moet het verhaal omtrent Albrecht
Beilings dood, te vinden bij Wagenaar, lIIJa deel
blz. 463, al of niet voor een verdichtsel gehouden
worden?" Een paar leden deden zich na hem,
die het inleidde, er over hooren, beiden gronden
gevende, waarop hun twijfel ten aanzien van de
waarheid van dit verhaal rustte. Meerdere le
den namen deel aan de discussie over het andere
vraagpunt, dat ingeleid werd, toen de beraad
slagingen over het eerste gesloten waren„is
eene wet ter beperking van den arbeid der kin
deren in de fabrieken en andere werkplaat
sen noodzakelijk?" Terwijl sommigen in be
vestigenden zin meenden te moeten antwoorden,
oordeelden anderen, dat. de staat zijne bevoegd
heid te buiten gaan en ongetwijfeld onvoorzich
tig handelen zou, indien hij in dezen tusschen
beiden trad. Met belangstelling werden de be
raadslagingen gevolgd en tevreden over hunnen
avond, gingen de aanwezigen uiteen.
Met een enkel woord wenschen we te wijzen
op de laatste buitengewone voorstelling, morgen
avond door het gezelschap van den heer Lemaire
met medewerking van Mej. Beursman», te geven.
Met de beide voor dien avond aangekondigde
stukjes heeft voornoemd gezelschap elders grooten
lof ingeoogst. Dit, naast den goeden roep waarin
voornoemd gezelschap staat, zal het morgenavond
zeker eene eivolle zaal verschaffen; daaraan twij
Felen we niet.
In de tweede helft der maand September zijn
aan het postkantoor alhier bezorgd de volgende
brieven, die wegens onbekendheid der adressan
ten niet bezorgd zijn kunnen worden:
Strootsman, J. Elje, Helena Kramp, Anna Kool,
Van Roojen, N. Boekooy,. Hendrieka Venverda,
A. Planke (2 stuks), S. Huyskes, Mej. A. Beek-
nians, Mej. Sellers, E. Abraham, allen te Amster
dam; Te Boer te Boskoop; W. S. Schaaps te
Dokkuni; P. Steenbruggen en M. H. v. Leeuwen,
beid.en te 's-Gravenhage; Wolf (2 stuks) te Haar
lemmermeer; Vaszen te Heemstede; J. W. Mar-
gadant te Klaaswaal; D. v. Schravendijk te
Landsmeer; M. M- Jakobs te Maastricht; Geertrui
v. Dam te Rotterdam; A. Verwer te Vere; G
Mieremet en A K. De Best, beiden te Zutfen
Blijkens een bij het Depart, van Marine ont
vangen telegram is Zr. Ms. schroefstoomschip Cu-
ragao, onder bevel van den kapitein-luit. t. z. Jhr.
M. W. Bowier, den 25,1,n October jl. te Aden
aangekomen, en zou van daar zijne reis naar
Djeddah voortzetten.
Z. M. heeft aan P. Daverman, brugwachter en
agent van politie te Rotterdam, als blijk van
goedkeuring en tevredenheid wegens het redden
van verschillende persouen in Juli 1863 en latei-
uit het water en bij brand, verleend de zilveren
medaille, alsmede een loffelijk getuigschriftbe
noemd tot notaris binnen het arrondissement
Assen, ter standplaats de gemeente Gieten, J.
Gomarus, candidaat-notaris te Zwolle.
Rijnsburg, 8 Nov. Gisterenavond is alhier eeu al
lertreurigst ongeluk voorgevallen. De smid B. was
ongeveer te 8 uren uitgegaan om zijne vrouw af te
halen van een der buren, en had zijn twee kleine
kinderen alleen thuis gelalen, terwijl de lamp
met petroleum gevuld, was blijven branden. Het
oudste kind, 4ü jaar oud, heeft om welke reden
dan ook, de lamp van de tafel willen nemen
waardoor deze omgevallen is en de brandende pe"