Italië. De opvolger van Ferraris, Rudini, is iemand, op wien eerst in 1866 de aandacht is gevallen. Hij is nog jong. Hij was burgemeester te Paler mo toen aldaar in 1866 een opstand plaats had; bij die gelegenheid heeft hij zich vooral onder scheiden door vastheid van karakter en persoon lijken moed. Tot belooning voor zijne goede diensten aan het vaderland werd hij benoemd tot prefect van Napels; deze betrekking vervulde hij, toen hij tot minister benoemd werd. Oostenrijk-Hongaarsche üttoiiai-chie. Met Memorial Diplomatique weet uit „zekere bron", dat de Keizer van Oostenrijk en de Koning van Italië eene bijeenkomst zullen hebben op Italiaanschen bodem. Na zijn terugkeer uit Egypte en zijn bezoek in Athene zal Frans Jozef eene Italiaansche haven aandoen; welke is nog niet vastgesteld. Gelijk de Presse verneemt, heeft Victor Emanuel Napels voorgesteld, alwaar de prinses van Piemont hare bevalling afwacht, en waar dan, bij den doop van den aanstaanden spruit, de gansche Sardinische familie vergaderd zal zijn. Engeland. De Pall Mall Gazette meent, dat de tijding van den dood van graaf Derby, nu hij zoo lang op sterven heeft gelegen, velen welkom zal geweest zijn. Op de politiek zal dat overlijden weinig invloed uitoefenen, aangezien graaf Derby zich geheel uit het openbaar leven had teruggetrok ken. Zijn dood heeft ook weinig te beteekenen voor de partij, die hij zoo lang leidde, vooral omdat die partij haar vroeger karakter verloren heeft, en hare oude vormen door nieuwe wenscht te vervangen, die weinig naar den zin van lord Derby zouden geweest zijn. 't Ware den lord, als staatsman, beter geweest, indien hij vóór drie jaren overleden was, toen de zoogenaamde con servatieve reactie haar toppunt had bereikt, en Derby geroepen werd het land te redden. Sedert ondervond hij slechts bittere teleurstelling. Frankry li. Een artikel in de Peuple Franpais van de hand van Clément Duvernois is het eenige wat tot nu toe van de regeeringsplannen vernomen wordt. Duvernois was voor eeuige dagen de gast des Keizers te Compiègne. Het gewicht van zijne woorden is dus niet minder groot dan voorheen. Woorden van verzoening zijn het niet, die het blad doet hooreneene lofrede op het ministerie en een betoog dat de onbelemmerde vrijheid, in de laatste maanden door de regeering aan de dagbladen gelaten, dit nut heeft gehad dat het duidelijk is geworden, hoe die vrijheid wordt misbruikt, en dat de regeering weder strenger moet worden; eene verklaring, dat de prefecten, die enkelen ongevallig zijn, niet ten believe van die enkelen moeten afgezet wordenen nog eens eene lofrede op Bourbeau en Forcade, terwijl ten slotte wordt gezegd dat de bijeenroeping van het Wetg. Lichaam niet vóór 29 November be hoeft plaats te hebben. En intusschen is het heden de 26,te October zal de rust ongestoord blijven? Het Journal Offi- ciel heeft - de telegraaf deelde het ons gisteren avond reeds mede - de burgers van Parijs met eene verwijzing naar de oproerwet van Juni 1818 tegen alle demonstratiën gewaarschuwd. Van liberale zijde wordt het uiterste gedaan, om alle onrustige bewegingen tegen te gaande Siecle is wel niet bang voor de „onvoorzichtige nieuwsgierigheid" die het regeeringsblad afraadt het Parijsche volk, zoo meent dit blad, heeft te veel geest en te veel verstand om zich nieuws gierig te toonen wanneer het volstrekt geen re den heeft om het te zijn. Maar hoe dit ook zijde liberale partij zal zeker wel wat ruimer ademen, wanneer deze dag rustig voorbij is. Of Napoleon ditzelfde zal doen, uiag betwijfeld worden. De Monde bevat eene officieele mededeeling, waaruit blijkt, dat het bestuur van de orde der Carmeliter-Barrevoeters er toe is overgegaan om pater Uyacinthe, nadat hij den hem gestelden ter mijn tot terugkeer in