N°. 2905.
Zaterdag
A". 1869.
31 Juli.
Feuilleton van liet
Dagblad".
Leidscli
LEIBSCI
DAGBLAD
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leiden, per 3 maanden3.00.
Franco per post3.85.
Afzonderlijke Nommers0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER. ADVERTKNTIKPf.
Voor iederen regelO.lë.
Grootere letter near de plaatsruimte die zij beslaan.
Lelden, 30 Juli.
Thans, nu er officieele berichten zijn ontvan
gen van de Kust van Guinea, waaruit blijkt, dat
in particuliere brieven van daar, op zijn zachtst
genomen, veel overdrevens was, schrijft de Ar. fi. Ct.:
„Op treffende wijze is nu gebleken, hoe licht
vaardig de oppositie met deze geschiedenis ge
handeld heeft. Waar blijft nu die hooggeroemde
„betrouwbaarheid" der berichtgevers van den heer
Van Sypensteyn? Waar blijven nu zijne insinua
ties tegen den heer Nagtglas, tegen de regeeringp
Waar blijven nu zijne „niet-sch ij ndesdundigen,"
waarmee hij het ministerie zoo heftig vervolgde?
Doch genoeg over dit gedeelte der geschiede
nis. De oppositie, die op grond van hare jammer
lijk onjuiste berichten de regeering van plicht
verzuim beschuldigde, is door de nu bekend ge
worden waarheid genoeg gestraft.
Gelukkig, dat de regeering hare kalmte heeft
bewaard. Indien zij aan den dwazen aandrang
der oppositie had toegegeven, er waren schatten
verspild, en wij hadden ons belachelijk gemaakt
bovendien.
Het beleid van den heer Nagtglas is nu ge
bleken.
De oppositie is beschaamd.
Zij zal het met blijdschap erkennen."
Het Dagblad van Zuid-Holt. schijnt echler nog
niet overtuigd te zijn, en neemt weder het vol
gende schrijven van de Kust op
„Op dit oogenblik is Dixcove, eene afdeeling met
een fort, weder volkomen in opstand gekomen;
de inboorlingen zijn zoo brutaal, dat zij zonder
complimenten op de blanken van het oorlogschip
hebben geschoten, toen deze in de sloepen naar
den wal roeiden om te embarkeeren. Met goed
gevolg hebben de onzen tegen hen geageerd en
spoedig bleek 'het den inboorlingen, dat zij het
niet konden uithouden tegen de blanken en de
inlandsche soldaten; althans de bevolking van
Dixcove werd geheel verslagen en moest de wijk
naar de bosschen nemen. Maar men zou zich
zeer bedriegen, wanneer men meent, dat nu al
les klaar is; zoo er toch geen sterke hulp komt,
om hen te vervolgen, kunnen zij eiken dag te
rugkomen en hetzelfde weder beginnen. De vijand
is namelijk veel grooter in getal dan blanken en
soldaten te zamen en op den duur kunnen wij
onze positie onmogelijk staande houden, zoo er
geene hulp komt. Daarbij blijven wij steeds af
hankelijk van den goeden wil der inlandsche
soldaten; want verlaten deze onverhoeds onze
zijde, dan is alles verloren, ten minste zoo er
in dien tusschentijd geene hulp is komen op
dagen.
Bijna allen zijn met de expeditie naar Dixcove
vertrokken; ook kapitein Meyer en de heer De
Peypers hebben het kasteel verlaten.
PS. Zoo even ontvang ik de tijding, dat de
gouverneur Nagtglas naar boord is moeten terug-
keeren, daar de bevolking van Dixcove het op
hem scheen te hebben gemunt; de kogels vlogen
hein om de ooren.
DE VELDWACHTER VAN LATERVEER.
NOVELLE ViN
R. KOOPMANS VAN BOEKEREN.
Vervolg
„Later hooren? Ze hooren het nooit: ik wil
niet dat zij het hooren. Niemand, die er iets van
merkt, want Kok is zulk een knap acteur, en
verstaat zijn wereld zoo goed; hij zou als koning
of als prins aan uwe tafel kunnen "komen,
en wezenlijk vorstelijke manieren hebben, dat
beloof ik je."
„Nu, ik dank voor die manieren."
„Zeg dat niet, burgemeester; waarlijk, ge moet
de zaak zoo ver niet weggooien, ik neem alles voor
mijn verantwoording. De vreemde letterkundige
wordt door mij geïntroduceerd. Gij roept straks
de gasten aan tafel, en begint met het heuglijk
nieuws te verhalen, hoe dokter Hessels er ge
Dixcove is op dit oogenblik geheel verwoest en
verlaten."
