In liet laatst dezer maand is men begonnen
inet het vervoer van grond door middel van vleta-
ken, van het gedeelte beoosten de Krimsloot.
Derde verlenging van den Noordelijken dam
in zee." Dit werk is voltooid door het afwerken
der steen bedekking, het storten van 51 lastziuk-
steen en het plaatsen van de ijzeren baak.
„Vierde verlenging van den Noordelijken dam
in zee." Ongunstige zee heeft, geringe schade ver
oorzaakt en verhinderd het werk geregeld voort
te zetten.
Gezonken is echter nog een zinkstuk voor grond
laag groot 743 vierkante nieter, ingeheid zijn 13
eiken palen, lang 9 nieter en gestort is 109 last
zinksteen, zwaar per stuk minstens 50 kilogram,
waarmede nu 437 last van dien steen is gestort.
Plankier op den noordelijken dam in zee."
"Dit werk is in Juni voltooid.
Voortzetting ter beteugeling van het Scheur."
Voorbereidende werkzaamheden zijn verricht,
zooals liet aanvoeren van materialen, liet opslaan
van keeten, enz. Daarna is met het binden van
wiepen begonnen.
De directie-keet is onder dak gebracht.
„Onderhoud der werken." De werkzaamheden
hebben bestaan in gewoon onderhoud, als: het
in orde houden van de steenbedekkingen en steen-
stortingen der dammen, der perkoenpalen, ijzer
werken, rietlieiningen, het onderhoud der wegen,
enz. De loopplanken op het plankier van den
zuidelijken dam zijn gelegd, en men is bezig het
houtwerk van dien dam te teren.
Werkzaam zijn geweest 815 werklieden, 124 zand-
wagens, S locomotieven, 2 stoombaggermolens, 5
centrifugaalpompen, 41 vletaken en 10 paarden.
Aangevoerd is in Juni: 103,950 bos rijshout,
1,390 bos palen, 345 bos latten, 202 last zinksteen,
18 kubiek meter puin, enz.
Op Donderdag 22 dezer zal de gewone audiëntie
van den minister van financiën niet plaats hebben.
Het Staatsblad n°. 115 bevat het besluit van den
7de" Juli 1869, bepalende de plaatsing in het Staats
blad van het additioneel artikel tot het postverdrag
tusschen Nederland en Frankrijk van 22 Januari
1S68, vastgesteld te 's-Gravenhage den 22slcn Juni
1869 en betreffende de wederkeerige vrijstelling
van dagbladen, enz., van zegelrecht.
Z. M. heeft benoemd tot plaatsv. kantonr. te
Sneek Mr. R. L. A. Hamerster Dijkstra, adv.
burg. dier gemeente, alsmede lid der Prov. Staten
van Friesland; tot ridder der orde van den Ned.
Leeuw den heer P. J. Werden, kanunnik en pas
toor bij de R.-K. gemeente te Breda; tot 2den
luit. bij het wapen der infanteriebij het lste reg.
de cad. H. D. Klazinga, A. W. Van der Sluys
en G. F. Van Muiken; bij het 3de reg., de cad.
J. A. Roeloffs, C. R. Van Dijk en A. J. F. Van
Overstralen; bij het 4de reg., den cadet C. G. Van
Hees; bij het 5de reg. den cadet G. A. Pitlo;
bij het 6de reg., de cad. J. C. Buytendijk en J.
B. Van Florenstein; bij het 7de reg., de cad. D.
Vinkhuyzen en P. A. Van der Muelen; bij het
8ste reg., de cad. H. J. E. Nierstrasz en W. J. J.
J. Ledel, allen herkomstig van de Kon. Mil. Acad.;
tot 2den luit. bij het wapen der cavalerie: bij
het lste reg. huzaren den cadet H. L. Erzey,
herkomstig van de Kon. Mil. Acad.; tot 2den
luit. bij het wapen der artilleriebij het 2de reg.
vesting-art. de cad. J. S. Theuuissen en S. J.