zijn klooster ongebruikt had laten voorbijgaan, van alle waardigheden, welke hij in de orde bekleedde, te ontheffen, hem ter zake van zijnen afval in den grooten kerkban te doen en tevens al de verdere gees telijke straffen tegen hem uit te spreken, die bij het kerkelijk recht en de instellingen der orde tegen apostaten zijn voorgeschreven. TELEGRA31MEN. Londen) 24 October. In Hydepark is eene de monstratie gehouden ten gunste van de invrij heidstelling der gevangen Fenians. Hoewel eene talrijke menigte bijeengekomen was, vielen geene wanordelijkheden voor. Een brief van lord Stanley maakt den wensch bekend van lord Derby, om zonder praal begra ven te worden. Madrid, 24 October. In den ministerraad is verschil ontstaan tusschen Ardanaz en Zorilla over het budget van eeredienst. Wanneer Ardanaz zijn ontslag neemt, volgen hem Silvela en Topete. Het einde der crisis is nog onbekend. Het wordt minder waarsch ijn lijk geacht, dat er een miuisterieele crisis zal uitbreken. Zorilla heeft er in toegestemd dat het budget van eere dienst eerst zou behandeld worden, nadat de Cortes over de keuze van een koning zullen heb ben beslist. Men beweert dat door deze concessie de bestaande geschillen uit den weg zullen wor den geruimd. Kaapstad, 19 September. De president van de Transvaal Republiek is voornemens eene reis naar Europa te doen, met het doel om een staat kundig verdrag met Pruisen te sluiten. Het Hollandsche schip Constanlia, van Batavia naar Rotterdam, is te Simonsbaai lek binnenge loopen. Parijs, 25 October. De keizer is hedenochtend alhier aangekomen. Volgens de inlichtingen der generaals zal men morgen geene rustverstoringen te vreezen hebben. Pestli, 25 October. Ten gevolge der maatregelen van de kamer van afgevaardigden, in overeen stemming met de ministers, ten aanzien van de gebeurtenissen in Dalmatië, zal de keizer geene verandering maken in zijn reisplan. Berlijn, 25 October. De koning is uit Baden teruggekeerd. De Kreuzzeitung zegt vernomen te hebben, dat de overste-luitenant graaf Lehndorff, tot Pruisisch militair gevolmachtigde te St.-Petersburg is be noemd. Kopenhagen, 25 October. Het Chineesche ge zantschap werd zeer vriendschappelijk door de hoven van Zweden en Denemarken ontvangen. Heden vertrok het naar Nederland. Helslngoër, 26 October. De koning van Zwe den is alhier aangekomen en met groote plech tigheid ontvangen. STATE N-GENERAAL. TWEEDE KAMER. Staatsbegrooting 18 70. yoorloopig verslag. ALGEMEENE BESCHOUWINGEN. Vervolg.) Vroeg men waaraan die blijkbare achteruitgang der geldmiddelen eigenlijk te wijten ware, naar veler oor deel moest, behalve op het verloopen der Indische baten, vooral ook op de aanmerkelijke vermeerdering der militaire uitgaven gedurende de laatste jaren wor den gewezen. Men kan rekenen dat van onze gewone inkomsten thans nagenoeg 37 ten honderd voor de renten der staatsschuld en 30 ten honderd voor de uitgaven der departementen van oorlog en marine worden verbruikt; zoodat slecht 33 percent voor het staatsbestuur in zijnen geheelen omvang en voor nuttige openbare werken overblijven. De onevenre digheid tusschen deze beide laatste onderdeelen der staatsbegrooting is onmiskenbaar groot Zij is niet weinig toegenomen sedert het jaar 1866, toen onder den indruk van den schrik en den angst, door het geen toen in Europa voorviel verwekt, de militaire uitgaven met reuzenschreden zijn uitgezet. Nu had men wel met genoegen gezien, dat in de uitgaven der departementen van oorlog en marine op deze be grooting eene vermindering van 11 tonnen gouds is gebracht; maar behalve dat het hier veeleer uitstel, dan rechtstreeksche inkrimping van uitgaven geldt, scheen onder de tegenwoordige omstandigheden, nu het water als aan de lippen was, de aangeduide ver