Dit bericht van het Dagblad nemen we niet
over dan onder het grootste voorbehoud, en in
de hoop en het vertrouwen daaromtrent, evenals
omtrent vele berichten van dien aard, te ver
nemen dat ze onjuist of overdreven zijn.
Aan een particulier schrijven van de Kust ont
leent de Arnh. Courant het volgende:
En nu volgens afspraak iets van Elmina.
Eindelijk hebben de Elmineezen hun zin ge
kregen; de 4 afgezanten, die zij het vorige jaar
aan de Fantijnen zonden en die gevangen werden
gehouden, zijn teruggezonden.
Zij zijn daarmede zeer in hun schik.
Er is bijna geen koorn te bekomen, en de
arme bevolking heeft letterlijk niets te eten;
het schip met graan, dat verwacht wordt, is veel
te lang in Holland gebleven.
Met de laatste mail kregeu wij hier de inter
pellatie van den heer Van Sypesteyn. Het
was wellicht niet kwaad dien heer zelf eens hier
te zenden.
Men zegt hier, dat de heer Eminsang zijn
berichtgever is; en dat die niets liever verlangt
dan een macht van oorlogschepen en soldaten,
is niet te verwonderen, want ZEd. heeft een
logement en open tafel en is de eenige leve
rancier voor schepen enz., waarop dus wel iets
kan overschieten. Het zal er toch van moeten
komen, want het gouvernement kan den smaad
door het gevangen nemen der bemanning van een
boot van de Amslel door de Commendeezen niet
onopgemerkt laten voorbijgaan.
Dixcove is tegen het gouvernement opgestaan
en tegen de bevolking van Ahanta uitgetrokken,
doch werd geslagen. Dixcove is geheel verbrand
en geplunderd.
Naar men hier vertelt, werd de gouverneur,
die zich onverwijld met de Amstel derwaarts
begaf, bijna gevangen genomen, omdat hij zich
te ver waagde.
De Fantijnen zullen, zoo men zegt, Elmina
opnieuw komen belegeren; als er dan maar wat
te eten is, zal het niet schaden.
De Elmineezen willen allen gaan vechten van
den honger, omdat zij liever doodgeschoten willen
worden dan te leven met een leege maag; want
ik geloof wel, dat zij elkander zouden opeten,
als zij niets beters hadden.
De Goudsche Courant schrijft het navolgende
over de onderwijswet: „De vraag is: wat
moeten wij doen om ons kleinood te bewaren
Als wij onzen plicht doen, dan is er niets bui
tengewoons noodig. Het volksonderwijs is geves
tigd op goede grondslagen. De wet staat daarin
volle kracht. Zij rust op de grondwet van den
staat. Dat de wet in allen deele gehandhaafd
worde, dat is in het belang der geheele maat
schappij. Wij meenen niet dat de wet onverbe
terlijk is, inaar dat de tijd der herziening nog
niet is aangebroken op het oogenblik, dat de
hartstochten in beweging zijn gebracht, dat schijn
bare gemoedsbezwaren worden opgeworpen. Het
zijn ijdele gemoedsbezwarenwant het al of niet
aannemen der weldaad is volkomen; vrij die geen
gebruik wil maken van het staatsonderwijs, kan
voor luttele bijdrage zelf daarin voorziendie
wandelen wil in een afgesloten tuinperk, inis-
gunne aan een ander niet om gebruik te maken
van de openbare wandelplaats. De gemeente
mag niet beperkt worden in baar recht om naar
wettig voorschrift te voorzien in de behoefte
aan voldoend onderwijs. Een min juiste uitdruk
king in de wet door beschroomde bekrompen
heid vastgehouden, heeft geen wezenlijken in
vloed op het onderwijs. De opleiding tot Christe
lijke en maatschappelijke deugden is eene ver
ouderde bewoording, die toen en nu beteekent:
verstandelijke en zedelijke ontwikkeling. En
bovendien, zal het woord der wet den onderwijzer
veranderen, die evenals wij allen het gewrocht
is van zijnen tijd? Het is waar, de wetenschap
pelijk ontwikkelde onderwijzer zal anders denken
dan de duisterlingen verlangen, maar zou een
ander voorschrift iets uitwerken, dan dat wij
hem tot een huichelaar maakten?