Drooglever; bij het 3de reg. vest.-art., den cad.
J. A. Lehmann, allen herkomstig van de Kon.
Mil. Acad.; tot 2den luit. bij het korps ing., mi
neurs en sappeursde cad. W. Cool, C. J. Polvliet
en J. Hemkes, allen herkomstig van de Kon. Mil.
Acad.; tot 2den luit. bij het leger in Oost-Indië:
bij het wapen der infanterie, de cad. C. H. F.
Riesz, H. D. II. Bosboom, W. C. Nieuwenhuyzen,
G. B. Hooyer, G. A. De Wit, L. L. A. Mauren-
brecher, P. Van Lawick van Pabst, J. T. J. Van
„Wel dokter, omdat ik het gezien heb. Ik her
kende hem aan zijn gang: dat hoort bij mijn
vak. Blinde veldwachters deugen niet. Alles wat
bij de politie behoort moet kattenoogen hebben."
XVI. op de kloosterbrüg.
Toen Jan Stakkers afscheid genomen had van
zijn vriend Arend, sloeg de dorpsklok juist tien
uren. Jan hoorde de klok wel slaan, maar of
het negen of tien uren was, of elf, hij wist het
niet, en het kon hem ook niemendal schelen,
want hij dacht er niet eens over, of hij naar
huis zou gaan, ja of neen, en welken weg hij
zou kiezen maakte ook geen punt van overleg
ging uit. Hij dacht aan niets, dan alleen aan
den man, die te Stoppelbeek scheen gekomen te
zijn, om vloek te brengen over hem en over al
len, die hem dierbaar waren. Nu en dan stond
hij stil, en dan riep hij met een onbeschrijfelijke
woede en wraakzucht: „O, als ik nu dien kerel
nog eens weer te pakken krijg, dan zal ik hem
De opgewondenheid en drift van Jan Stakkers
waren te grooter, daar hij straks, tegen zijn ge
woonte, een paar glazen brandewijn had gedron
ken. Op weinige schreden afstands van de Kloos-
terbrug staat Jan plotseling stil.
„Dat is hij 1" riep de jongeling waarop hij een
langgerekt: ha! liet volgen.
Rijen, P. A. Van der Loeff, E. J. T. Gobée, H.
F. O. Van Cattenburch en H. W. Vroesom de
Haan; bij het reg. O.-I. cavalerie, den cadet J.
Mulder; bij het wapen der art. de cad. W. Boetje,
C. P. Lievegoed, A. W. Segboer, J. N. Cramer,
D. Crok en H. P. A. De Wilde; bij het korps
der genie en sap. de cad. J. J. Staal en C. W.
Hoffmann, allen herkomstig van de Kon. Mil. Acad.;
bij het pers. van den geneesk. dienst der landm.
lot offic. van gez. 3de kl., de studenten voor den
gen. dienst J. C. Rolandus Hagedoorn en J. M.
Vorst.
Z. M. heeft vergunning verleend aan den heer
S. W. Ruyssenaers, consul-gen. der Nederlanden
te Alexandrië, tot het aannemen en dragen der
versierselen van groot-oflic. met de Ster der Med-
jidié-orde, hem door den sultan van Turkije ge
schonken; en aan den referend. bij het min. van
oorlog, Jhr. Mr. H. P. Van Karnebeek, tot het
aannemen en dragen der versierselen van off.
der orde van Medjidié, hem door den sultan van
Turkije verleend.
Z. M. heeft J. P. W. Schermer, op zijn verzoek,
ontslagen als notaris te Leiden, en F. A. Van
Boelens, op verzoek, eervol ontslag verleend als
kantonrechter te Beesterzwaag.
