N°. 2925.
Dinsdag
A°. 1869.
24 Augustus.
Feuilleton van liet „Leidsch
Dagblad".
LËIDSCH
DAGBLAD
PRIJS DEZER, COURANT.
Voor Leiden, per 3 maanden3.00.
Franco per post......3.85.
Afzonderlijke Nommers0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTKNTIKN.
Voor iederen regel0.15.
Grootere letter naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Lelden, 33 Augustus.
In het laatste nomtner van Hel Noorden zet
Mr. S. v. H. zijne finantieele beschouwingen voort,
en komt daarbij tot deze conclusie
„Vooreerst afschaffing van de registratiebe
lasting.
Ten anderen: belasting der inkomsten uit fond
sen op gelijken voet als andere."
Om deze belasting uitvoerbaar te maken slaat
Mr. v. H. het volgende voor:
„De wet legge aan alle houders vao fondsen,
hetzij eigene, hetzij aan anderen toebehoorende,
en als onderpand of uit anderen hoofde onder
hen berustende, de verplichting op, om in de
maand Januari, op aangifte van soort en num
mer een per mille van de waarde als belasting
te betalen tegen afgifte eener quitantie voor ieder
stuk, of wanneer dit doelmatiger geacht wordt
tegen stempeling der in den loop des jaars ver
schijnende coupons.
Ter verzekering der nakoming dezer verplich
ting bepale men
1°. dat ieder, aan wien als kooper, inpandge-
ver of gerendeerde fondsen moeten worden gele
verd of afgegeven, gerechtigd is de levering of
afgifte te vorderen van stukken, voor welke de
verschuldigde belasting voldaan is, met nietigver
klaring van tegeustrijdig beding. De houder van
effecten voor anderen kan natuurlijk de belasting
van den eigenaar terugvorderen, en deswege re-
tentierecht uitoefenen, maar indien hij de beta
ling heeft verzuimd, blijft de boete ten zijnen
laste;
2°. dat de betaling der belasting na verloop van
de daartoe aangewezene maand, buiten het ge
val van behoorlijk bewezen invoer van buitens
lands, niet anders kan geschieden, dan tegen een
verhoogd recht, hetwelk evenwel met het oog op
dï-iAaitrhjkheid van verkoop op eene buitenland-
sche markt niet hooger moet gesteld worden dan
het drie- of vierdubbele;
8°. dat de commissionnairs in effecten, die ter
voldoening aan hun opgedragene commissiën
stukkeu afgeven of pogen af te geven, van welke
de belasting niet betaald is, met eene hooge geld
boete en in cas van recidive met gevangenzetting
bovendien gestraft worden;
4°. dat in akten van inventarisatie en ontzege
ling, indien er effecten in den boedel bevonden
worden, melding zal worden gemaakt, of de
quitantiën wegens de laatste verschuldigde be
lasting in den boedel aanwezig waren, en bijal
dien van de bevondene effecten de belasting niet
betaald is, belasting en boete geheven wordt;
5°. dat eindelijk ieder verplicht is op vordering
der administratie den eed af te leggen, dat hij
aan zijne verplichtingen ten aanzien dezer be
lasting heeft voldaan. Ten einde deze vordering
voor de gerequireerden niet onaangenaam zij, en
iedereen, wie hij ook zij, niet bloot in ab-
stracto, maar ook in werkelijkheid tot eedsafleg
ging geroepen kunne worden, worden ook eeni-
gen tot aflegging van gelijken eed door loting uit
eene lijst van vermoedelijke belastingschuldigen
aangewezen, en de oproepingen aan dezen gelijk
tijdig gezonden.
Wij hopen dit plan later te bespreken."
In de Staats-Courant is opgenomen het verslag
der commissie, belast met het afnemen van de
examens B, volgens art. 60, en van de examens
C, volgens artt. 6165 van de wet tot regeling
van het middelbaar onderwijs, uitgebracht aan
Zijne Excell. den Minister van Binnenl. Zaken.
Voor het examen voor technoloog noch voor dat
voor scheepsbouwkundig ingenieur hadden zich
candidaten aangemeld. Ter verkrijging van het
diploma voor civiel ingenieur waren 16 candida
ten, voor bouwkundig ingenieur of architect was
éen candidaat, voor werktuigkundig ingenieur
waren 4 candidaten, van welke zich echter éen
vóór den aanvang van het examen terugtrok;
voor mijnen-ingenieur waren drie candidaten.
