N°. 2934.
Vrijdag
A*. 1869.
3 September.
Feuilleton van het „Leidsch
Dagblad".
LEIBSCJ
DAGBLAD
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leiden, per 3 maandenƒ3.00.
Franco per post3.85.
Afzonderlijke Nommers0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER. ADVKRTENTIKN.
Voor iederen regel.f 0.15.
Grootere letter naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Lelden2 September.
Gisterenmiddag te twee uren had de feestelijke
opening van de tentoonstelling der Vereeniging
„het Roode Kruis" in de Teeken-academie te
's-Hage plaats. Vele genoodigden vulden het bo
veneinde van de zaal, dat eenvoudig doch smaak
vol met vlaggen, spiegels en groen gedecoreerd
was, en waar voor alle autoriteiten, zoo dames
van de verschillende dames-comité's der Vereeni
ging, als van het civiel en militair gezag, de af
gevaardigden van afdeelingen, juryleden enz. stoe
len geschaard waren tegenover de estrade, waarop
de fauteuils voor de leden der koninklijke familie
waren geplaatst. Omstreeks twee uren verscheen
H. M. de Koningin met Z. K. H. Prins Alexan
der met gevolg, daarna Z. K. H. Prins Frederik,
terwijl een oogenblik later Z. M. de Koning door
de tentoonstellingscommissie werd binnengeleid.
Nadat de hooge gasten de voor hen bestemde
plaatsen hadden ingenomen, nam de oud-minister
Bosscha, voorzitter van het hoofd-comité der Ver
eeniging, het woord en sprak eene rede uit,
waaraan wij het volgende ontleenen:
„Geen gevoel voor schoone vormen zal hier
gestreeld worden, geen verlustiging zal hier zijn
van allerlei voorwerpen te zien, die levensgenot
en huiselijk gerief vertegenwoordigen.
„Wat deze verzameling geven zal, het is ver
plaatsing van de gedachle naar de lijdensver
schijnselen van het ziekbed, en schokking van
de verbeelding door den indruk van het uiterste
van menschelijke ellendigheid de menschen-
slachting in den oorlog.
Toch inocht het ondersteld worden, dat velen
hierheen zullen getrokken worden, en menige
gevoelige vrouw van hier zal gaan, wel droevig
aangedaan en in stille gebeden om vrede! vrede!
maar voldaan van hier geweest te zijn, en opge
wekt tot edeler werkzaamheid dan alle mogelijke
kunstvlijt.
„Als overgevoeligheid de oogen dwingen mocht
zich van deze voorwerpen af te wenden, dan zal
de blik zich kunnen richten naar'het teeken,
daarboven geplaatst en ginds vermenigvuldigd.
Dat is niet 'het wapen van land of stad, dat is
niet het blazoen van een geslacht of een natie,
niet het symbool van een kerkgemeenschap, niet
het herkenningsmerk van een gesloten kring:
het is het vlaggeteeken, waarmede in onze dagen
stemmen uit alle landen tot de gouvernementen
komen met een noodkreet en met eene bede.
„Wat die stemmen zeggen? „O, Regeeringen,
.„zooals thans de oorlogen gevoerd worden, is het
i „lijden der volken onuitstaanbaar. Maar er zijn
„barmhartigen in alle landen, die op uwe oor-
S „logstooueelen tot werkdadigheid willen brengen
„de beteekenis van het bekende antwoord op de
I „vraag: Wie is mijn naaste? Beschermt, Regeer-
jf „ders der volken, wanneer gij het oorlogszwaard
„getrokken hebt, beschermt voor't minst dit werk
„van menschlievendheid."
„En de gouvernementen beginnen te luisteren
naar die stemmen. Gouvernementen van de meest
verschillende richtingen, de keizers van machtige
rijken zoowel als de Zwitsersche republiek, de
Ottomanische Porte zoowel als de Curie te Rome.
„En zou dit geen teeken des tijds zijn en een
lichtstraal in de toekomst?"
En nadat de spreker er op gewezen had, wat
onze Koning in dezen gedaan bad, vervolgde hij
„En nu wenscht het hoofdcomité deze vereeni
ging breeder en steviger wortel te doen uitschie
ten op onzen vaderlaudschen bodem, en onze land-
genooten op het hart te drukken in de eerste
plaats te zorgen, dat zij haar nationaal karakter
verkrijge, en hun toe te roepen„ziet hoeveel
hier te doen valt en brengt u voor de verbeel
ding wat het zijn zal, wanneer op een oogen
blik eens duizenden uwer verdedigers aan uwe
grenzen liggen, bloedend en verminkten roepend
om hulp en lafenis en toespraak."
