N°. 2982.
Vrijdag
A». 1869.
29 October.
Feuilleton van liet „Leidscli
Dagblad".
LËIDSCH
DAGBLAD
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leiden per 3 maanden3.00.
Franco per post3.85.
A.fzonderlijke Nommers9.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTENTIEN.
Voor iederen regel0.15.
Grootere lettor naar de plaatsruimte die tg beslaan.
Lelden, 28 October.
Men schrijft ons uit Utrecht dd. 27 October:
Op heden werd alhier de vergadering tot op
richting van een verbond ter wering van school
verzuim gehouden. Ruim driehonderd belang
stellenden woonden haar bij. Nadat Prof. Harting
den opgekomenen een hartelijk welkom had toe
geroepen, nam de heer Lodewijk Mulder, inspec
teur van het lager onderwijs in deze provincie
de leiding der vergadering over.
Toen de eerste rubriek der op den beschrijvings
brief aangeduide punten aan de orde gesteld was,
deed de heer Verhagen, lid der Prov. Staten van
Zuid-Holland, een voorstel, om als hoofddoel van
het verbond aan te nemen het verkrijgen van
een wet, waarbij schoolplichtigheid zou worden
voorgeschreven. Daarna stelde Dr. A. Kuyper,
predikant alhier, in naam van de voorstanders
van het Christelijk Nationaal onderwijs een amen
dement op de voorstellen van hen, die de verga
dering bijeengeroepen hadden, voor van dezen
inhoud: schoolplichtigheid en kosteloos onderwijs
zullen, zoolang de tegenwoordige wet op het la
ger onderwijs vigeert, nimmer door het verbond
bevorderd worden. Langdurige discussiën waren
de gevolgen dezer beide voorstellen, die beide
een gemeenschappelijk lot ondergingen, n. 1. ver
worpen werden en wel met een zeer groote
meerderheid. De vergadering verklaarde door
deze twee stemmingen, dat het verbond met alle
mogelijke middelen het schoolverzuim zou moe
ten tegengaan, dat wettelijke schoolplichtigheid
niet als eind- en hoofddoel beschouwd moest wor
den, daar integendeel het verbond het vrijwillige
ter schoolgaan zou kunnen en moeten bevorderen;
terwijl aldus voor- en tegenstanders eener wette
lijke schoolplichtigheid gelijkelijk de pogingen
van het verbond konden bevorderen. Doch aan
den anderen kant wilde de vergadering zich niet
verbinden om nimmer schoolplichtigheid als een
middel tot definitieve wering van schoolverzuim
te erkennen. Als nu eens alle andere middelen
niet hielpen, waarom dan ook niet dat leroïsche
middel? Doch zeker kan de vergadering niet on
bepaald afkeuren, dat aan minvermogenden kos
teloos lager onderwijs zou worden verstrekt.
En nog minder kon dè meerderheid met het
amendement-Kuyper ingewikkeld de hierin vigee-
rende wet op het lager onderwijs gispen en een
wijziging daarvan als een niet geheel verwerpe
lijke gebeurlijkheid aannemen.
Dr. A. Kuyper verliet na het verwerpen van
zijn amendement de vergadering; hij en zijn geest
verwanten bleven daarvan verwijderd. Slechts
een enkel der voorstanders van Christelijk Na
tionaal onderwijs ging niet heen en verklaarde
vertrouwen te stellen in de goede bedoelingen der
oprichters.
Vervolgens werd besloten aan de heeren, die
de meeting hadden bijeengeroepen, op te dragen,
om overeenkomstig de grondslagen, die in den
beschrijvingsbrief waren aangegeven, statuten
voor de vereeniging te doen opstellen door een
uit hun midden daartoe aan te wijzen commissie,
die zich andere personen zou kunnen assumee-
ren. Op voorstel van den heer Lindo werd door
de heeren onderteekenaars van den oproepings
brief nog staande de vergadering geassumeerd de
heer Lalleman, onderwijzer te Moordrecht, wiens
geschrift den eersten stoot tot het oprichten eener
vereeniging ter wering van schoolverzuim had
gegeven.
Nadat de vergadering geschorst was, kwam te
zes uren, een klein aantal op, om de debatten
verder voort te zetten. Het gold de bespreking
der middelen, die de vereeniging tot bereiking
van haar doel zou kunnen in het werk stellen.
In 't algemeen werden de bekende middelen
belooningen aan ouders en kinderen, huisbezoek
enz. enz.besproken en toegelicht. Overeenstemming
in beginselen maakte hier geen stemmingen nood
zakelijk, te meer daar de later te bewerken sta
tuten die middelen eerst moeten aangeven.
Nog éen incident in de ochtendvergadering
voorgevallen acht ik wel de opmerking waard.
