Italië.
De opvolger van Ferraris, Rudini, is iemand,
op wien eerst in 1866 de aandacht is gevallen.
Hij is nog jong. Hij was burgemeester te Paler
mo toen aldaar in 1866 een opstand plaats had;
bij die gelegenheid heeft hij zich vooral onder
scheiden door vastheid van karakter en persoon
lijken moed. Tot belooning voor zijne goede
diensten aan het vaderland werd hij benoemd
tot prefect van Napels; deze betrekking vervulde
hij, toen hij tot minister benoemd werd.
Oostenrijk-Hongaarsche üttoiiai-chie.
Met Memorial Diplomatique weet uit „zekere
bron", dat de Keizer van Oostenrijk en de Koning
van Italië eene bijeenkomst zullen hebben op
Italiaanschen bodem. Na zijn terugkeer uit Egypte
en zijn bezoek in Athene zal Frans Jozef eene
Italiaansche haven aandoen; welke is nog niet
vastgesteld. Gelijk de Presse verneemt, heeft
Victor Emanuel Napels voorgesteld, alwaar de
prinses van Piemont hare bevalling afwacht, en
waar dan, bij den doop van den aanstaanden
spruit, de gansche Sardinische familie vergaderd
zal zijn.
Engeland.
De Pall Mall Gazette meent, dat de tijding van
den dood van graaf Derby, nu hij zoo lang op
sterven heeft gelegen, velen welkom zal geweest
zijn. Op de politiek zal dat overlijden weinig
invloed uitoefenen, aangezien graaf Derby zich
geheel uit het openbaar leven had teruggetrok
ken. Zijn dood heeft ook weinig te beteekenen
voor de partij, die hij zoo lang leidde, vooral
omdat die partij haar vroeger karakter verloren
heeft, en hare oude vormen door nieuwe wenscht
te vervangen, die weinig naar den zin van lord
Derby zouden geweest zijn. 't Ware den lord,
als staatsman, beter geweest, indien hij vóór drie
jaren overleden was, toen de zoogenaamde con
servatieve reactie haar toppunt had bereikt, en
Derby geroepen werd het land te redden. Sedert
ondervond hij slechts bittere teleurstelling.
Frankry li.
Een artikel in de Peuple Franpais van de hand
van Clément Duvernois is het eenige wat tot nu
toe van de regeeringsplannen vernomen wordt.
Duvernois was voor eeuige dagen de gast des
Keizers te Compiègne. Het gewicht van zijne
woorden is dus niet minder groot dan voorheen.
Woorden van verzoening zijn het niet, die het
blad doet hooreneene lofrede op het ministerie
en een betoog dat de onbelemmerde vrijheid, in
de laatste maanden door de regeering aan de
dagbladen gelaten, dit nut heeft gehad dat het
duidelijk is geworden, hoe die vrijheid wordt
misbruikt, en dat de regeering weder strenger
moet worden; eene verklaring, dat de prefecten,
die enkelen ongevallig zijn, niet ten believe van
die enkelen moeten afgezet wordenen nog eens
eene lofrede op Bourbeau en Forcade, terwijl
ten slotte wordt gezegd dat de bijeenroeping van
het Wetg. Lichaam niet vóór 29 November be
hoeft plaats te hebben.
En intusschen is het heden de 26,te October
zal de rust ongestoord blijven? Het Journal Offi-
ciel heeft - de telegraaf deelde het ons gisteren
avond reeds mede - de burgers van Parijs met
eene verwijzing naar de oproerwet van Juni 1818
tegen alle demonstratiën gewaarschuwd.
Van liberale zijde wordt het uiterste gedaan,
om alle onrustige bewegingen tegen te gaande
Siecle is wel niet bang voor de „onvoorzichtige
nieuwsgierigheid" die het regeeringsblad afraadt
het Parijsche volk, zoo meent dit blad, heeft te
veel geest en te veel verstand om zich nieuws
gierig te toonen wanneer het volstrekt geen re
den heeft om het te zijn.