Misschien zou het strikte recht eischen, dat
de bijzondere onderwijzer vrij werd gesteld van
het examen. Het recht om dom te zijn. Maar wie
kan dat inroepen
Kan dit de genoegzame aanleiding zijn, om
eene overigens voortreffelijke wet ontijdig te her
zien? De meer doorzichtigen willen herziening
der grondwet. Dit is de rechte weg om tot het
verlangde doel te naderen. De weg staat open,
men beproeve wat men vermag; maar men ge
voelt, dat het volk niet zoo verdwaasd is en
mocht het ooit zoover komen en de dweepzieke
belagers der school den eisch tot grond wets her
ziening doordrijven, dan moeten wij berusten in
het onvermijdelijke en betoonen dat de waarheid
ook dan nog weet te zegevieren, als alles samen
spant om haar ondoofbaar licht te verduisteren."
Dat de Engelsche en Atnerikaansche reclame
of manier van adverteeren en annonceeren wel
eens in het gekke loopt, zal geen deftig Hollan
der betwisten. Bij het uitgaan der kerk gebeden
boekjes rond te deelen, waarvan de rechterblad
zijden den tekst en de linker allerlei annonces
bevatten, of den preekstoel aan de achterzijde
niet groote aankondigingen te beplakken, zooals
in het verre westen van Amerika geschiedt, zal
inen zelfs ergerlijk vinden Ook onze policie-
agenten zouden zich zeer gekrenkt gevoelen, als
men hunne ruggen wilde gebruiken, om er re
clames aan vast te hechten, zooals in Chicago
een speculant voerstelde en hiervoor het gemeen
tebestuur eene groote som aanbood. Maar wat
elders overdreven wordt, wordt in ons vader
land en vooral op kleine plaatsen nog te weinig
naar ons inzien gedaan.
Voorheen bezwaarde het zegel zelfs de kleinste
advertentie met 35 cl. Dit is nu voorbij en voor
20 ct. kan men eene aankondiging in de courant
laten zetten. Waarom doet men, waarom doet
vooral de ambachtsman of kleine winkelier dit
niet? Zeker omdat er geen voordeel in wordt
gezien. Maar wij meenen, dat er wel voordeel
in steekt. Wij bedoelen niet voor den uitgever of
drukker der courant; dit spreekt'.van zelfhoe meer
advertenties hoe liever en hoe groote des te he
ter! Neen, wij hebben het voordeel der burgerij
op het oog, en vooral van ieder die geene groote
advertenties bekostigen kan, en toch hetgeen hij
verkoopt of doet of noodig heeft meer algemeen
bekend maken wil. Met twee, drie woorden en
een naam is de geheele advertentie gereeden
als men er slechts bij bepaalt dat zij met de ge
wone letter der courant gedrukt moet worden,
behoed men in geen tweeden regel te vervallen.
Iemand heeft bijv. nieuw schoensmeer gemaakt
of gekregen en hij adverteert:
Best schoensmeer bij A.
Een ander laat drukken:
Nieuwe haring ct. bij B.
Een derde
Baas schilder C vraagt een knecht.
Of:
D is verhuisd naar de straat.
In twee regels kan men reeds veel meer zeg
gen, bijv.
Een bekwame loodgieterskuecht biedt zich aan,
te bevragen bij X Boekh.
Of:
Nieuw assortiment schoenen, laarzen, enz. bij
A in de straat alhier
Wij zouden deze voorbeelden kunnen vermeer
deren, maar achten bovenstaande voor voldoende
om opmerkzaam te maken op iets, dat bij de
toenemende concurrentie, in ons oog althans, van
veel belaug is en in vele gevallen een groot gerief.
Ook voegen wij er bij, dat eene advertentie in
de courant, met „algemeene kennisgeviug" er bij,
licht veel goedkooper is, dan rondzeggen aan de
huizen, als men slechts de kortheid betracht.
Kamper Courant.)
De Staats-Cour. deelt mede de hieronder staande
verkorte balans der Nederl. bank, op den 26""
Juli 1369:
Disconto-rekeningf 52,16+,759.74
Beleening-rekening38,936,790.
Munt en muntmateriaal 84,304,654.24
Belegd reservefonds 8,110,230.
Gebouw, en meubel, der Bank 430,965.80*
Diverse rekeningen38,510.79
f 179,485,910.07'
Kapitaalf 16,000,000.