De heer Van der Hein, éen der medeonderteeke-
naars van den oproepingsbrief, oud-inspecteur van
het lager onderwijs in Zuid-Holland, verklaarde
dat het cijfer der schoolverzuiinende kinderen
in de officieele statistieken veel te hoog wordt
opgegeven. Dat cijfer was eene onjuistheid. De
heer Van der Hein verklaarde daarop het ver
bond niet voor een weeldeartikel. Het School
verzuim heerscht. Toch is het de moeite waard,
om in het algemeen opgaven in cijfers, statistiek,
op den rechten prijs te schatten. Want de op
merking van den heer Van der Hein is in de
vergadering althans niet weersproken.
Van goederhand vernemen wij dat eerlang bij
de Tweede Kamer der Staten-Generaal zal wor
den ingediend een wetsontwerp tot afschaffing
der doodstraf. Dv. Z.-H.)
De Courrier de la Meuse verneemt, dat de Ged.
Staten van Limburg zich tot de regcering hebben
gewend, om op verbetering aan te dringen van
de regeling van den winterdienst op de staats
spoorwegen.
Ged. Staten van Zuid-Holland hebben bij reso
lutie van 26 dezer bepaald, dat de verkiezing ter
vervanging van den heer P. F. Hubrecht, zitting
hebbende voor het hoofdkiesdistrict Rotterdam,
zal plaats hebben op Dinsdag 16 November 1S69,
en wanneer eene herstemming mocht worden
vereischt, deze zal geschieden op Dinsdag 30 Nov.
daaraanvolgende.
Volgens een schrijven uit N.-Indië van een
marine-officier op de Bromo geplaatst, was dit
schip in Sept. 11. op het eiland Onrust om te
repareeren, doch zou spoedig weer voor den dienst
beschikbaar zijn; men denkt dat het weder te
Cheribon gestationneerd zal worden gedurende
den westmoesson. Er is, volgens dit schïijven,
zoo groot gebrek aan officieren van gezondheid
bij de marine, dat er een derde op de noodige
getalsterkte ontbreekt. Hbl.j
Dat bij eene eventueele wegruiming van den
in dezen tijd zooveel besproken dam te Appelscha,
waardoor de Friesche en Drentsche vaarwaters
alsdan zullen samenvloeien, het vertier in die
oorden belangrijk zal toenemen, kan alleen reeds
worden afgeleid uit de omstandigheid, dat gedu
rende 1868 door de sluizen der kompanjons van
de Opsterlandsche en Ooststellingwerver vaarten
en veenen zijn gevarente Wijnjeterp 8,919, te
Hemrik 9,184, te Lippenhuizen 9,515 en te Gor-
redijk 12,925 schepen. Bij de vele voordeelen,
die daarvan ongetwijfeld zullen te wachten zijn,
is de wegruiming van dien dam dan ook noodig
te achten en verdient het plan alleszins uitvoering.
(Utr. D.)
Onder den titel van„De invloed van Offenbach
op de type der Belgische bankbiljetten," komt een
zeer geestig artikel voor in het laatstverschenen
nummer der Revue de la numismatigue Beige. Daarin
wordt gezegd, dat de nieuwe bankbiljetten van
25 fr., sedert eenige maanden in omloop, geïllus
treerd zijn met eene scène uit de Belle Helène.
Aan den eenen kant de schoone herder met zijn
herdersstaf en zijn appel, en aan den anderen
kant de lichtzinnige echtgenoote van koning Me-
nelaus, waartoe men de pikante gelaatstrekken
van mevrouw Delvil gekozen heeft. Men begrijpt
dadelijk zich zeer goed het verband, dat er kan
bestaan tusscheu de groote Belgische finantieele
instelling en deze personages uit de heldentij
den van Griekenland, maar men begrijpt nog
veel minder het dreigend opschrift, dat in het
centraal-medaillon, tusschen de koningin en den
herder, als de Slene thekel phares, schittert: „La
loi punit le contre facteur des traveaux forces" (de wet
straft den nabootser van dwangarbeid). Om lust
te gevoelen om den dwaugarbeid na te bootsen
zou men niet tienmaal bezeten moeten zijn van
Jen „Belgischen'' boozen geest van nabootsing?
Men zal gestraft worden:... met welke straf?
That is tge question
Men verzekert dat generaal Boum en de grande
ducliesse (de Gérolstein) zullen voorgesteld worden
op de biljetten van duizend fr., en zoo vervol
gens! (A. D. v. N.)
Gisterenavond had voor een talrijk publiek de
eerste wintervoorstelling plaats der vereeniging
Harmonie. De werkende leden gaven door de
opvoering van: „de Dochter van den Vrek of de
Edelmoedige diefstal," tooneelspel in 2 bedrijven,
vrij naar het Fransch gevolgd door W. Greeven,
blijken, dat zij hunne rollen goed bestudeerd
hadden. Zij waren allen op hunne plaats, terwijl
de rollen van Grandet, den vrek, en Eugenia, zijne
dochter, vooral goed werden afgespeeld.