Maar hoe dit ook zijde liberale partij zal zeker
wel wat ruimer ademen, wanneer deze dag rustig
voorbij is. Of Napoleon ditzelfde zal doen, uiag
betwijfeld worden.
De Monde bevat eene officieele mededeeling,
waaruit blijkt, dat het bestuur van de orde der
Carmeliter-Barrevoeters er toe is overgegaan om
pater Uyacinthe, nadat hij den hem gestelden ter
mijn tot terugkeer in zijn klooster ongebruikt
had laten voorbijgaan, van alle waardigheden,
welke hij in de orde bekleedde, te ontheffen,
hem ter zake van zijnen afval in den grooten
kerkban te doen en tevens al de verdere gees
telijke straffen tegen hem uit te spreken, die bij
het kerkelijk recht en de instellingen der orde
tegen apostaten zijn voorgeschreven.
TELEGRA31MEN.
Londen) 24 October. In Hydepark is eene de
monstratie gehouden ten gunste van de invrij
heidstelling der gevangen Fenians. Hoewel eene
talrijke menigte bijeengekomen was, vielen geene
wanordelijkheden voor.
Een brief van lord Stanley maakt den wensch
bekend van lord Derby, om zonder praal begra
ven te worden.
Madrid, 24 October. In den ministerraad is
verschil ontstaan tusschen Ardanaz en Zorilla
over het budget van eeredienst. Wanneer Ardanaz
zijn ontslag neemt, volgen hem Silvela en Topete.
Het einde der crisis is nog onbekend.
Het wordt minder waarsch ijn lijk geacht, dat
er een miuisterieele crisis zal uitbreken. Zorilla
heeft er in toegestemd dat het budget van eere
dienst eerst zou behandeld worden, nadat de
Cortes over de keuze van een koning zullen heb
ben beslist. Men beweert dat door deze concessie
de bestaande geschillen uit den weg zullen wor
den geruimd.
Kaapstad, 19 September. De president van de
Transvaal Republiek is voornemens eene reis
naar Europa te doen, met het doel om een staat
kundig verdrag met Pruisen te sluiten.
Het Hollandsche schip Constanlia, van Batavia
naar Rotterdam, is te Simonsbaai lek binnenge
loopen.
Parijs, 25 October. De keizer is hedenochtend
alhier aangekomen. Volgens de inlichtingen der
generaals zal men morgen geene rustverstoringen
te vreezen hebben.
Pestli, 25 October. Ten gevolge der maatregelen
van de kamer van afgevaardigden, in overeen
stemming met de ministers, ten aanzien van de
gebeurtenissen in Dalmatië, zal de keizer geene
verandering maken in zijn reisplan.
Berlijn, 25 October. De koning is uit Baden
teruggekeerd.
De Kreuzzeitung zegt vernomen te hebben, dat
de overste-luitenant graaf Lehndorff, tot Pruisisch
militair gevolmachtigde te St.-Petersburg is be
noemd.
Kopenhagen, 25 October. Het Chineesche ge
zantschap werd zeer vriendschappelijk door de
hoven van Zweden en Denemarken ontvangen.
Heden vertrok het naar Nederland.
Helslngoër, 26 October. De koning van Zwe
den is alhier aangekomen en met groote plech
tigheid ontvangen.
STATE N-GENERAAL.
TWEEDE KAMER.
Staatsbegrooting 18 70.
yoorloopig verslag.
ALGEMEENE BESCHOUWINGEN.
Vervolg.)