mindering niet genoegzaam. Zij moest, vooral bij het departement van oorlog, naar de meening van ver scheidene leden, tot een aanmerkelijk hooger bedrag zijn uitgestrekt. Daartoe was wellicht niets anders noodig, dan hetgeen men tot verbetering der defensie tot stand wil brengen, over een grooter aantal jaren te verdeelen, of wel in zijn geheel tot gunstiger tij den uit te stellen. Nu alles in Europa tot vrede neigt, scheen dit zonder eenig gevaar te kunneu plaats hebben. Moeilijk zou het zeerzeker vallen in het tegenwoordig tijdsgewricht eene bezorgdheid op te wekken, als die in 1866 ook de Wetgevende Kamers tot het onmatig opdrijven der uitgaven van oorlog en marine besluiten deed. Waarom zou Nederland, dat met al zijne naburen in vrede wenscht te leven, niet het voorbeeld kunnen geven van eene soort van ontwapening en daarvoor moeten afwachten wat door grooter mogendheden besloten wordt? Op deze be schouwing werd geantwoord, dat de aanmerkelijke verhooging der kosten voor oorlog en marine ook het gevolg is geweest van vroegere verwaarloozing onzer verdedigingsmiddelen, en dat hier niet van ontwapening, maar van defensiemiddeleu tot handha ving onzer neutraliteit onder alle omstandigheden moest worden gesproken. Maar, werd vun de andere zijde gevraagd, zou dan werkelijk, met behulp van al de daaraan reeds te koste gelegde millioenen, dat doel zooveel nader gekomen zijn en eene voldoende getuigenis van den tegenwoordigen toestand onzer verdedigingsmiddelen kunnen worden afgelegd Enkel door middel van inkrimping van uitgaven evenwel, daarover was men het eens, kon wel niet op den duur in den geschokten toestand van ons financiewezen worden voorzien Gestadig rijzen nieuwe behoeften op, waaraan vroeger niet of nauwelijks was gedacht. Nederland zou dan weldra bij de omringende sta ten verre achterstaan. Het had reeds een pijnlijken indruk gemaakt, den minister van financiën te hooren zeggen, dat de regeering, tot haar leedwezen, u;t vrees voor verlies van inkomsten in den eersten tijd, eene reeds gereedgemaakte voordracht tot invoering van uniformbriefport moest achterhouden. Zelfs de gewone amortisatie van staatsschuld kan in het be lang van het staatscrediet niet roortdurend binnen al te nauwe perken begrensd blijven. Nu reeds is, blijkens den beursprijs der schuldbrieveu, het staats- crediet van België grooter dan dat van Nederland. Wilde men een beteren staat van zaken voorbe reiden en de toekomst onzer financiën verzekeren, niets anders schoot over dan het scheppen van nieuwe hulpbronnen. Zoo ooit behoorde thans de impopu lariteit, altijd eenigermate aan het opleggen van nieuwe lasten verbonden, te worden getrotseerd. Over de denkbeelden, die de minister in zijne rede heeft aangeduid betrekkelijk eene wijziging in het belastingstelsel, werden verschillende beschouwingen geleverd. Men ontmoette in de eerste plaats wat hij over het patentrecht zegt. Het geheel prijs geven eener belasting, waarvan de opbrengst vour 1870 op 32 tonnen gouds is geraamd, vond, ook in verband met hetgeen daarvoor in de plaats zou worden ge- steld, geenerlei sympathie. Welke groote gebreken ook aan de tegenwoordige regeling van het patent recht mogen kleven, die regeling is te verbeteren. Doch door de patentbelasting op te heften en haar door eene consumtieve belasting te vervangen, zou men den waren weg verlaten, waarop wij moeten trachten directe belasting uit te breiden, en die op voorwerpen van verbruik in te krimpen. Om den Staat voor het gemis van de inkomsten uit het patentrecht gedeeltelijk schadeloos te stellen, zou volgens 's ministers denkbeeld, een der in 1865 ter beschikking van de gemeenten gestelde vier vijf den van het personeel aan het Rijk terug moeten keeren. Ook dit denkbeeld vond geen bijval