Katwijk, 21 Juli. .Tot leden van den gemeente
raad zijn herkozen de HH. Fl. Parlevliet en
L. Van der Plas.
Herstemming tusschen de HH. J. Schaddé van
Dooren, Gijsb. Verdoes, J. Van Rhijn en L. C.
J. Blanken.
Rotterdam, 21 Juli. Bij de op heden plaats
gehad hebbende stemming voor den Gemeente
raad zijn herkozen de hh. Van Vollenhoven,
Hoynck Van Papendrecht, Hoffmann, Pincoffs,
Van der Hoop, Eickma, Van der Wens, Huygen,
Van der Hoeven en gekozen de hh. Wolvekamp,
Hudig, Greeve en Van Weel.
Rotterdam, 19 Juli. Onder het gehoor van Ds.
Thijssen werd heden in de groote kerk der Ne-
derd. Herv. gem. een bankbiljet van 1000 ge
collecteerd.
Apeldoorn, 19 Juli. Z. M. de Koning wordt
aanstaanden Donderdag op het Loo terugver
wacht.
Utrecht, 20 Juli. Gisteren heeft het Vlaamsch
gezelschap zijne tent op de Neude geopend met
eene voorstelling, waarin het bekende talent van
mej. Beersmans weder is uitgekomen. Hare be
kwaamheden hebben de vele toeschouwers weder
geboeid; haar edele figuur, haar kernachtige
voordracht, hare innemende manieren, haar aan
doenlijke eenvoud, in éen woord, de natuur door
haar zoo juist weergegeven, dat alles werkte
weldadig op het publiek in. Men vond dan ook
vele harer bewonderaars bij haar eerste optreden
alhier in de zaal terug, en gewis zullen dezen
met ons den lof verkondigen van de Vlaamsche
kunstenares, die, in haar soort eeuig, niet alleen
haar landgenóoten, maar ook ons Nederlanders
haar talent doet waardeereD, en die zeker gedu
rende deze kermis bij het kunstminnend publiek
nieuwe vrienden tot zich zal trekken.
Wij gevoelen ons ook gedrongen heden met
een enkel woord op de voorstelling van den
jongen Kreutzberg terug te komen. In het die
renspel, naast den schouwburg, onder directie van
den ouden heer Kreutzberg, wordt eiken avond
te 8 uren eeoe vertooning gegeven, die de
bewondering van het publiek gaande houdt. Op
dien tijd gaat de zoon des ondernemers zijne
visites brengen bij verschillende roofdieren. Wij
hebben den onverschrokken man gezien bij
een 5tal hyena's, die hij door zijn vasten wil
heeft beteugeld en zelfs bij een schaapje brengt,
dat zij hoe onwillig, toch ongedeerd laten, bij
den jongen pauter en daarna bij den prachtigen
koningstijger, met welke dieren hij vertrouwe
lijk omgaat, en eindelijk bij de twee schoone
Het was inderdaad Stuifhemel, die van de an
dere zijde de brug opkwam.
Stuifhemel was opgetogen van blijdschap door
zijn schitterend succes bij die rijke juffer, en hij
huppelde dus over den weg, en floot, al zwaaiende
met de parapluie, zijn mooiste deuntjes.
Aan die deuntjes had Janj Stakkers zijn
vijand herkend.
Bijna op het midden van de brug ontmoetten
zij elkander.
Jan Stakkers heeft geen plan ;om twist te zoe
ken, want de maat is bij hem volgemeten en
loopt over; hij zal zonder veel omstandigheden
den ellendeling aangrijpen en afstraffen.
Jan Stakkers bleef staan.
Dat staanblijven van dien persoon daar mid
den op de brug trok de aandacht van Stuifhe
mel en stemde hem niet pleizierig. Die persoon
daar, wie het was, wist hij niet, maar hij
scheen iets van hem te willen hebben, want
hij wachtte hem klaarblijkelijk op. Maar Stuif
hemel stapte toch moedig door tot op het oogen-
blik, dat hij Jan Stakkers herkende. Toen werd
hij toch wezenlijk verschrikt, want een bang
voorgevoel zei hem, dat hij op dezen dag van
Jan Stakkers niet veel goeds te wachten had.