Al de candidaten waren leerlingen van de poli-
technische school en in het bezit van het gevor
derde getuigschrift, wegens voldoend afgelegd
examen B, titel V der wet. De candidaten mij
nen-ingenieur, alleen voor den dienst in Neder-
landsch Indië bestemd, hadden het studiejaar
18671868 aan de Mijn-Academie te Freiberg
doorgebracht. Nadat op 1 Juli de examens waren
afgeloopen, heeft de commissie den daarop volgen
den dag eene vergadering gehouden, om kennis
te nemen van het oordeel der verschillende sub-
commissiën over de onderdeelen van het examen,
en daarop hare uitspraak te vestigen. Slechts twee
der candidaten hadden in alle vakken voldaan,
de overigen waren in éen of meer vakken meer
of minder belangrijk te kort gekomen. Bij de
meesten stond echter tegen dit te kort komen
een zeer gunstige uitslag van het examen in an
dere opzichten over. De commissie heeft gemeend
dat het ontbrekende in sommige vakken door
meer dan voldoende kennis in andere kon wor
den goedgemaakt. Met het oog hierop heeft de
commissie, na nauwgezette overweging, geen be
zwaar gevonden, om te besluiten, dat het diploma
aan vijftien der drieëntwintig candidaten, die het
examen hebben afgelegd, zal worden uitgereikt,
en wel aan 11 civiel-ingenieurs, 1 bouwkundig
ingenieur of architect, 1 werktuigkundig inge
nieur en 2 mijnen ingenieurs. De commissie meent
hierbij niet te mogen verzwijgen, dat de ongun
stige uitslag van het examen in de mechanica
voor onderscheiden der afgewezen candidaten
beslissend geweest is, en bij velen der geslaag
den niet dan ternauwernood, door bijzondere
blijken van bekwaamheid in andere belangrijke
onderdeelen van het examen is kunnen opgewo
gen worden.
De missive door den minister van binnenlandsche
zaken aan de comm. des Konings gezonden, om
trent de opheffing der gestichten te Veenhuizen,
luidt aldus„Het gesticht voor weezen, vondelin
gen en verlaten kinderen te Veenhuizen heeft
door gedurige afneming van zijne bevolking veel
van zijne belangrijkheid verloren. Het gesticht is
voor den staat een dure lastpost geworden, omdat
met afneming der bevolking de aan den staat
verschuldigde bestedingspenningen gaandeweg
verminderen, terwijl de kosten van onderhoud
der instelling zelve en die, welke voor het per
soneel der directie zijn beuoodigd, onverminderd
dezelfde blijven. Bovendien is het doel dier inrich-
ting, de opvoeding van zulke kinderen, ook naar
de beginselen der armenwet, geen onderwerp van
directe staatszorg. Om al die redenen heb ik mij
voorgenomen, het noodige te doen verrichten, om
tot de opheffing van dat gesticht te kunnen over
gaan. Daar uit Amsterdam alleen meer d»n 100
verpleegden in voormeld gesticht worden verzorgd
en die gemeente alzoo ver weg de'meest belang
hebbende in dezen is, heb ik gemeend, mij aller
eerst te moeten verzekeren, dat bij haar bestuur
geen bezwaar bestond, oui in de verzorging van
die allen op andere wijzen te voorzien. Het was
mij aangenaam te vernemen, dat dit bestuur be
reid is daartoe krachtdadig mede te werken, met
dit gevolg, dat al de verpleegden uit Amsterdam
voormeld gesticht omstreeks den l'1»11 October zul
len hebben kunnen verlaten. In dezen staat van
zaken meen ik op de medewerking der besturen
van de verder in dezen betrokken gemeenten,
voor welke de voorziening, door het geringer
aantal verpleegden te hunnen laste, veel gemak
kelijker is, te kunnen rekenen. Ik verzoek u, die
medewerking te bevorderen en het, onder mede-
deeling van het vorenstaande, hierheen te leiden,
dat die verpleegden door de zorg der belangheb
bende besturen, vóór den 1st011 October a. s. uit
Veenhuizen worden afgehaald." (Hdbld.)
Het Provinciaal Kerkbestuur van Noord-Brabant
heeft uitspraak gedaan in de zaak van Mr. L. D.
Suringar alhier tegen de benoeming van diakenen,
en verklaard het bezwaar van den lieer en Mr.
X. D, Suringar tegen de benoemingen, die den
24"°° Juli 1868 uitgebracht zijn door het Kiescol
lege alhier, voor alleszins gegrond, en besloten
dat de benoeming die den 24"""1 Juli 1868 geschied
is van de heeren A. Van 't Hooft c. s. tot diaken,
onwettig is en geen gevolgen heeft mogen heb
ben, als zijnde deze benoeming geschied in een
vergadering van het Kiescollege alhier, geen ge
noegzaam getal van leden tellende, om volgens
de wet tot een benoeming te kunnen overgaan.