hoege naamd. Daardoor zou op eene onbillijke, men zou bijna zeggen onrechtvaardige wijze eene bres worden geschoten m de financiën van vele gemeenten. Veel eer dan het onverhoedsch ontnemen aan de gemeen ten van '/5 van het personeel, ware te wachten, dat men in overleg nam ook het laatste '/s dier belas ting aan de gemeenten te geven, gelijk dit bij de beraadslaging over de wet tot afschaffing der plaat selijke accijnzen en Inter meermalen uitdrukkelijk is verklaard. In de tweede plaats spreekt de minister van het schadeloosstellen van het Rijk voor het gemis der inkomsten uit de patentbelasting door het invoeren eener nieuwe consumtieve belasting waarvoor dan, naar hij meent, de tabak wellicht het best in aanmer king zou komen. Meermalen is het invoeren dier tabaksbelasting in overweging geweest. Steeds is daarbij gebleken, dat, hoe aannemelijk dit voorwerp van be lasting op zich zelf zijn moge, men zich niet vleien mag, daaruit in ons land inkomsten te verwerven, eenigszins geëvenredigd aan die, welke Engeland uit deze bron geniet. Meermalen is beweerd, dat eene tabaksbelasting hier te lande niet meer dan 6, 7, hoogstens 8 tonnen 's jaars kan opbrengen. Slechts de helft van de 16 ton, die, na het terugnemen van het 1 g van het personeel, van het deficit, door de opheffing der patentbelasting te ontstaan, overblij ven, zou dus op deze wijze worden gedekt. Hoe zou de minister de overige 8 ton vinden Door het in voeren van andere consumtieve belastingen Maar dit zou dan toch volstrekt niet op den weg liggen, dien men door het tegenwoordig kabinet wenscht te zien volgen. Wanneer dit bewind aan de tegen woordige belastingen raakt, behoort, naar het ge voelen der groote meerderheid, in stede van de con sumtieve belastingen te vermeerderen, allereerst het geslacht, dat als een premie van uitvoer werkt en waarvan het bedrag met den prijs van het vleesch stijgt, in de tweede plaats de zeepbelasting, die den minvermogenden drukt en waaraan menig groot verbruiker zich door het gebruik van surrogaten ont trekt, uit de rij te verdwijnen. Bij het besef', dat tot herstel van het verbroken evenwicht tusschen gewone uitgaven en inkomsten, ofdoende voorziening niet langer verschoven mag worden, kwamen onderscheidene middelen ter sprake. Men noemde in sommige der sectiën wederom, gelijk reeds meermalen vroeger, de uitbreiding van het successie-recht tot erlenis in de rechte lijn invoe ring eener afzonderlijke belasting op de goederen in de doode hand; of ook het vervangen van het te genwoordig overgangsrecht door eene vaste, jaarlijks te heften belasting op de aan dat recht onderworpen goederen. Een enkel lid sprak er van om den accijns op het gedistilleerd opnieuw te verhoogen. Hetgeen de minister met eene rijksbelasting op de inkomsten van alle ingezetenen, ter vervanging van het patentrecht, schijnt te bedoelen, vond wei nig bijval; voor zooveel daaronder eene algemeene belasting van ieders inkomsten, in eene som samen getrokken, moest worden verstaan. Men meende, dat men vooreerst op de hervorming van het, inzonder heid de kleine bedrijven drukkende patentrecht, als belasting op de inkomsten der nijverheid bedacht moest zijn. Wellicht zou eene meer juiste regeling te gelijk verlichten en het middel rijker doen vloeien. Was het daarenboven niet voor uitbreiding over au- dere nijverheidsinkomsten, dan die thans getroffen worden, vatbaar? Men noemde inzonderheid het land bouwbedrijf. Daarna konden de overige hoofdbron nen van het inkomen der ingezetenen, elke naar haren aard, in aanmerking genomen en onderzocht worden, in hoeverre zij aan eene billijke heffing zou den te onderwerpen zijn. Aldus voortgaande, had de minister, dacht men, niet met de schrikgestalten éener algemeene inkomstenbelasting te doen, en keerde hij op een vroeger door hem zeiven ingeslagen weg terug. Gemeenteraa el- Verga dering van den gemeenteraad van Leiden op Donderdag 28 October 1869, 's namiddags te een uur. Onderwerpen: 1°. Benoeming van twee leden in de Commissie voor de bewaring van voorwerpen, van waarde of belangrijk voor de oudheidkunde en de geschiedenis der kunst. 