Hij klemde werktuiglijk zijn parapluie vaster in
zijne vuist, om zich daarmee in geval van nood
leeuwen, bij welke hij twee hyena's laat komen,
om dat viertal gezamenlijk een ongebraden souper
te doen gebruiken. Dat de arme hyena's niet veel
van den disch te genieten kregen, laat zich be
grijpen. La part du lion werd hierbij zoo natuur
lijk mogelijk genomen. En toch is het verwon
derlijk, dat die ongelijke krachten zich zoo ver
dragen. Het werken met den witten olifant, die
helaas aan een poot gewond is, is ook aller
merkwaardigst, en bracht het publiek, dat toch
niet met gerustheid de verrichtingen met de roof
dieren aanzag, weder tot kalmte. Wij wenschen
den heer Kreutzberg vele bezoekers toe, en twij
felen niet, of deze zullen even verbaasd en te
vreden als wij deze dierentent verlaten. D.)
Maastricht, 19 Juli. Te Kleinhaasdal, gemeente
Schimmert, had het volgende ongeval plaats. G.
Lahay, knecht van den landbouwer Lemmens,
met een kar met klaver geladen, huiswaarts
keerende, zat volgens gewoonte boven op den
klaver, en liet het paard zachtkens voortstappen,
toen eensklaps op een geringen afstand van de
woning zijns meester het paard aan het hollen
ging. Lahay schielijk van den wagen willende
springen, had het ongeluk onder het voertuig te.
komen, zoodat het wiel hem over hals en borst
ging, en hij kort daarna onder de hevigste pijnen
overleed.
Groningen, 19 Juli. Naar aanleiding van een
brief van Z. Ex. den minister van Binnenl. Za
ken aan HH. Gedep. Staten der provincie Gro
ningen, waarbij Z. Ex. te kennen geeft thans
niet ongenegen te zijn, om te treden in het voor
stel der Staten van Groningen van Maart 1866,
tot hervorming der landhuishoudkundige school
in een doorloopenden, alléén wetenschappelijken
cursus in de stad Groningen, en waarbij de min.
zich bereid verklaart jaarlijks eene rijkssubsidie
van f 7000 voor te dragen, wanneer de door de
Staten van Groningen hiervoor aangebodene bij
drage van f 6000 op de provinciale begrooting
wordt uitgetrokken en goedgekeurd, heeft
het bestuur der landhuishoudkundige school een
naar zijn oordeel voor uitvoering vatbaar en voor
de behoefte van Nederland geschikt plan van land-
bouw-onderwijs, mede uit naam der aandeelhou
ders in de maatschappij der landhuishoudk. school,
aan Gedeputeerde Staten van Groningen aange
boden. Het bestuur vertrouwt, dat aan dit voor
stel, als komende het grootendeels overeen met
het in 1866 door de Staten van Groningen vast
gesteld, maar niet verwezenlijkt plan, in hoofd
zaak goedkeuring zal te beurt vallen.
Steenwijk, 19 Juli. Dat inenschen, doorsterken
drank verhit, geen oogeublik te vertrouwen zijn,
is hier gisterenavond weer op eene treurige wijze
gebleken; een huisschilder, zich met meer ande
ren ten herberge van de wed. K. bevindende,
kreeg met den zoon van gezegde weduwe twist,
welke zoo hoog liep, dat K. eerstgenoemde met
een scherp werktuig, men zegt een schaar, eene
3 duim diepe wonde in den bovenbuik toebracht.
Aanvankelijk vreesde men een doodelijken af
loop; op dit oogenblik schijnt er echter eenige
hoop op herstel te bestaan. De dader is in arrest
genomen.
Gr emengde Berichten.