Vroeg men waaraan die blijkbare achteruitgang der
geldmiddelen eigenlijk te wijten ware, naar veler oor
deel moest, behalve op het verloopen der Indische
baten, vooral ook op de aanmerkelijke vermeerdering
der militaire uitgaven gedurende de laatste jaren wor
den gewezen. Men kan rekenen dat van onze gewone
inkomsten thans nagenoeg 37 ten honderd voor de
renten der staatsschuld en 30 ten honderd voor de
uitgaven der departementen van oorlog en marine
worden verbruikt; zoodat slecht 33 percent voor het
staatsbestuur in zijnen geheelen omvang en voor
nuttige openbare werken overblijven. De onevenre
digheid tusschen deze beide laatste onderdeelen der
staatsbegrooting is onmiskenbaar groot Zij is niet
weinig toegenomen sedert het jaar 1866, toen onder
den indruk van den schrik en den angst, door het
geen toen in Europa voorviel verwekt, de militaire
uitgaven met reuzenschreden zijn uitgezet. Nu had
men wel met genoegen gezien, dat in de uitgaven
der departementen van oorlog en marine op deze be
grooting eene vermindering van 11 tonnen gouds is
gebracht; maar behalve dat het hier veeleer uitstel,
dan rechtstreeksche inkrimping van uitgaven geldt,
scheen onder de tegenwoordige omstandigheden, nu
het water als aan de lippen was, de aangeduide ver
mindering niet genoegzaam. Zij moest, vooral bij het
departement van oorlog, naar de meening van ver
scheidene leden, tot een aanmerkelijk hooger bedrag
zijn uitgestrekt. Daartoe was wellicht niets anders
noodig, dan hetgeen men tot verbetering der defensie
tot stand wil brengen, over een grooter aantal jaren
te verdeelen, of wel in zijn geheel tot gunstiger tij
den uit te stellen. Nu alles in Europa tot vrede
neigt, scheen dit zonder eenig gevaar te kunneu plaats
hebben. Moeilijk zou het zeerzeker vallen in het
tegenwoordig tijdsgewricht eene bezorgdheid op te
wekken, als die in 1866 ook de Wetgevende Kamers
tot het onmatig opdrijven der uitgaven van oorlog
en marine besluiten deed. Waarom zou Nederland,
dat met al zijne naburen in vrede wenscht te leven,
niet het voorbeeld kunnen geven van eene soort van
ontwapening en daarvoor moeten afwachten wat door
grooter mogendheden besloten wordt? Op deze be
schouwing werd geantwoord, dat de aanmerkelijke
verhooging der kosten voor oorlog en marine ook
het gevolg is geweest van vroegere verwaarloozing
onzer verdedigingsmiddelen, en dat hier niet van
ontwapening, maar van defensiemiddeleu tot handha
ving onzer neutraliteit onder alle omstandigheden
moest worden gesproken. Maar, werd vun de andere
zijde gevraagd, zou dan werkelijk, met behulp van
al de daaraan reeds te koste gelegde millioenen, dat
doel zooveel nader gekomen zijn en eene voldoende
getuigenis van den tegenwoordigen toestand onzer
verdedigingsmiddelen kunnen worden afgelegd
Enkel door middel van inkrimping van uitgaven
evenwel, daarover was men het eens, kon wel niet
op den duur in den geschokten toestand van ons
financiewezen worden voorzien Gestadig rijzen nieuwe
behoeften op, waaraan vroeger niet of nauwelijks was
gedacht.
Nederland zou dan weldra bij de omringende sta
ten verre achterstaan. Het had reeds een pijnlijken
indruk gemaakt, den minister van financiën te hooren
zeggen, dat de regeering, tot haar leedwezen, u;t
vrees voor verlies van inkomsten in den eersten tijd,
eene reeds gereedgemaakte voordracht tot invoering
van uniformbriefport moest achterhouden. Zelfs de
gewone amortisatie van staatsschuld kan in het be
lang van het staatscrediet niet roortdurend binnen
al te nauwe perken begrensd blijven. Nu reeds is,
blijkens den beursprijs der schuldbrieveu, het staats-
crediet van België grooter dan dat van Nederland.