„Maar zoo deze gedachte vrijmoedigheid gegeven
heeft, dit vorstelijk en aanzienlijk gezelschap tot
een eersten aanblik van deze eigenaardige voor
werpen te noodigen, het is niet de beweegreden
geweest om ze bijeen te brengen en ten toon te
stellen.
De vrucht dier tentoonstelling moet zijnonder
zoek, studie, leering."
„Dit bestudeeren en organiseeren van de hulp
middelen, waardoor het noodeloos vergaan van
kostbare levenskrachten bij onze weerbare man
schap kan worden voorkomen, welk een wel
daad! O, denkt men boe ons leger zal zijn sa
mengesteld in deu strijd voor het Vaderland,
welk een weldaad kan dit niet worden voor tal
rijke familiën in alle standen; maar het raakt
bovendien een algemeen volksbelang.
„De statistiek is tot ontzettende ontdekkingen
gekomen en tot cijfers van vernielde mensehen-
levens eu van verminkingen van krachtvolle man
nen, levenslang invaliede geworden, die hadden
kunnen worden gered, zoo de genees- en heel-
krachten uiet waren te kort gekomen, zoo de
hulp tijdig was aangebracht, zoo de verpleging,
die moeder van alle genezing eu heeling, niet
had ontbrokenen toen is het Roode Kruis te
voorschijn getreden.
„In hoever een soortgelijk verschijnsel in het
burgerlijke leven is waar te uemeu, mogen de
mannen van de statistiek beoordeeleumaar zeker
blijkt uit menige ondervinding, dat niet overal
de aanwezige verpleegkrachten geëvenredigd zijn
aan de toenemende gevaren, waaraan de licha
men der menschenkinderen onzer eeuw worden
blootgesteld.
„Welnu, de voorzorg, door het Roode Kruis
beoogd, zal die krachten vermenigvuldigen, de
kennis en de oefening van hen eu van haar, die
zich voorbereiden om hulp te verleenen in den
oorlog, zullen overal doordringen in het volksle
ven, en de behoeften onzer burgermaatschappij
hangen hier nauw te zaïneu met die, waarvan
de behartiging onze taak is, van het leger en
de vloot.
Daarom moest er een onderzoek worden ingesteld
naar hetgeen het land bezit; en als eerste proeve
van dit onderzoek naar het verplegingswezen
in Nederland is deze tentoonstelling verordend."
Nadat deze rede geëindigd was, stelde de luit.-
generaal Van Meurs, president der regelingscom
missie, zijne medeleden dier commissie, den heer
Monnier, vaAGenève, president van het interna
tionaal centraal comité der Vereeniging, en de
leden der jury aan Z. M. voor, en had toen de
eer de leden der koninklijke familie bij hunne
eerste bezichtiging der tentoonstelling rond te
leiden, en van de vele belangrijke inzendingen,
welke de zalen bevatten, en welke de verdiende
belangstelling bij de vorstelijke personen vonden,
een verklaring te geven.
De genoodigden volgden en verspreidden zich
door de zalen, welke te drie uren voor het pu
bliek werden opengesteld. (Vad.)
Gisterenmorgen te tien uren werd in de zaal
Diligentia te 's-Hage de eerste algemeene verga
dering der Nederlandsche Vereeniging tot hulp
van zieke en gewonde krijgslieden in tijd van
oorlog door den voorzitter van het hoofdcomité,
den heer J. Bosscha Sr., geopend.
De vergadering werd bijgewoond door de meeste
leden van het hoofdcomité, waaronder ook twee
der eereleden, de generaal Knoop en de officier
van gezondheid Basting en door afgevaardigden
van verschillende coinité's.
De voorzitter hield eene allerbelangrijkste en
welsprekende rede, waarin hij in de eerste plaats
op het gelukkig verschijnsel wees, dat de Neder
landsche Vereeniging zich twee jaren van rust
en vrede had kunnen ten nutte maken om zich
te organiseeren en aan haar vast bestaan een
vasten grondslag te geven. Hij wees er op onder
welke gunstige omstandigheden de Nederlandsche
Vereeniging verkeert bij vergelijking met sommige
buitenlandsche Vereenigiugen.
Na in het kort van de voorbereidende werk
zaamheden in het afgeloopen jaar te hebben ge
waagd, wees de spreker op de toekomst en op
het vele, dat nog noodzakelijk zal moeten worden
tot stand gebracht. Zal het Roode Kruis aan zijne
bestemming beantwoorden, dan moet een tal van
comité's in het geheele land als het ware een net
van vereenigingspunten spreiden, waar verple-
gingsmiddelen, lazaretten enz. zijn bijeengebracht,
zoodat, als het oogenblik van gevaar daar is, vol
gens een vooraf geregeld plan hulp kan worden
verleend en wijkplaatsen worden toegewezen aan
de ongelukkige slachtoffers van deu krijg. Zulk
een wet bestaat reeds nu in de Staten van den
Noord-Duitsclien Bond.