Het nastukje: „Het kind van den huize," vau
deville in 1 bedrijf, mocht zeker eene gelukkige
keuze genoemd worden om den lachlust van het
publiek op te wekken. Ieder scheen te wedijve
ren om zijn rol het best af te spelen, waarom
dan ook aan het daverend applaus geen einde
scheen te komen.
De Vereeniging had het genoegen haren be
schermheer Mr. B. Th. Baron van Heemstra,
van Froina en Eibersburen, gedurende de voor
stelling in haar midden te zien.
Een zeer geanimeerd bal besloot dezen hoogst
genoeglijken avond.
Wij wenschen dat deze vereeniging, die steeds
tracht Leidens ingezetenen genotvolle avonden te
verschaffen, meer en meer in bloei moge toenemen 1
Bij Kon. besluit van den 25",n October, is be
noemd tot plaatsv. kantonr. te Hoogeveen H. Budde,
ontv. der registratie en domeinen aldaar.
Bij Kon. besluit van den 25,,en October, is aan
Mr. G. J. Berkhoff, op zijn daartoe gedaan ver
zoek, met ingang van 1 November 1869, eervol
ontslag verleend als griffier bij het kantongerecht
te Edam.
Bij Kon. besluit van 25 October, is aan den
heer A. Vandevelde, ad j-com. bij hetdepart. van
marine, uit hoofde van lichaamsgebreken en daar
door ontstane ongeschiktheid voor de verdere
waarneming zijner betrekking, met den laatste.n
Dec. dezes jaars uit die betrekking eervol ontslag
verleend, behoudens aanspraak op pensioen, en
onder toekenning van den titulairen rang van
commies.
Bij Kon. besluit van den 26"leo dezer, is, met
ingang van 1 Januari 1870, aan den heer E. G.
Staal, op zijn verzoek, eervol ontslag verleend
uit zijne betrekking van arrond.-ijker der maten
en gewichten te Zwolle.
Bij Kon. besluit van den 25""n dezer, is,opzijn
verzoek, een eervol ontslag verleend aan Mr. J.
R. Oorver Hooft, als hoogheemraad van Amstel-
land (Noord-Holland)en zijn benoemd lot heemr.
van het heemraadschap van de Mark en Dintel
(Noord-Brabant) A. Maris Oz.; lot heemr. van den
polder Albrandswaard, gemeente Poortugaal (Zuid-
Holland), J. Vermaat Johz.; tot waardsman van
den polder Het Binnenkijveland, gem. Poortugaal
(Zuid-Holland), A. Van der Waal Cz.; tot heemr.
van het waterschap Het Gemeeneland van Poor
tugaal, gem. Poortugaal (Zuid Holland), L. Pons
en L. De Zeeuw; tot dijkgr. van den polder
IJdoorn (Noord-Holland) A. A. 11. Sweys; tot
dijkgr. van den Ilondbossche en Duinen tol Pet
ten (Noord-Holland) Jhr. Mr. C. Van Foreest;
tot hoogheemr. van Waterland (Noord-Holland),
J. P. Swart; tot hoofdingel. van den St.-Aagten-
dijk voor de voorin, banne Wijk aan Duin (Noord
Holland) W. Scholtz Hz.; tot dijkgr. van de Vrije
polders onder Tholen (Zeeland) M. G. Van Sta-
pele; in het waterschap Hemelumer Oldephaert
en aanhoorige zeedijken (Friesland), tot dijkgraaf
K. Tjebbes, tot dijksgedeputeerden R. O. Bajema
en T. S. Tbema.
's-Gkavenhaqe, 27 Oct. Gisteren is hier een per
soon gearresteerd, die, na reeds tot eene gevange
nisstraf van 7 en later tot eene van 5 jaren te zijn
veroordeeld geweest, thans door valsche bons
goederen op zijns meesters naam haalde; in zes
weken had hij voor 309 goederen bekomen, die
hij voor f 150 verkocht. Bij het onderzoek na
ROMANESKE JONGEJUFVROUWEN.
NAAR HET TRANSCH VAN
JULES KERGOMARD.
(Vervolg.)