Wilde men een beteren staat van zaken voorbe
reiden en de toekomst onzer financiën verzekeren,
niets anders schoot over dan het scheppen van nieuwe
hulpbronnen. Zoo ooit behoorde thans de impopu
lariteit, altijd eenigermate aan het opleggen van
nieuwe lasten verbonden, te worden getrotseerd.
Over de denkbeelden, die de minister in zijne rede
heeft aangeduid betrekkelijk eene wijziging in het
belastingstelsel, werden verschillende beschouwingen
geleverd. Men ontmoette in de eerste plaats wat hij
over het patentrecht zegt. Het geheel prijs geven
eener belasting, waarvan de opbrengst vour 1870 op
32 tonnen gouds is geraamd, vond, ook in verband
met hetgeen daarvoor in de plaats zou worden ge-
steld, geenerlei sympathie. Welke groote gebreken
ook aan de tegenwoordige regeling van het patent
recht mogen kleven, die regeling is te verbeteren.
Doch door de patentbelasting op te heften en haar
door eene consumtieve belasting te vervangen, zou
men den waren weg verlaten, waarop wij moeten
trachten directe belasting uit te breiden, en die op
voorwerpen van verbruik in te krimpen.
Om den Staat voor het gemis van de inkomsten
uit het patentrecht gedeeltelijk schadeloos te stellen,
zou volgens 's ministers denkbeeld, een der in 1865
ter beschikking van de gemeenten gestelde vier vijf
den van het personeel aan het Rijk terug moeten
keeren. Ook dit denkbeeld vond geen bijval hoege
naamd. Daardoor zou op eene onbillijke, men zou
bijna zeggen onrechtvaardige wijze eene bres worden
geschoten m de financiën van vele gemeenten. Veel
eer dan het onverhoedsch ontnemen aan de gemeen
ten van '/5 van het personeel, ware te wachten, dat
men in overleg nam ook het laatste '/s dier belas
ting aan de gemeenten te geven, gelijk dit bij de
beraadslaging over de wet tot afschaffing der plaat
selijke accijnzen en Inter meermalen uitdrukkelijk is
verklaard.
In de tweede plaats spreekt de minister van het
schadeloosstellen van het Rijk voor het gemis der
inkomsten uit de patentbelasting door het invoeren
eener nieuwe consumtieve belasting waarvoor dan,
naar hij meent, de tabak wellicht het best in aanmer
king zou komen. Meermalen is het invoeren dier
tabaksbelasting in overweging geweest. Steeds is daarbij
gebleken, dat, hoe aannemelijk dit voorwerp van be
lasting op zich zelf zijn moge, men zich niet vleien
mag, daaruit in ons land inkomsten te verwerven,
eenigszins geëvenredigd aan die, welke Engeland uit
deze bron geniet. Meermalen is beweerd, dat eene
tabaksbelasting hier te lande niet meer dan 6, 7,
hoogstens 8 tonnen 's jaars kan opbrengen. Slechts
de helft van de 16 ton, die, na het terugnemen van
het 1 g van het personeel, van het deficit, door de
opheffing der patentbelasting te ontstaan, overblij
ven, zou dus op deze wijze worden gedekt. Hoe zou
de minister de overige 8 ton vinden Door het in
voeren van andere consumtieve belastingen Maar
dit zou dan toch volstrekt niet op den weg liggen,
dien men door het tegenwoordig kabinet wenscht
te zien volgen. Wanneer dit bewind aan de tegen
woordige belastingen raakt, behoort, naar het ge
voelen der groote meerderheid, in stede van de con
sumtieve belastingen te vermeerderen, allereerst het
geslacht, dat als een premie van uitvoer werkt en
waarvan het bedrag met den prijs van het vleesch
stijgt, in de tweede plaats de zeepbelasting, die den
minvermogenden drukt en waaraan menig groot
verbruiker zich door het gebruik van surrogaten ont
trekt, uit de rij te verdwijnen.
