N°. 2914.
Woensdag
A°. 1869.
11 Augustus.
Feuilleton van het „Leidsch
Dagblad".
LËIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leidenper 3 maanden3.00.
Franco per post3.85.
Afzonderlijke Nommers0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTENTIEN,
Voor iederen regelƒ0.15.
Grootere letter naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Lelden, 10 Augustus.
Ook de Nieuwe Arnh. Courant houdt zich tegen
woordig bezig met het reconstrueeren onzer ge-
Bchiedenis. Zij schuift de door de Eerste Kamer
bedreven zonde van het verwerpen der onfedbare
schutterijwet van den dito minister Hèeuiskerk,
eenvoudig op de schouders vau den zondenbok,
van de Tweede Kamer. Dat dit geen drukfout is
blijkt nit het verband waarin de volzin voorkomt.
Men oordeele:
„Zeer te begrijpen is het dat de Tweede Kamer
der Staten-Generaal in der tijd het ontwerp van
wet op de schutterijen, door den toenmaligen Mi
nister Heemskerk ingediend, verworpen heeft, die
Minister mogl niets tot stand brengen, dat was be
sloten, dat wilde men niet, niet omdat men zelf kans
zag eene wet te maken, die, behoudens harmonie
met onze Grondwet beter beloofde te werken,
maar omdat men slechts wat z. g. liberale Minis
ters voordragen, goedkeurt."
Uit Utrecht schrijft men aan het Yaderlaud.
Qui se fait attendee, se fait désirer! Ofschoon het
's Kouings gewoonte anders niet is zich te laten
wachten, dat Utrecht zoo reikhalzend naar zijn
komst uitziet, mag zeker wel ook daaraan wor
den toegeschreven, dat er 16 jaren verloopen zijn
sedert de bisschopsstad door Z. M. met een offi
cieel bezoek werd vereerd.
De Koning in Utrecht! In diezelfde stad, waar
nog onlangs een overmoedig student de stelling
verkondigde, dat het constitutioneel koningschap
eenmaal door de republiek behoort te worden
vervangen, en xvaar drie professoren kwaadge-
zind genoeg waren out de verdediging van zulk
een stelling toe te laten! Het blijkt dat Willem
III zich daardoor niet laat afschrikken; ja, het
zou zelfs kunnen schijnen als wilde hij voet ge
ven aan de min of meer republikeinsche nei
gingen, die zich hier of daar mochten vertoonf n.
Verneemt men toch niet, dat Z. M. den dag van
zijn komst in persoon op het stadhuis zal ver
schijnen om uit de handen van den Burgemees
ter, te gelijk met de afgevaardigden der verschil
lende korpsen, den eerewiju te ontvangen; dat
hij later in het kamp een diner zal bijwonen,
hem door de regelingscommissie en de deelnemers
aan den wedstrijd aangeboden De puristen zul
len er schande over roepen, de (in eigen oogen)
alleen ware Oranje-vrienden vinden zoo iets niet
koninklijk genoeg, maar wie wat verder weet
te zien, zal dergelijke persoonlijke daden moeten
waardeeren. Willem III toont zich een vorst van
zijn tijd. Waar men hem in de politieke geschil
len van den dag zou willen sleepen en partij
doen kiezen voor deze of gene richting, daar
houdt hij zich op den achtergrond, maar waar
het pas geeft, waar een ramp te lenigen, een
goede zaak te steunen is, il page de sa personnc,
en dat is puik!