2°. Benoeming van een hulp onderwijzeres der 3e klasse aan de openbare school voor meer uitgebreid lager onderwijs 1ste klasse, voor meisjes. 3°. Voordragt tot benoeming van een tijde- lijkeu hulponderwijzer 4e klasse aan de openbare school n°. 2 voor minvermogenden. 4°. Voordragt tot onderhandsche verhuring van 1°. den kelder op de Breêstraat voor 10 maanden; 2°. het magazijn en den zolder in de Smidsteeg voor 12 maanden. 5°. Verzoek van H.H. Blöte, tot het leggen van eene stoep voor het perceel wijk VI n°. 376. 6°. Rekening van het Nederlandsch Israëlitisch armbestuur over 1868. 7°. Acte van den Kerkeraad der Nederduitsch Hervormde gemeente, opgemaakt ter voldoening aan het raads besluit van 22 April 1869. 8°. Gemeentebegrooting voor do dienst van 1870. Officieele Berichten. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN, - Gezien het besluit van den Commissaris des Ko- nings in deze Provincie van den 25stOD September 1869 (Provinciaalblad n°. 93), herinneren bij deze den ingezetenen dezer gemeente de bepalingen van de artt. 27 en 42 der wet van den 298ten Maart 1833 (Staats blad n°. 4), zoo als die zijn gewijzigd en aangevuld bij de artt. 7 en 14 der wet van den 9den April 1869 (Staatsblad n°. 59) en de, volgens art. 42 der eerstgemelde wet, zoo als dit artikel is aangevuld bij art. 14 der laatstgenoemde wet, op hen rustende verpligting tot het inleveren van suppletoire aan giften, wanneer zij door aanschaffing ol verwisseling van belastingvoorwerpen in de termen vallen van art. 27 dier wet, zoo als dit artikel is gewijzigd en aangevuld bij art. 7 der wet van den 9den April 1869 (Staatsblad n°. 59), terwijl zij tevens worden gewezen op de strafbepalingen van art. 35, voor zoo verre die zijn gewijzigd bij art. 13 van laatstgenoemde wet, en op art. 39 der wet van den 299,en Maart 1833 (Staatsblad n°. 4), waaraan zij zich, bij nalatigheid in het doen der aangiften, zouden blootstellen. Leiden, 23 October 1369. BURGEMEESTER en WETHOUDERS tan LEIDEN, Gezien het adres van Antony Pi eter Schoeree, kabinetwerker, wonende alhier, waarbijhij, ter uit oefening van zijn beroep, toestemming vraagt om in het huis aan de Binnenvestgracht, wijk IIÏ n°. 29, eene vuring te mogen doen plaatsen Gelet op art. 4 van het Koninklijk besluit van 31 Januarij 1824, rakende vergunningen ter oprig- ting van sommige fabrieken en trafieken Doen te weten, dat tot het hooren der eigenaars en bewoners van de naastbijgelegene en belendende panden, ten opzigte der inform at iën de commodo et incommododoor Burgemeester en Wethouders zal worden gevaceerd op het Raadhuis dezer Gemeente, op Donderdag den 2S,teD October aanst., des voor middags te elf uren; zullende de belanghebbenden verpligt. zijn, hunne bezwaren tegen dat verzoek op dien tijd in te brengen, terwijl, bij verzuim daarvan, zij gehouden zullen worden zich tegen de inwilliging niet te hebben verzet. Leiden, 23 October 1869. Marktberichten» Amsterdam, 25 Oct. Rogge per 2100 kilo, Ber- diaansche 200, Petersburg 200, Taganrog 200, Galatz 205, N. Pruis. 206, alles c. z./k. Op leve ring p. October vóór 1 uur 193, 194, later 194, 195; p. Maart 194, p. Mei 193. Aangezegd 350 last, stemming alles onveranderd. Koolzaad p. Oct. 77. Raapolie vliegend 40, p. Mei 42%, Nov. 39^, Dec. 40%, Lijnolie vliegend 31H, voorj. 