Na deze uiteenzetting en aansporing voor de
toekomst, verzocht de voorzitter den secretaris
het jaarverslag van het hoofdcomité aan de ver
gadering mede te deelen, uit welk verslag wij
in hoofdzaak het volgende opteekenden
De ontvangsten hadden ongeveer f 6800, en de
uitgaven van het Hoofdcomité nog geen f 100
bedragen. De verslaggever gaf voorts een kort
overzicht van de samenstelling en de werkzaam
heden der onderscheiden comité's, die tot nu toe
ten getale van 14 in Nederland zijn opgericht.
In de eerste plaats werd hier melding gemaakt
van het vrouwen-comité te 's-Gravenhage, onder
voorzitterschap van mevr. de douairière Van der
Oudermeulen, waarvan H. M. onze geëerbiedigde
Koningin beschermvrouw is, en dat de Prinsessen
Frederik, Hendrik en Marie der Nederlanden
en de Groothertogin van Weimar onder hare
leden mag tellen. Deze Vereeniging telt 34 leden
en tracht in vereeniging met het mannen-comité
van 's-Gravenhage met goed gevolg ziekenver
pleegsters op te leiden en zich verder op onder
scheidene wijzen voor zijn taak voor te bereiden.
Het Haagsche mannen-comité heeft eveneens
met ijver gewerkt; twee belangrijke rapporten
diende het in betreffende de ziekenverpleging
voorlezingen werden gehouden, die met groote
belangstelling door een talrijk publiek werden
bijgewoond, en eindelijk werd veel werk ge
maakt van het opleiden van ziekenverplegers.
Dit comité heelt een vrij belangrijke bibliotheek
en eene verzameling van verplegingsmiddelen en
modellen.
Het comité te Utrecht, dat ongeveer honderd
leden telt, heeft eene oproeping gedaan in de
geheele provincie om een inrichting tot stand te
brengen, waarin ziekenverplegers en verpleeg
sters zouden worden opgeleid, en in verhand
daarmede een stichting, waarin zij zouden kun
nen worden gehuisvest. Die inrichting behoort
intusschen niet rechtstreeks tot de algemeene
vereeniging van het Roode Kruis, daar zij onder
regenten staat, die daaraan geheel vreemd zijn.
Voorts zijn nog comité's gevestigd in Nijmegen
met 14, Bergen-op-Zoom met niet ininder dan 144,
Schiedam met 20, Amsterdam met 124 leden en
12 donateurs, Haarlem met 30, Voorburg met 16,
Sittard met 42, Almelo met 15, Middelburg met
14, Groningen met 10 en IJselmonde met 132
leden, waaronder 12 dames.
Nadat dit allerbelangrijkste verslag was uitge
bracht, nam de voorzitter weder het woord oui
de vergadering mede te deelen, dat bij het naderen
van het uur, waarop de tentoonstelling van het
Roode Kruis geopend zou worden, de werk
zaamheden voor dien dag zouden worden ge
ëindigd, ten einde die ter zelfder plaatse te
hervatten, als wanneer in behandeling ko
men eenige voorstellen, waaronder een van het
hoofdcomité, hetwelk de machtiging der verga
dering wenscht tot het nemen der vereischte
maatregelen om de goedkeuring te verkrijgen
van de statuten der Vereeniging en te worden
erkend als rechtspersoon, en eenige van bijzon
dere comité's, waarbij wijziging van enkele pun
ten der statuten wordt gewenscht.
Men schrijft aan de Midd. Cl. uit Rotterdam
Iets over het hier verschijnend Volksblad. Het
Haagsche Dagblad heeft het bestaan van dat blaadje
aangevoerd als een grond van beschuldiging tegen
den wetgever, die het zegelrecht op de dagbla
den heeft afgeschaft. De Tijd heeft het blaadje
genoemd eene vrucht der beginselen van de li
beralen. Maar waarop die bladen niet schijnen
LEIDEN OF LEYDEN?
MEDEDEELING IN DE VERGADERING DER MAATSCHAPPIJ VAN
NEDERLANDSCHE LETTERKUNDE GEDAAN
DOOB
Prof. M. DE VREES.
(S/o(.)
3°. Wij zagen, dat de eenig denkbare reden
om Ley den te schrijven zou moeten gelegen
zijn in den wensch om door die verouderde
spelling de oudheid der stad te doen uitkomen.
Ik deed opmerken, dat die reden niet opgaat en
nergens elders wordt toegepast. Ik wil ze echter
eens aannemen, en zeggen: onze stad heeft er
recht op, dat hare oudheid ook door de spel
ling van haren naam worde verkondigd. Maar
eilieve, dan bereikt men, door Ley den te
schrijven, juist het tegendeel van wat men be
doelt; want de ei is veel ouder dan de ey.