Uit het noorden schrijft men aan het Alg. Dag
blad van Nederland:
„Het journalisten-congres, waarvan ook uw
geacht blad indertijd melding maakte, schijnt
wel een bloot gerucht te zijn geweest. Wilde men
eens beproeven, in hoeverre 't denkbeeld weer
klank vinden zou? Wij weten 't niet. Maar zóó
veel is zeker, dat bet hier althans een uitnemen-
den indruk beeft gemaakt. Het noorden is libe
raal in merg en been, en al wat strekken kan
om eenheid en harmonie te bevorderen, ontvangen
wij met open armen. Die eenheid en harmonie
behoeft nu wel niet tot eentonigheid te voeren
ze behoeven das rege Leben wel niet te dooven
doch, in één opzicht, kunnen ze locli zeker krachtig
meewerken, nl. tot liet bevorderen en handhaven
vau eerlijkheid, goede trouw, en, ook bij de best
en krachtigst gevestigde overtuiging, tot een fat
soenlijken toon en het weren eeuer polemiek a la
Dagblad van Zuid-Holland en 's-Gravenhage. Het valt
niet te ontkennen, mijnheer de redacteur, dat
de zegelafschafiing ook hierin reeds ten goede
heeft gewerkt. Eeu congres echter kan dat goede
algemeener maken, en handen van vriendschap
strengelen tusschen de journalisten onderling.
Zou dat ten onzent zoo onmogelijk zijn? Het Duitsche
journalisten-congres inoge ons ook hierin tot
spoorslag strekken! Ook dat had met moeilijk
heden te kampen. Toch kwam het tot stand!
„Met dit enkele woord wenschte ik nogmaals
de aandacht op dit onderwerp te vestigen. Mis
schien vind het eeu echo in de pers!"
Men leest in het Algemeen Dagblad van Nederland.
Volgens particuliere berichten, welke wij uit
Engeland ontvingen, zou ook bij het Bristolsche
Hof in faillissementszaken weinig zwarigheid tegen
Lambs invrijheidstelling bestaan, en mag men
die spoedig te gemoet zien. Van de tusscheukomst
echter der Nederlandsche regeering was in Enge
land niets bekend. Ook daar verwonderde men
zich pver onze zonderlinge houding. Men had
een krachtig optreden van onze zijde verwacht.
Dat zou het Engelsche. gouvernement eerbied
hebben ingeboezemd. Thans, nu wij de schending
van ons grondgebied zwijgend hebben toegezien;
nu zelfs de Rotterdamsche politie over hare lyin-
phatische houding geene openlijke terechtwijzing
heeft ontvangen, mag men het der Times wel niet
euvel duiden, dat ook zij, zoo billijk en welwil
lend tegenover kleine, maar vrije onafhankelijk-
gezinde nationaliteiten, ons eenigszins in 't ootje
neemt. Wij hebben het verdiend. „De voetschop
der verachting trefl wie zich zelf veracht!"
De synode der Nederlandsche Hervormde Kerk
heeft (na harden tegenstand) de zoogenaamde
doopformule verplichtend gemaakt.
Het mag bevreemdend geacht worden, dat,
terwijl de synode de provinciale kerkbesturen,
de classicale kerkbesturen en classicale vergade
ringen, ja zelfs de kerkeraden omtrent de beu-
zelachtigste veranderingen in het formuleeren van
sommige, soms nietsbeteekenende wetsartikelen
raadpleegt, zij thans na de discussies van het
vorige jaar over dezelfde zaak zulk een besluif
genomen heeft, zonder de andere kerkelijke be
sturen te hooren. Het Vaderland
De Minister van Financien verwittigt de be
langhebbenden, dat behalve met de gesloten
brievenmalen, die den 9J"°, 12Uon en jgd».. van
elke maand uit Londen naar Brazilië, Uraguay,
en de Argentijnsche Republiek worden verzonden,
er mede gelegenheid bestaat tot verzending der
correspondentie naar genoemde landen, door mid
del van de Belgische pakketbooten, waarvan het
vertrek uit Antwerpen op den l",n van elke
maand plaats vindt, en deze wijze van verzen
ding met betrekking tot het port, hetwelk 55
cents per 10 wichtjes bedraagt, als de meest voor-
deelige is te beschouwen.
Ten gevolge der zegelafschafiing in Nederland
wordt voortaan de mail-editie van den Java-Dode
opgeheven en ontvangen de geahonneerdeu op
dat blad de nummers der courant zelf, zonder
verhooging van abonnementsprijs.