Bij het besef', dat tot herstel van het verbroken
evenwicht tusschen gewone uitgaven en inkomsten,
ofdoende voorziening niet langer verschoven mag
worden, kwamen onderscheidene middelen ter sprake.
Men noemde in sommige der sectiën wederom, gelijk
reeds meermalen vroeger, de uitbreiding van het
successie-recht tot erlenis in de rechte lijn invoe
ring eener afzonderlijke belasting op de goederen in
de doode hand; of ook het vervangen van het te
genwoordig overgangsrecht door eene vaste, jaarlijks
te heften belasting op de aan dat recht onderworpen
goederen. Een enkel lid sprak er van om den accijns
op het gedistilleerd opnieuw te verhoogen.
Hetgeen de minister met eene rijksbelasting op
de inkomsten van alle ingezetenen, ter vervanging
van het patentrecht, schijnt te bedoelen, vond wei
nig bijval; voor zooveel daaronder eene algemeene
belasting van ieders inkomsten, in eene som samen
getrokken, moest worden verstaan. Men meende, dat
men vooreerst op de hervorming van het, inzonder
heid de kleine bedrijven drukkende patentrecht, als
belasting op de inkomsten der nijverheid bedacht
moest zijn. Wellicht zou eene meer juiste regeling
te gelijk verlichten en het middel rijker doen vloeien.
Was het daarenboven niet voor uitbreiding over au-
dere nijverheidsinkomsten, dan die thans getroffen
worden, vatbaar? Men noemde inzonderheid het land
bouwbedrijf. Daarna konden de overige hoofdbron
nen van het inkomen der ingezetenen, elke naar
haren aard, in aanmerking genomen en onderzocht
worden, in hoeverre zij aan eene billijke heffing zou
den te onderwerpen zijn. Aldus voortgaande, had de
minister, dacht men, niet met de schrikgestalten éener
algemeene inkomstenbelasting te doen, en keerde hij
op een vroeger door hem zeiven ingeslagen weg terug.
Gemeenteraa el-
Verga dering van den gemeenteraad van Leiden op
Donderdag 28 October 1869, 's namiddags te een
uur.
Onderwerpen: 1°. Benoeming van twee leden in
de Commissie voor de bewaring van voorwerpen, van
waarde of belangrijk voor de oudheidkunde en de
geschiedenis der kunst. 2°. Benoeming van een hulp
onderwijzeres der 3e klasse aan de openbare school
voor meer uitgebreid lager onderwijs 1ste klasse, voor
meisjes. 3°. Voordragt tot benoeming van een tijde-
lijkeu hulponderwijzer 4e klasse aan de openbare
school n°. 2 voor minvermogenden. 4°. Voordragt tot
onderhandsche verhuring van 1°. den kelder op de
Breêstraat voor 10 maanden; 2°. het magazijn en den
zolder in de Smidsteeg voor 12 maanden. 5°. Verzoek
van H.H. Blöte, tot het leggen van eene stoep voor
het perceel wijk VI n°. 376. 6°. Rekening van het
Nederlandsch Israëlitisch armbestuur over 1868. 7°.
Acte van den Kerkeraad der Nederduitsch Hervormde
gemeente, opgemaakt ter voldoening aan het raads
besluit van 22 April 1869. 8°. Gemeentebegrooting
voor do dienst van 1870.
Officieele Berichten.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
LEIDEN, -
Gezien het besluit van den Commissaris des Ko-
nings in deze Provincie van den 25stOD September
1869 (Provinciaalblad n°. 93), herinneren bij deze den
ingezetenen dezer gemeente de bepalingen van de artt.