De y, ofschoon reeds vroeger sporadisch verschij
nende, is vooral in de 13d« eeuw opgekomen,
en eerst in de 14ll• gewoon geworden. Wat
is dus de zin der spelling Leyden? Deze-,
„ziet gij wel, dat onze stad oud is, dat zij op
klimt tot de 13d", misschien wel tot de 12d" eeuw?"
„O," zou dan een Groninger antwoorden, „de
onze is al van de llde;" eu eeu Dortenaar: „de
onze is van 1018;" eu een Haarlemmer: „de
oorsprong van onze stad verliest zich in den
nacht der tijden. „En is dan Leiden werkelijk
zulk een jonge stad, die niet hooger opklimt dan
tot de 13d" of 12d" eeuw? Neen voorwaar, zij is
zeker ouder dan Groningen en Dordrecht, zeker
even oud als Haarlem, en, zoo zij werkelijk het
Lugdunum Batavorum der Romeinen is,
dan ligt haar oorsprong in den grijzen voortijd.
Ziet, door de spelling met eg wil men de oud
heid van Leiden doen blijkenmaar juist daar
door verloochent men die; juist daardoor geeft
men den schijn, alsof onze stad niet veel ouder
zijn kon dan de 13d» eeuw, en geeft eenige eeu
wen van haar bestaan roekeloos prijs.
Wil men dus werkelijk de spelling van de
oudheid der stad doen getuigen, dan verwerpe
men dat jongere inkruipsel, die ey van de latere
middeleeuwen, en herstelle de echte en oorspron
kelijke ei. Waar wij den naam onzer stad het
vroegst vermeld vinden, iu het register van de
goederen der St.-Maartenskerk te Utrecht, dat
omstreeks 960 is opgesteld, en waarvan wij-twee
afschriften uit de 12d° eeuw bezitten daar
wordt die naam Leithon gespeld. In eene oor
konde van 1201 vindt men Lei then Elders,
't is waar, komt reeds vroeg Ley then voor
maar de alleroudste spelling was ongetwijfeld
Leithon, Leithen, want zóo, met ei, werd
die klank niet alleen in het oudste Nederlandsch,
in de Karolingsche psalmen uit de 9d" eeuw, maar
ook in het Oudhoogduitsch, ja zelfs reeds in het
Gothisch geschreven.
Die spelling is dan ook volkomen in overeen
stemming met den oorsprong van den naam. Ik
mag niet nalaten dien met een woord te ver
klaren. Ik spreek niet van Lugdunum. Zoo
dat al dezelfde plaats is als Leiden, dezelfde
naam kan 't in elk geval niet zijn: het verschil
in de klinkers is te groot. Maar de oorsprong
van Leithen is duidelijk. Men bedenke, dat de
oudste vorm van den naam Leitha moet ge-
l) Oorkondenboekn°. 33, Mr. y. d. Bergh, JMnl. Geoyr. 267
*lgg-
Oorkondenboekn°. 188.
s) In het bekende charter van 1083 {Oorkond., n°. 89), en
ln een afschrift van een charter uit de 10d* eeuw, ln het Car
tul. Egm. {Oorkond. n°. 68).
weest zijn. Leithon, Leithen, Leiden, is
daarvan de 3d" naamval. Het is bekend, dat
plaatsnamen veelal den vorm van den 8d"°
naamval vertoonen, ten gevolge van de voorzet
sels te, in en van, waarvan zij meestal vergezeld
gaan, en die dien naamval vereischten. Zoo b. v.
Groningen, Harlingen, Muideri, eertijds
Groeninge, Harlinge, Mude; zoo Bloe-
mendaal, Rozendaal, Venendaal, van (te)
Bloemendale enz., verbogen naamval van
het oorspronkelijke Bloemendal; zoo Rijsel
lat. Insula, fr. l'Ile, later Lille geschreven,
bij ons voorheen ter IJsel, sedert verkeerd af
gedeeld en in te Rijsel veranderd, enz. Leitha
nu is eene blijkbare afleiding van het ww., dat
gothisch lei than luidde, angels, li than, en
gaan, voorbijgaan, ook varen beteekende,
in 't Middelnederl. li den, waarvan nog ons
geleden (voorbijgaan, gepasseerd), overlijden
(heengaan, sterven, fr. trépasser) en leiden,
als bedr. ww., d. i. doen gaan, voeren.
Leitha, oudhoogd. leita, leiti, stond in be
teekenis met lat. ductus gelijk. Het Oudhoogd.
kende o. a. inleita, inleiding, uzleiti, uit
vaart, wazarleiti, waterleiding, heimleiti,
het huiswaarts geleiden (eener bruid), d. i. de
bruiloft, enz. (Graff, 2, 187). Leitha, leide
was dus zooveel als (water)leiding, vaart,