Had nu de gedachte van haar weder te zien
te midden van hare familie mij, in weerwil van
mijn overgroot verlangen, teruggehouden van
naar Garlan te gaan, zoo was het mij nog dub
bel onaangenaam, of eigenlijk dubbel pijnlijk,
haar alleen te ontmoeten, en op eene plaats,
waar ik, in geval het haar mocht behagen zulks
te beproeven, niet kon nalaten om eene uitleg
ging mitsgaders eene rechtvaardiging aan te
hooren, welke haar breken met den markies en
het berouw, dat zij aan Jane had te kennen
gegeven over haar gedrag ten mijnen aanzien,
maar al te waarschijnlijk maakten. En nu had
het verraad van Renée, doordien het mij ierug-
gebracht had lot Jane, van wie eene dwaze
verblinding alleen mij had kunnen afkeeren,
eene al te gelukkige uitkomst gehad, dan dat ik
daardoor niet al het lijden zou hebben vergeten
en inzonderheid dat ik daardoor het recht zou
hebben om boos op haar te blijven. Waartoe zou
het dan noodig zijn eene voldoening aan te ne
men, die vernederend moest zijn voor haar, die
ze mij zou moeten geven zonder vergoeding daar
voor, alzoo het mij, zelfs indien ik haar vergif
fenis schonk, waartoe ik alleszins besloten was,
volslagen onmogelijk zijn zou haar mijne gevoe
lens van vroeger terug te schenken? Maar, van
een anderen kant beschouwd, hoe zou het moge
lijk zijn te weigeren om die verklaring aan te
hooren, zonder dat arme schaap nog meer te
krenken door eene schijnbare verachting, door
eene gestrengheid, waartoe ik noch het recht,
noch den lust had? Die overwegingen, die mij
met eene allerverwonderlijkste snelheid door het
hoofd gingen, brachten bij mij eene beweging
van ongeduld teweeg, die ik niet haastig en
niet goed genoeg verbergen kon of Renée moest
die hebben opgemerkt. Een meer droevig dan
vroolijk glimlachje zweefde op hare lippen, en
zij sprak tot mij op een zonderling bewogen
toon
„Hoe weinig recht het verledene mij ook moge
geven op uwe toegevendheid, zoo doe ik daarop
nogtans een beroep voor een nieuw vergrijp,
waaraan ik mij volstrekt ten uwen aanzien heb
moeten schuldig maken. Indien ik u om een
onderhoud gevraagd had zoudt gij mij dat hoogst
waarschijnlijk hebben geweigerd, zooals gij
daartoe trouwens volkomen in uw recht zoudt
zijn geweest. En naardien ik toch volstrekt noo
dig had u te spreken, en wel alléén, en mis
schien nog wel uitvoerig, heb ik mij wel genood
zaakt gezien, tot mijn groot leedwezen zekerlijk,
u een strik te spannen
„Een strik?" herhaalde ik, hoogelijk verwon
derd.
„Ja, gij hebt mij zelfs genoodzaakt eene schrift-
vervalsching te begaan, door het handschrift
mijner znster na te maken en hare handteeke-
ning er onder te zetten. Hadt gij dat niet eens
opgemerkt?"
„Neen; maar waarom dat alles?" vraagde ik,
terwijl de vrees mij wederom bekroop dat een
onderhoud, door een middel van dien aard in
geleid, mij zou kunnen moeten blootstellen om
de even belachelijke als pijnlijke rol te vervullen
van onverbiddelijken rechter.
„Och! vrees niets!" haastte Renée zich er
met zekeron nadruk bij te voegen, die toonde dat
zij mijne gedachte geraden had. „Hoe volkomen
ik ook overtuigd ben van hetgeen ik vroeger mis
dreven heb, zou het mij vooralsnog moeilijk
vallen mijn trots zóovèr te vernederen, dat ik
er u vergiffenis voor vraagde."
„Maar, beste Renée," stotterde ik, bovenmate
verontrust over de wending die ons onderhoud
nam, „wees verzekerd dat ik niet boos
„Laat ons dat nu maar niet verder aanroeren
dat verzoek ik u vriendelijk," hernam zij met
levendigheid. „In sommige gevallen gelijkt de al
te gemakkelijke en al te spoedige vergevingsge
zindheid wel wat op minachting, en ik reken
genoegzaam op uwe goedhartigheid om mij die
te sparen. Ik wilde u alleen maar doen be
grijpen dat, indien ik, zelfs door list, dit onder
houd heb gezocht en verkregen, zulks niet ge
schied is met de bedoeling om voor u mijne
biecht af te leggen; maar wel, hoe vreemd u
die aanmatiging ook moge toeschijnen, oin u de
biecht af te nemen...." En alzoo mijn stilzwij
gen en mijne houding haar allesbehalve aan
moedigend tot eenigerhande poging om te schert
sen moesten toeschijnen, en zulks ook in 't al
lerminst niet waren, hernam zij, na eene vrij
lange pauze: „Gij hebt, naar ik zie, niet veel
lust, om mij mijn verzoek toe te staan. Daarom
juist kunt gij wel zeer goed overtuigd zijn dat
hoogst ernstige beweegredenen alleen mij doen
aandringen, want ik dring aan en houd vol; en