32najaar 31%. Rotterdam, 25 Oct. Jarige Tarwe 20 ets. en Bruine Boonen 50 ets. lager. Overige artikelen als voren. Meekrap. De aanbiedingen waren heden niet groot; de kooplust was zeer beperkt en daardoor de handel onbeduidend. R echtzaken. In de correctioneele zitting der Rechtbank te Leiden van Dinsdag 26 October 1869, zijn veroor deeld J. v. d. V. te Nieuw veen, wegens onwillige mishandeling, tot een cell. gev. van 14 d., eene geldb. van fS of 1 d. H. v. W. te Leiderdorp, wegen twee wanbedrijven van moedwillige mis handeling, tot eene cell. gev. van 6 w., twee geldb. elk van f 8 of voor iedere boete 1 d. gev. LAATSTE BER1C HTEIV. Leiden, 26 Oct. Blijkens het voorloopig verslag van het wetsontwerp ter vaststelling van Hoofd stuk VI der Staatsbegrooting (Marine) hebben eenige leden met genoegen kennis genomen van de vermindering van het eindcijfer, terwijl ver scheidene andere deze in geenen deele gerecht vaardigd achtten, en liever meer inkrimping op het Departement van Oorlog zouden verlangen. Ook was volgens dezen de bezuiniging slechts schijnbaar, en wordt dus, door vertraging in den aanbouw van schepen, ons land aan gevaar bloot gesteld. Naar de plannen des ministers ten aanzien der kustverdediging werd gevraagd; en hoevele pant serschepen hij daartoe voldoende acht. Het voorstel om de helft der kosten voor den aanbouw van een monitor bij eene particuliere inrichting toe te staan gaf aanleiding tot een breedvoerige gedachten wisseling. Ook over de inkrimping der Indische marine liepen de gevoelens uiteen, terwijl op de nood zakelijkheid der samenwerking van de departe menten van oorlog en van marine met klem werd gewezen. VGravenhage, 26 October. Z. M. heeft benoemd: tot direct, van het postk. te Zevenaar den heer J. P. Van Steenbergen, thans te Edamte Edam, den heer D. L. Bakker, thans te Willemstad; te Willemstad, den heer K. H. J. A. Stoop, thans geagreëerd klerk ten postk. te Eindhoven en den heer E. J. Woudsma, thans ontv. der dir. bel. en acc. te Ternaard c. a.. tot ontv. derzelfde mid delen te Womrnels c. a. Parijs, 26 October 1 uur. Alles is rustig. De regeu houdt op en het weer wordt beter. 3% uur. Tot uu toe rustig. De keizer is te twee uren uitgereden. Rente 71.52s. HUWELIJKEN, GEBOORTEN ES STKRFGEVALLÏÏNT Uit de verschillende Dagbladen. Oct. GEHUWD. 20. J. P. Sanders en A. C. Zwildcns. Rotterdam 21. L. Kijnmell tn T. A. Swart. Koliuin. 21. W. J. Bakker en M. S. De Lange. Alkmaar. 23. A. M. Vorstman en H. F. Van der Laan. Benin broek. 23. G. F. Makking en J. M. Buisman. Zwartsluis. 24. J. Van Dompselaar en C. Fliiyt. Soest. Oct. BEVALLEN. 20. N. A. Van Raalte, gcb. Polak Daniëls, I). Amsterdam. 20. I). Souget, geb Monnikendam, Z. Amsterdam. 21. M. Engelhard, gcb. Versantvoort, Z. Amsterdam. 21. A. S. Kuijper van Harpen, geb. 't lïoen, D. I). Am sterdam. 21. E. M. Van der Goes, geb. Ermerins, D. Rotterdam. 21. S. Scbadec, geb. Van der Goes, Z. Wamcl. 21. J. P. Van Hilten, gcb. De Groot, I). D. Amsterdam. 21. J. G. Van Laer, geb. Ncuman, Z. Utrecht. 22. R. M. Bruoing, gcb. Van Os, Z. Schoonhoven. 22. A. C. G. De Vriese, geb. Schott, Z. Den Helder. 22. Th. Allcbé, geb. Ocbze, Z. Haarlem. 22 A. C. M. Ploner, peb. Boekboorn, I). Amsterdam. 22. E. Van der Noordt, geb. Tolling, Z. Rotterdam. 23. M. Van Hetercn, geb. Sebuitemaker, D. Amsterdam. 23. J. Steyling, geb. Scböutbaler, I). Amsterdam. 23. N. Marx, geb Markx, Z. Amsterdam. 23. K. Hoorenraann, geb. De Wilde, Z. Rotterdam. 23. J. H. Schieveen, geb. Poortman, D. Schiedam. 24. H. VVeintbal, geb. Le'on, D. Rotterdam. 24. A. M. L. Meijer, geb. Göppingcr, I). Rotterdam. 24. M. M. C. Delgeur, geb. Brugman, Z. Rotterdam. 24. S. W. Van Hulsteiju, geb. Manning, Z. Amsterdam. 24. E. C. F. Bruuet de Rochebrune, geb. Van den Heuvel, D. Amsterdam.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1869 | | pagina 3