Reservefonds3,344,259.61
Bankbiljetten in omloop 134,449,305.
Bank-assignatiën in omloop. 1,366.59'
Rekening courant-saldo's24,672,585.40
Diverse rekeningen1,018,393.47
f 179,485,910.07'
Per telegraaf zijn er Java-bericliten, loopende
tot 9 Juli.
Omtrent den handel melden zij 't volgende
Verkocht 40,000 pikols Padang koffie ufóly,.
weest is, en verlof gevraagd heeft zijnen vriend
uit Parijs, die onverwacht overgekomen is, straks
aan tafel mede te brengen. Inmiddels rijd ik
ventre a terre met de tilbury naar huis. Ik neem
den veldwachter mee, en geef hem onderweg de
noodige instructiën. Thuis gekomen, zal ik hem
een behoorlijk toilet geven. Ik heb nog een pruik
en een paar knevels uit den tijd mijner mas
kerade, en met behulp van een smeerseltje en
een watertje wordt onze oude komediant zoo
totaal onkenbaar dat zijn eigen vrouw hem zou
uegeeren."
„Nu, als je absoluut wilt, ga dan je gang,"
zei de burgemeester, „maar ik zeg nog eens: het
is een zeer gewaagd spel, en als er iets van
komt, schuif ik alle verantwoordiug op u."
„Goed, ik durf er wel op aan. Maar laat ons
nu nog afspreken, welken beroemden persoon ik
straks zal meenemen. Wat dunkt u van Xavier
de Montepin?"
„Neen, neen, dat is een barbaarsche naam. Ik
zie niet in, waarom het juist een Franschman
moet wezen."
„O ja, een Franschman moet het zijn, oindat
mijn vriend Andries een mondvol Fransch kan
praten, en de heeren en dames, als zij dat Fransch
hooren, te minder aan onzen brigadier uit La-
terveer denken."
„Goed, maar dan zou ik onder verbetering
zeggenlaat ons den naam laten zooals hij
is. Stel uwen vriend voor, als Monsieur de
Koek."
„Ge meent toch niet Paul de Koek?"
„Waarom niet, dan vergist ge u alleen in den
voornaam."
„Jawel burgemeester, maar ge begrijpt, als de
dames merken, dat ik daar met Paul de Koek
aankom, dan zullen zij meenen, dat zij kuisch-
heidshalve een appelflauwte moeten krijgen of
andere standjes maken. Neen, maar weet ge wat
mij daar in den zin komt? Ik heb dezer dagen
een portret gezien van Alexander Dumas. Op
mijn woord, onze Andries gelijkt wel wat op
dien beroemden romanschrijver."
„Ik breng dus straks mede: den beroemden
schrijver Alexander Dumas."
a A la boun e heu re," zei de burgemeester,
„maar het blijft een rare historie."
„Geloof mij, het zal u meevallen," verzekerde
Hessels. „Doch laat ons hier niet langer staan
praten. Ik ga dus mijn gang, en kom zoo spoe
dig mogelijk met mijnen vriend terug. Gij kunt
inmiddels vast aau tafel gaan, en de soep laten
ronddienen, hetgeen de heer Dumas u te minder
kwalijk zal nemen, daar hij het met den heer
Stuifhemel volkomen eens is, dat de lui hier te
lande van soepkoopen geen flauw begrip hebben.
Tot straks dus!"
Dokter Hessels ging nu naar de keuken, en
zocht daar den veldwachter van Lalerveer op,
dien hij voor zijne plannen moest zoeken te
winnen. Doch Andries weigerde naar den dok
ter te hooren. „Zoo'n klucht," zeide hij, „is mis
schien voor éen keer goed, of liever ze is nooit
goed te keuren. Een ezel stoot zich geen twee
maal aau denzelfden steen en ik heb zooveel
verdriet van die grap aan den Zanddijk, dat ik
mij aan een dergelijke vertooning voor de tweede
maal niet waag."
„Maar ik wilde juist deze gelegenheid aan
grijpen, om het kwaad te herstellen, dat buiten
onze schuld, op die wandeling aan den Zanddijk is
voorgekomen. Als Alexander Duinas toch zult gij
tot stand kunnen brengen wat u als veldwachter
totaal onmogelijk is, namelijk de redding van
Jan Stakkers."
„Dat begrijp ik niet," verzekerde de veld
wachter.
„Ga dan maar mee in mijn tilbury, dan zal
ik u die zaak onderweg volkomen duidelijk
maken