Z. M. heeft bewilliging verleend op het bij ver
zoekschrift overgelegd notarieel afschrift der akte,
houdende verlenging van duur van de naamlooze
vennootschap: Vierde Maatschappij Ier Assurantie,
gevestigd te Amsterdam, met een nieuw tijdvak
van vijftien jaren.
De kapit.-luit. ter zee J. K. Van de Kruysse
Pilaar, laatst behoord hebbende tot het eskader
in Oost-Indië, en den 3den dezer in Nederland
teruggekeerd, wordt met dien datum op non
activiteit gesteld.
De officier van gez. 3de kl. G. Franken wordt
met den 16den dezer geplaatst op Zr. Ms. wacht
schip te Willemsoord, onder intrekking van zijne
plaatsing op Zr. Ms. wachtschip te Hellevoetsluis.
Z. M. heeft benoemd tot adjunct-inspecteur voor
het geneeskundig staatstoezicht voor Noord-Bra
bant en Limburg H. L. Verspijck, officier van gez.
lste klasse te 's-Gravenhage; tot majoor bij de dd.
schutterij re 's Gravenhage Jlir. A. Galkoen, voor
malig kapit. bij de dd. schutterij te Utrecht.
Z. M. heeft de betrekking van adviseur voor
de werktuig- en scheikunde bij het departement
van binnenlandsche zaken opgeheven en eervol
ontslag uit die betrekking verleend aan Dr. E.
H. Von Baumhauer te Haarlem; voorts ingetrokken
op verzoek, de benoeming van A. Overbosch W zn.
tot 2den luit. bij de dd. schutterij te Hoogeveen.
Z. M. heelt aan de nagemelde officieren bij de
dd. schutterij te Groningen, op verzoek, eervol
ontslag verleend: aan Dr. J. M. Van Bemmelen,
T. J. Mellema en Mr. G. W. baron Van Imhoff,
al3 kapit. aan de laatstgenoemde wegens veran
dering van woonplaats; en aan Mr. T. Haakma
Tresling, R. Doornbos en Mr. A. Steehman, als
lste luits.; en bij die schutterij benoemd te Pnr-
merende, tot lsten luit. P. Klinkert, thans 2den
luit.; tot 2den luit. J. C. L. Van Ammers, thans
sergeant; te Groningen, tot kapit. F. Lieftinck,
L. M. Baale en W. H. De Witt, allen thans lsten
luit.; tot lsten luit. S. Bennerua, F. W. C. Geb-
hard, G. Landweer, G. Hommes, F. G. Groneman
en B. Oving, allen thans 2den luit tot 2den luit.
J. C. Jentink, thans sergeant, II. Lieftink, thans
korporaal, Jhr. Mr. W. H. De Savornin Lobman.
W. Sluivinga, Jhr. J. Q. Lewe van Aduard en
H. O. Feith, allen thans schutter; te Oude Pekela,
tot auditeur hij den schuttersraad Mr. F. Roessingh.
Zwammerdam, 7 Augustus. Ruim twee jaren
geleden werd de secretaris en ontvanger der ge
meente alhier door een kabaal, ontstaan op ker
kelijk- en overgeplant op burgerlijk gebied, door
den gemeenteraad met 3 tegen 2 stemmen,
een der leden was afwezig, éen hield zich buiten
stemming, op de meest willekeurige wijze uit
zijn betrekking ontslagen. Op de vraag der toen
malige wethouders, wat toch den raad tot een
zoo despotisch besluit kon aanleiding geven, was
het eenvoudige antwoord: de gemeentewet geeft
daartoe vrijheid. Aan dit besluit werd natuurlijk,
evenals aan zoovele daarop volgende even billijke
besluiten, bijv. tot weder heffen van schoolgeld
enz. uitvoering gegeven. In een gehouden ver
gadering van heden heeft evenwel de raad be
sloten, met intrekking van vroeger genomen be
sluit: 1°. Bedoelden persoon alsnog op de meest
eervolle wijze te ontslaan onder dankbetuiging
voor zijn aan de gemeente bewezen goede dien
sten. 2°. Hiervan afschrift toe te zenden aan den
betrokken persoon, aan HH. gedeputeerde staten
dezer provincie en een en ander af te kondigen en
aan te plakken waar zulks gebruikelijk is.