De jonge markies Van W. had met het spel
en andere vermaken, in korten tijd eerst zijn
persoonlijk vermogen en daarna de erfenis eener
tante zoek gemaakt. Hij bezat nog slechts eene
lijfrente van f 3000, welke hem door een oom
was toebedeeld. In den afgeloopen zomer begaf
de markies zich naar een bad- en speelplaats.
Den eersten dag weerstond hij aan de bekoring
van het spelden tweeden dag trad hij de speel
zaal binnen, doch speelde niet; den derden dag
besloot hij een kansje te wagen. Hij was een der
eersten die zich aan de speeltafel plaatsten, vast
besloten niet meer dan de twee of drie bankbil-
te kunnen verdedigen, en wilde met een een
voudig: „goeden avond" doorstappen, toen Jan
Stakkers hem in den weg trad, en met een holle
dreigende stem hein toeduwde: „Neen, ditmaal
kom je er zoo gemakkelijk niet af, ellende
ling I"
„Wat wilt ge toch van mij?" stamelde Stuif
hemel.
„Ik wil u het loon toedienen voor uwe beest
achtige kunstenarijen."
Met deze woorden heeft de sterke boerenknaap
den doodelijk ontstelden Stuifhemel bij de keel
gegrepen.
„Duivelsche jongen, laat mij los!"
„Neen, ik laat je niet los," zegt Jan met ge
dempte stem, en drong zijnen vijand achter
waarts, totdat hij hem tegen de leuning van de
brug smakte.
„Mijn God! schei toch uit," kermde Stuifhemel
„wat heb ik je toch gedaan?"
„Mij niets
„Wat? Zul je mij met de paraplu slaan?
hier dat ding! hier zeg ikKlets daar
ligt ze!"
En nadat hij met deze woorden de parapluie
over de leuning heeft geslingerd, mompelt Jan
op verschrikkelijken toon: „En nu jij zelf!"
En meteen zich snel bukkende, grijpt hij Stuif-
jetten van 100 franken, die hij in den zak had
aan de groene tafel ten offer te brengen. De for
tuin begunstigde hem evenwel op eene ongelotr
felijke wijze. Hij won bij eiken inzet. In he
tijdsverloop van eenige uren deed hij de ban!
springen. Kortom, toen de deureu van het ets
blissement gesloten werden, verliet de rnarkie
Van W. de speelzaal met 200,000 in bankbi!
jetten en f 6000 in goud.
Toen hij in zijn hotel kwam, was hij schie
zinneloos van blijdschap. Hij wekte zijn bejaardei
bediende, Broumback genaamd, en liet hem dr
gewonnen schatten zien. „Doch dit is nog niet;
mijn oude Broumback", zeide bij: „morgen za
ik millionair zijn. Het geluk zal mij blijven toe
lachen/ Wanneer ik dan een millioen bezit, kee
ren wij naar Berlijn terug; dan trouw ik me
mijne bekoorlijke nicht en zal zeer gelukkig
wezen. In afwachting, sluit al die biljetten we;
en begeef u dan weder te bed."
De oude dienstknecht kon niet meer in slaa|
komen. Hij had steeds het pak bankbiljetten voor
den geest. Bij het aanbreken van den dag sloo;
hij de kamer van zijn meester binnen, die no»
in diepen slaap gedompeld was. Hij opende hel
meubelstuk, waarin de bankbiljetten lagen, stal,
in alle haast de schat in een reiszak en verwij
derde zich ongemerkt. Toen de markies opstond
was zijn bediende reeds verre. De gelukkige speler
wilde zijn schat terugzien. Hij riep Broumback
men antwoordde hem dat hij was uitgegaan. De
markies, ziende dat zijn bediende wegbleef, opende
de chiffonnière waarin de bankbiljetten geborgen
waren. Zij waren verdwenen! Dat Broumback
ze gestolen had, kon hij niet gelooven. Hij had
ze waarschijnlijk in eene veiliger plaats wegge
sloten. Maar toen de bediende wegbleef, diende
de markies des middags eene klacht 'n bij de
politie. Des avonds zocht hij verstrooiing aan de
speeltafel. Hij had juist zijn laatsten gulden ver
speeld, toen men hem den volgenden brief bracht
„Mijn goede meester! Ik bevind mij te Berlijn.