De Maatschappij voor den werkenden stand, te
Amsterdam, (afdeeling: Volksvoordrachten) heeft
alle bestuurders van onze Nederlandsche Volks
voordrachten, zoowel als allen die gewoon zijn
in die voordrachten als sprekers op te treden, of
die als populaire schrijvers bekend zijn geworden,
uitgenoodigd tot het bijwonen eener samenkomst
ter gemeenschappelijke bespreking van het onder
werp der Volksvoordrachten, op Donderdag 2 Sep
tember e. k. te Amsterdam, in eene der zalen van
het Paleis voor Volksvlijt.
Naar aanleiding van de ingekomen voorstellen
en vragen, zullen de werkzaamheden ter verga
dering hoofdzakelijk bestaan in de bespreking der
volgende onderwerpen: 1°. Het Verslag der Volks
voordrachten in Nederland. 2°. De wijze waarop
de verschillende besturen kunnen samenwerken.
(Keuze van een centraal bureau. Jaarlijksche
samenkomst. Inzending van Verslagen, enz
3". De doelmatigste inrichting der voordrachten.
(Gemengd gehoor. Onderwerpen. Toegangs
prijs. Vertering.) 4". Rondreizende sprekers en
de vertooning van Dissolving-Views. 5°. Volksge-
schriften en Leeskringen. 6°. Volksvermakelijk-
hedeu. (Kermis. Tooneel. Concerten.) 7°. Ons
publiek.
Op van verschillende zijden uitgedrukt verlangen
en met het oog op het belang der zaak heeft het
Hoofdbestuur der Maatschappij tot Nut van den
Javaan, zich genoopt gevonden om uithoofde vau
het van 611 September te houden Statistisch
Congres te 's-Hage, de Algemeene vergadering
der Maatschappij te houden op Donderdag 16
September in plaats van op den 9den, zooals de
beschrijvingsbrief luidde. De Hoofdbestuursverga
dering zal derhalve ook gehouden worden op
Woensdag den 15d<m September. Beide op de
bovenzaal van het Stationsgebouw te Arnhem.
(N. R. Ct.)
Donderdag 26 dezer zal er ter viering van den
verjaardag van Z. K. H. prins Alexander, op het
groot stedelijk badhuis te Scheveningen een luis
terrijk vuurwerk worden afgestoken.
Aan G. J. S. Becker, te Rotterdam, en S. Romijn,
te Delft, is vergunning verleend tot het aannemen
en dragen van het kruis Videi et Virtuti, hun door
Z. H. den Paus geschonken.
Aan de heeren J. G. F. Riedel, adsist.-resid*
van Gorontale (resid. Menado) en L. D. W. A.
Renesse v. Duivenbode, woonachtig te Menado,
is vergunning verleend tot het aannemen der
onderscheidingsteekenen van ridder van de l1"
kl. der orde van Philips dén Grootmoedige, hun
door Z. K. H. den Groothertog van Hessen ge
schonken.
Bij Kon. besluit van 26 Juli 1869 n". 22, is
goedgekeurd een besluit van de provinciale staten
van Zuid-Holland van den 813dcn Juli 11., hou
dende vaststelling van het bedrag der ontvangsten
en uitgaven van de Rekening der enkel Provin
ciale en huishoudelijke inkomsten en uitgaven
over het dienstjaar 1867.
Z. M. de Koning-Groothertog heeft den griffier
der Staten van Utrecht, Mr. Y. J. H. De Koek
benoeoid tot officier der orde van de Eikenkroon,
en tot ridder dier orde den oudsten zoon van den
Commissaris des Konings, den heer van Doorn,
bureauchef ter prov. griffie.
Z. M. heeft de statuten van de Vereeniging voor
Gereformeerd schoolonderwijs te Hazerswoude, gelijk
die bij het verzoekschrift zijn overgelegd, goed
gekeurd, en die vereeniging mitsdien als rechts
persoon erkend.
De audiëntie van den Minister van Financiën,
voor de Zaken van Hervormden Eeredienst, zal
op a. s. Dinsdag, 24 Aug., niet plaats hebben.
ROMANESKE JONGEJUFVROUWEN.
NAAR HET FRANSCH VAN
JULES KEEGOMAED.
[Vervolg.)
Hoe menigmaal heb ik, in mijn prachtig salon
te Rennes, omringd van eene praal, die mij
walgde, omdat zij de prijs was mijner slavernij,
hoe menigmaal heb ik er mij zelve op betrapt
dat ik dacht aan het kleine zolderkamertje
waar gij met zooveel ongeduld zat te wachten
op uwen man, eer hij tehuiskwam na lange
en harde dagen van arbeid. Hoe stelde ik
mij uw beider blijdschap voor, als gij elkaar
omhelsdet, en uwe gesprekken vol hoop naast
de wieg, waarin uw kind lag te sluimeren. En
ik zag daarentegen met schrik de tehuiskomst
tegemoet van hem, aan wien ik verbonden was,
en wanneer een ander beeld zich voor mijne
verbeelding vertoonde, verweet ik mij zelve van
het niet spoedig genoeg en niet met veront
waardiging genoeg te hebben van mij wegge
jaagd.