Amsterdam, 10 Augustus. Hedenmiddag werd
de tentoonstelling bezocht door II. M. de Koningin
en Z. K. H. Prins Alexander. Met groote belang
stelling doorliep H. M. met gevolg alle afdeelingen
en onderhield zich met hare gewone minzaam
heid met commissarissen en exposanten, die elk
in hunne afdeeling post hadden gevat, en daarvan
de honneurs waarnamen. In het gevolg van H.
M. bevonden zich mevr. baronnes Van Pabst van
Bingerden, 1"* hofdame, Jhr. Gevaerts Van Si-
monshaven, kamerheer, en de Heer Beijermau,
kapitein der veld artillerie, toegevoegd aan Z. K.
H. Prins Alexander.
's-Gravenhage, 9 Augustus. De voormalige eet
zaal van het groot stedelijk Badhuis bood gisteren
avond een belangwekkend schouwspel aan. Ter
wijl de muziek van de kapel onder directie van
den heer Vöilmar op het terrein zich deed hoo
ren, was daar binnen een prachtig gastmaal in
vollen gang. De nationale en internationale afge
vaardigden ter tentoonstelling te Amsterdam,
uitmakende de jury van heoordeeling, waren
daar vereenigd tegenover hun hooggeachten gast
heer den heer Baron Mackay, algemeene Voor
zitter der Hoofdcommissie voor de bedoelde ten
toonstelling. Z. Exc. de Minister van Financiën,
de heer Mr. P. P. Vau Bosse, had welwillend
aan de uitnoodiging tot de Nederlandsche Regee
ring gericht, voldaan, en gaf door zijne aanwe
zigheid blijk van de groote belangstelling, die
het gouvernement in de bevordering van nijver
heid stelt. Sommige hoofdorganen der dagbladpers
waren door de verschikltingen van den heer
Maekay, aan het diner vertegenwoordigd.
Eene echt vriendschappelijke stemming ken-
ROMANESKE J0NGEJUFVR0UWEN.
NAAR HET FRAN'SCH VAR
JULES KERGOMARD.
[Vervolg.)
Ja, zij is teruggekeerd, die Jane, misschien
nog schooner, nog degelijker, meer vrouw, dan
toen ik op haar verliefd was; doch ik heb in
mijn hart van het gevoel, dat zij mij in vroege-
ren tijd had ingeboezemd, niets meer terugge
vonden dan eene broederlijke vriendschap,
maar evenwel op voorwaarde dat nu, nadat zij
mijne liefde van vroegeren tijd niet heeft willen
begrijpen, zij niet tracht mij te beletten die van
heden te bereiken, want anders 1Och! toen
ik haar weerzag heb ik eerst inderdaad begre
pen wat onweerstaanbare aantrekkingskracht de
heilige maagdelijkheid uitoefent op de ziel. Ze
kerlijk wint Jane het van Renée, wanneer men
alleen zou willen afgaan op de voldoening, die
zij biedt aan het oog en aan het verstand. Hare
schoonheid is meer volkomen, meer geacheveerd
om eens een term van onze kunst te gebrui
ken; zij bezit in de omtrekken die harmonie,
welke bij hare zuster nog slechts als in schets
aanwezig is. Ik praat liever en vrijer met haar;
haar verstand heeft bliksemflitsen, waar dat van
Renée, dat anders vooral niet minder is, nog
slechts glansrijke schemeringen vertoont. En toch,
mijn hart, dat koud blijft bij de vrouw, raakt
in verwarring zoodra ik het kind zie. Op die
beide voorhoofden kan men lezen dat de eene
mijmert, daar waar de andere zich herinnert;
in beider oogopslag ziet men dat de eene vraagt,
wat de andere zegt; van die twee zielen einde
lijk die als het ware tweelingsbladzijden zijn
van een en hetzelfde boek is de eene nog
wit, terwyl de andere is volgeschreven. En, ook
ondersteld dat de laatste een meesterstuk bevat, zoo
zal dat toch nimmer datgene evenaren waarmede
mijne eigene fantasie, hoe gering ik dan ook
moge zijn, de eerstgenoemde kan volschrijven.