27 en 42 der wet van den 298ten Maart 1833 (Staats
blad n°. 4), zoo als die zijn gewijzigd en aangevuld
bij de artt. 7 en 14 der wet van den 9den April
1869 (Staatsblad n°. 59) en de, volgens art. 42 der
eerstgemelde wet, zoo als dit artikel is aangevuld bij
art. 14 der laatstgenoemde wet, op hen rustende
verpligting tot het inleveren van suppletoire aan
giften, wanneer zij door aanschaffing ol verwisseling
van belastingvoorwerpen in de termen vallen van
art. 27 dier wet, zoo als dit artikel is gewijzigd en
aangevuld bij art. 7 der wet van den 9den April 1869
(Staatsblad n°. 59), terwijl zij tevens worden gewezen
op de strafbepalingen van art. 35, voor zoo verre
die zijn gewijzigd bij art. 13 van laatstgenoemde wet,
en op art. 39 der wet van den 299,en Maart 1833
(Staatsblad n°. 4), waaraan zij zich, bij nalatigheid
in het doen der aangiften, zouden blootstellen.
Leiden, 23 October 1369.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS tan
LEIDEN,
Gezien het adres van Antony Pi eter Schoeree,
kabinetwerker, wonende alhier, waarbijhij, ter uit
oefening van zijn beroep, toestemming vraagt om in
het huis aan de Binnenvestgracht, wijk IIÏ n°. 29,
eene vuring te mogen doen plaatsen
Gelet op art. 4 van het Koninklijk besluit van
31 Januarij 1824, rakende vergunningen ter oprig-
ting van sommige fabrieken en trafieken
Doen te weten, dat tot het hooren der eigenaars
en bewoners van de naastbijgelegene en belendende
panden, ten opzigte der inform at iën de commodo et
incommododoor Burgemeester en Wethouders zal
worden gevaceerd op het Raadhuis dezer Gemeente,
op Donderdag den 2S,teD October aanst., des voor
middags te elf uren; zullende de belanghebbenden
verpligt. zijn, hunne bezwaren tegen dat verzoek op
dien tijd in te brengen, terwijl, bij verzuim daarvan,
zij gehouden zullen worden zich tegen de inwilliging
niet te hebben verzet.
Leiden, 23 October 1869.
Marktberichten»
Amsterdam, 25 Oct. Rogge per 2100 kilo, Ber-
diaansche 200, Petersburg 200, Taganrog 200,
Galatz 205, N. Pruis. 206, alles c. z./k. Op leve
ring p. October vóór 1 uur 193, 194, later 194,
195; p. Maart 194, p. Mei 193. Aangezegd 350
last, stemming alles onveranderd. Koolzaad p.
Oct. 77. Raapolie vliegend 40, p. Mei 42%, Nov.
39^, Dec. 40%, Lijnolie vliegend 31H, voorj.
32najaar 31%.
Rotterdam, 25 Oct. Jarige Tarwe 20 ets. en
Bruine Boonen 50 ets. lager. Overige artikelen
als voren.
Meekrap. De aanbiedingen waren heden niet
groot; de kooplust was zeer beperkt en daardoor
de handel onbeduidend.
R echtzaken.
In de correctioneele zitting der Rechtbank te
Leiden van Dinsdag 26 October 1869, zijn veroor
deeld
J. v. d. V. te Nieuw veen, wegens onwillige
mishandeling, tot een cell. gev. van 14 d., eene
geldb. van fS of 1 d. H. v. W. te Leiderdorp,
wegen twee wanbedrijven van moedwillige mis
handeling, tot eene cell. gev. van 6 w., twee geldb.
elk van f 8 of voor iedere boete 1 d. gev.
LAATSTE BER1C HTEIV.
Leiden, 26 Oct. Blijkens het voorloopig verslag
van het wetsontwerp ter vaststelling van Hoofd
stuk VI der Staatsbegrooting (Marine) hebben
eenige leden met genoegen kennis genomen van
de vermindering van het eindcijfer, terwijl ver
scheidene andere deze in geenen deele gerecht
vaardigd achtten, en liever meer inkrimping op
het Departement van Oorlog zouden verlangen.