Hoe komt het toch dat de herinnering aan
dien rampzaligen tijd, dien het mij sedert een
jaar gelukt was te verdrijven, mij tegenwoordig
weer zoo dikwerf en zoo smartelijk voor den
geest komt? Ach! het is omdat dat verleden nog
loodzwaar drukt op het heden; 't is omdat, al
is ook de keten verbroken, de ring mij nog
om den voet geklemd is blijven zitten; 't is om
dat de schandmerken der slavernij ook nog de
vrijgelatene doen kennen, en haar voor altoos
de toekomst sluiten. Ach! dat is wreed, Aline;
maar het is rechtvaardig! 't Zou inderdaad al te
gemakkelijk zijn, wanneer men maar zooeenige
jaren van zijn leven en van zijne ziel kon ver-
koopen, en men „na zijn tijd te hebben uitge
diend", met de tastbare voordeelen van zijne
veilheid den rang kon komen innemen, waarvan
men vrijwillig had afstand gedaan, tusschen de
edele zielen die nooit geschandvlekt waren ge
weest door eene lage berekening. En daarom
kan dat dan ook niet zijn! Onder de vrouwen,
die een huwelijk aangaan zonder de liefde,
waardoor het alleen heilig en wettig wordt,
komen er sommigen eerst dón tot het gehoopt
weduwschap (want daar zijn er, die wachten
en rekenen op den gevorderden leeftijd van den
heer en meester die zij zich zelve gegeven heb
ben) wanneer het te laat is om er voordeel en
genot van te hebben; anderen, die „minder diep
gezonken zijn" (en, och hemel 1 men zou het recht
kunnen hebben van dat ook van mij te kunnen
denken en zeggenanderen moeten de hoop
opgeven van ooit zich te kunnen réhabiliteeren
en ooit te kunnen worden bemind door een fijn-
gevoelend hart!Leg het ons dan uit, zoo gij
durft zou men haar mogen toeroepen hoe
gij aan dat fortuin zijt gekomen
Aline, het baat mij niet of ik al tot mij zelve
zeg: dat geen gevoel van eerzucht noch hoog
moed mij tot dat huwelijk heeft gedreven; dat
ik nog schier een kind was, nog onbekwaam
om de dingen zoo in te zien als ik dat
thans doe; het baat mij niet of ik de wereld al
rond zie, die niet alleen toegevel ijk is op het
punt van zulksoortige huwelijken, maar zelfs
moeite doet van ze te doen in gebruik komen,
in het belang der eigene genoegens; ik ge
voel daarom niettemin het waarachtig mensche-
lijk bewustzijn, dat in opstand komt daartegen
en een hart ware het ook zelfs het eenige,
zoo is het reeds te veel dat mij veracht, of
dat mij voor het minst beklaagt omdat ik afstand
gedaan heb van het recht om bemind te wor
den. Ach, dat moest zoo komen. Niet waar? hij
vond in mijne zuster al datgene wat hij eertijds
in mij had kunnen beminnen jeugd, schoonheid,
teederheid, wel is waar nog zonder een bemind
voorwerp, maar toch reeds overvloeiende; hij zag
die Jane van vroegeren tijd weder, en hij zou aan
die van heden hebben komen vragen de rein
heid, de trouw, de hoop, die zij met zooveel on
gevoeligheid had versmoord, en nu, terwijl maag
delijke lippen de zijne als uitnoodigden, zou hij
van mijn mond de sporen komen wegvegen, die
betaalde kussen daarop hadden achtergelaten?...
Neen! dat zou al te ongerijmd zijn geweest!
Kon hij een vermoeden hebben van de onuit
puttelijke bronwel van zelfverloochening, van
opoffering en van liefde, die de smart in mijn
hart heeft doen ontspringen, en die door het
heden met geluk te vervullen, het onherstel
baar verleden zoo al niet zou hebben uitge-
wischt, dan toch vergiffenis daarvoor zou heb
ben geschonken? Maar (nu, Aline, dat is mijne
zelfzuchtige en wreede vertroosting, van hij mij
zelve verzekerd te zijn dat niemand ter we
reld hem zóo zal beminnen als ik hem zou hebben
bemind. Veracht mij niet al te zeer wegens die
voorbijgaande zwakheden, waarvoor ik zelve de
eerste ben om te blozen, en waarvan ik telkens
weer sterker en meer berustend opsta. Ik zal