In de liefde, zoowel als in de kunst, heeft ieder
man recht op zijn schoon blaadje; en laat de schep
ping, die hij daarop voortbrengt, nog zoo vormloos
zijn, zij zal boven iedere andere altoos het onschat
baar voorrecht vooruit hebben van zijn eigen werk
te zijn.
En nu keer ik weer tot mijn verhaal terug.
Ik heb u verhaald dat zij er purperrood uit
zag, mijne hoegadellijke tante de Keraven, gebo
ren de Garlan, toen zij, het paviljoen binnentre
dende, daar een heer zag, van wie zij niet wist
hoe hij in 't kasteel was binnengekomen, en die
bezig was hare dochter te kussen.
„Zoudt gij mij wel gelieven te zeggen, mijn
heer de chevalier, wat dat alles moet beteeke-
nen?" riep zij uit, zich tot haren verbluften broe
der wendende, en op een toon, die even ontzag
wekkend als weinig beminnelijk was.
„Ik zal het u zelf veel beter kunnen zeggen,
lieve tanteI" antwoordde ik, om mijn ouden,
goeden medeplichtige ter hulp te komen, terwijl
ik op de galantste wijze van de wereld de hand
kuste der vertoornde burgvrouw.
„Ha! zijt gij het mijnheer?" hernam zij, zon
der haren toon te verzachten. „Ik zou u terstond
moeten herkend hebben aan de manieren, die
maar alleen Ihuis behooren in den kring waarin
gij u beweegt. Zoudt gij inij wel eens willen
zeggen hoe gij het in uw hoofd krijgt om in
het kasteel binnen te dringen, zonder u behoor
lijk te laten voorstellen, of althans u te laten
aankondigen, zooals iedereen zulks gewoon is.
„Ik neem dan de vrijheid mij te laten voor
stellen door onze gemeenschappelijke voorouders,
daar!" hervatte ik, terwijl ik wees op een do
zijn allererbarmelijkste prulschilderijen, waaraan
mijne tante wel geliefde den naam te geven
van familieportretten, doch die wegens den treu-
rigen staat van verval, waarin zij verkeerden,
naar de wanden van dat paviljoentje waren
verbannen.
„Bespaar ten minste uwe misplaatste aardig
heden, mijnheer, aan die eerwaardige voorou
ders, voor wie gij althans niet den minsten eer
bied hebt!"
„Gij dan toch waarlijk ook niet, lieve tante
neem niet kwalijk dat ik het u zeg; gij laat ze
ten minste al in een vrij treurigen staat. Maar
het zou wel schande zijn dat er een schilder in
de familie was, en dat hij aan die verwaarloo-
zing is medeplichtig geweest
„Wat bedoelt gij daarmee?"
„Dat, als gij het wilt toestaan, tante, ik her
stellen zal 't geen de allesvernielende hand des
tijds verstoord heeft, ten opzichte van die geëer
biedigde vertegenwoordigers van het verleden,
die, wanneer er niet met allen spoed in voor
zien wordt, dreigen om weldra niets anders
meer voor te stellen dan de nietigheid van
menschelijke grootheid."
Mijn voorstel streelde op al te aangename wijze
de ijdelheid mijner tante, dan dat zij acht gaf