Bij mijne aankomst aldaar heb ik uwe 200,000 bij
uwen notaris gebracht. Ik heb u de f 6000 in goud
achtergelaten, welke gij kunt verliezen indien gij
er vermaak in hebt. Ik denk dat gij met die
f 200,000 kunt trouwen en gelukkig zijn. Ik smeek
u, wacht het millioen niet af, want als gij blijft
doorspelen dan verliest gij alles, daar ben ik
zeker van. Ik ben met het geld vertrokken zonder
uwe toestemming, welke gij mij, opgewonden
als gij waart, nooit zoudt gegeven hebben. Heb
ik goed gedaan? Ik ben en blijf uw oude en
verkleefde „Broumback."
De markies waarschuwde de politie, vertrok
den volgenden ochtend naar Berlijn en trouwde
eene maand later met zijn nicht. Thans is hij
reeds de gelukkige vader van een bevallig meisje.
„En mijn tegenwoordig geluk", zegt de markies
aan zijne vrienden: „is het werk van mijn ouden
Broumbackzonder hem zou ik mij stellig weêr
geruïneerd hebben 1"
Iemand werd op straat gevolgd door een ha-
veloozen straatjongen, die hemindeoorendreunde:
Een paar centen, mijnheergeef mij een paar
centen, ik heb nog niet gegeten."„Ik ook niet,
ik heb ook niet gegeten," mompelt de voorbij
ganger meer in zich zeiven dan in den vorm van
een antwoord. „Nou dat komt net goed," zeide
de straatjongen, „geef dan vier centen.dan zul
len wij samen gaan eten."
Zoo als algemeen bekend is, droeg Napoleon
steeds een rok van groen laken. Aan deze kleur
was hij zóo gehecht, dat hij ook op St.-Helena
volstrekt geen rok van eene andere kleur wilde
dragen. Toen dus zijn rok verschoten en versleteD
was, zond hij bij alle lakenkoopers van James
town om groen laken, doch er was geene el van
te krijgen. Napoleon was in de grootste verlegen
heid en buitengewoon neerslachtig; hij wilde geen
anderen dan een groenen rok dragen In die
hemel aan, met het plan om hem over de leuDing
heen te werpen.
„Moordmoord 1" schreeuwt Stuifhemel.
„Ja, ja, brul jij maar toe! Je zult er in!"
„Help! moordI" kermt Stuifhemel weer.
„Dat heb je aan Grietje Kok verdiendJe zult
verzopen worden als een dolle hond."
En nog éen ruk, éen duw en Stuifhemel, ach
terover over de leuning liggende, kan zijn over
wicht niet herstellen, en stort met een ijselijken
gil in het water neer. „Dat heb je er van 1" zei
Jan Stakkers, raapte zijn pet van den grond,
en ging met gejaagde schreden de brug af, ter
wijl hij het noodgeschrei van zijnen vijand al
flauwer en flauwer hoorde.
Het kanaal was daar op de hoogte van de
Kloosterbrug vrij diep, en Stuifhemel, die niet. kon
zwemmen, verkeerde dus in het grootste gevaar,
Reeds zonk hij weg in de diepte, toen een twee
tal personen kwamen aansnellen. De voorste,
iemand in vrouwenkleeren, ging dadelijk over
de leuning der brug hangen, en poogde met zijn
blik de duisternis te doorboren, of hij soms nog
eenige beweging in het water mocht ontdekken-
(TVcu-df vervolgd.)