Ook was volgens dezen de bezuiniging slechts
schijnbaar, en wordt dus, door vertraging in den
aanbouw van schepen, ons land aan gevaar bloot
gesteld.
Naar de plannen des ministers ten aanzien der
kustverdediging werd gevraagd; en hoevele pant
serschepen hij daartoe voldoende acht.
Het voorstel om de helft der kosten voor den
aanbouw van een monitor bij eene particuliere
inrichting toe te staan gaf aanleiding tot een
breedvoerige gedachten wisseling.
Ook over de inkrimping der Indische marine
liepen de gevoelens uiteen, terwijl op de nood
zakelijkheid der samenwerking van de departe
menten van oorlog en van marine met klem
werd gewezen.
VGravenhage, 26 October. Z. M. heeft benoemd:
tot direct, van het postk. te Zevenaar den heer
J. P. Van Steenbergen, thans te Edamte Edam,
den heer D. L. Bakker, thans te Willemstad; te
Willemstad, den heer K. H. J. A. Stoop, thans
geagreëerd klerk ten postk. te Eindhoven en den
heer E. J. Woudsma, thans ontv. der dir. bel. en
acc. te Ternaard c. a.. tot ontv. derzelfde mid
delen te Womrnels c. a.
Parijs, 26 October 1 uur. Alles is rustig. De
regeu houdt op en het weer wordt beter.
3% uur. Tot uu toe rustig. De keizer is te
twee uren uitgereden. Rente 71.52s.
HUWELIJKEN, GEBOORTEN ES STKRFGEVALLÏÏNT
Uit de verschillende Dagbladen.
Oct. GEHUWD.
20. J. P. Sanders en A. C. Zwildcns. Rotterdam
21. L. Kijnmell tn T. A. Swart. Koliuin.
21. W. J. Bakker en M. S. De Lange. Alkmaar.
23. A. M. Vorstman en H. F. Van der Laan. Benin broek.
23. G. F. Makking en J. M. Buisman. Zwartsluis.
24. J. Van Dompselaar en C. Fliiyt. Soest.
Oct. BEVALLEN.
20. N. A. Van Raalte, gcb. Polak Daniëls, I). Amsterdam.
20. I). Souget, geb Monnikendam, Z. Amsterdam.
21. M. Engelhard, gcb. Versantvoort, Z. Amsterdam.
21. A. S. Kuijper van Harpen, geb. 't lïoen, D. I). Am
sterdam.
21. E. M. Van der Goes, geb. Ermerins, D. Rotterdam.
21. S. Scbadec, geb. Van der Goes, Z. Wamcl.
21. J. P. Van Hilten, gcb. De Groot, I). D. Amsterdam.
21. J. G. Van Laer, geb. Ncuman, Z. Utrecht.
22. R. M. Bruoing, gcb. Van Os, Z. Schoonhoven.
22. A. C. G. De Vriese, geb. Schott, Z. Den Helder.
22. Th. Allcbé, geb. Ocbze, Z. Haarlem.
22 A. C. M. Ploner, peb. Boekboorn, I). Amsterdam.
22. E. Van der Noordt, geb. Tolling, Z. Rotterdam.
23. M. Van Hetercn, geb. Sebuitemaker, D. Amsterdam.
23. J. Steyling, geb. Scböutbaler, I). Amsterdam.
23. N. Marx, geb Markx, Z. Amsterdam.
23. K. Hoorenraann, geb. De Wilde, Z. Rotterdam.
23. J. H. Schieveen, geb. Poortman, D. Schiedam.
24. H. VVeintbal, geb. Le'on, D. Rotterdam.
24. A. M. L. Meijer, geb. Göppingcr, I). Rotterdam.
24. M. M. C. Delgeur, geb. Brugman, Z. Rotterdam.
24. S. W. Van Hulsteiju, geb. Manning, Z. Amsterdam.
24. E. C. F. Bruuet de Rochebrune, geb. Van den Heuvel, D.
Amsterdam.