N0. 2888.
Maandag
A°. 1869.
12 Juli.
J Ook de jongste onlusten in de Fransche hoofd
stad leverden een bewijs voor het ontwaken van
dien geest, die voor de volksrechten opkwam,
niet door die onlusten zeiven, want om die te
verwekken is slechts de invloed van enkele volks
leiders noodig, maar door het welgevallen, waar
mede een tal van nieuwsgierigen dien strijd, dat
verzet aanschouwden tegen het keizerlijk regime.
Maar toch is op dit oogenblik voor den erfgenaam
van den grooten Napoleon geen gevaar, nog be
staat eene krachtige partij die hem steunt, en
wel hei'vormingen wenscht, maar van hem ko
mende, onder zijne leiding, terwijl zij, die eene
geheele omverwerping van den bcstaanden toe
stand willen, les ineonciliables, bij de verkiezingen
bleken op slechts een 300,000 stemmen te kunnen
rekenen. Van dien kant dus geen gevaar, zoo de
man der Tuileriën slechts datgene weet te schen
ken, wat verlangd wordt, in plaats van het zich
te doen afdwingen. Met Rouher of zonder dien,
Ollivier moge aan het hoofd staan of Buffet, iets
moet hij toegeven; thans zijn in Frankrijk
fFeuilleton van het „Leidscli
Dagblad".
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leidenper 3 maanden3.00.
Franco per post3.85.
Afzonderlijke Nommers0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTKNTIEN.
Voor iederen regelf 0.15.
Grootere letter naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Lelden, 10 Juli.
Wederom is het der Fransche natie gelukt in dien
zin haar prestige tegenover het buitenland te
herwinnen, dat ze, gedurende eenigen tijd de
uitsluitende aandacht van Europa op zich heeft
weten te vestigen; doch 't was dan ook een
groote strijd, die door haar gestreden werd, maar
nog niet beslist is; 't goldt hier geen quaestie
van kabinets-wijziging, geen strijd van personen,
maar thans was 't het volk zelve, dat in de ver
kiezingen duidelijk den wensch uitdrukte naar
eene geheele verandering van regeringsstelsel,
en die rechten vraagde, zonder welke het con
stitutionele leven een doode letter, een holle klank
is. Het voorname punt waarom de strijd loopt
is dat der collectieve ministeriële verantwoorde
lijkheid aan de natie zelve, niet aan den keizer,
zooals thans het geval is; maar 't is toch niet
waarschijnlijk, dat de keizer daarin zal bewil
ligen en zoo maar in eens het geheele beginsel,
waarop zijn stelsel gebouwd is, zal opgeven. Een
tweede vraag is het echter of de natie zich dat
recht langer zal laten onthouden, en zich laten
beheerschen door ministers, die zich schuilen
achter den persoon des keizers. Tot nog toe heeft
deze de natie, vooral den arbeidersstand, aan zich
weten te boeien, eerst door eene gelukkige bui-
tenlandsche politiek, wier uitslag de ijdelheid
der zoo ijdele natie streelde, door het doen uit
voeren van prachtige werken, maar de Duitsche
krijg verraste den keizer en gedaan was het nu
met het geloof aan zijne onfeilbare staatkunde de
Degrooting der stad Parijs kwam in het Wetg.
Lichaam en het volk zag hoe gewetenloos werd
rondgesprongen met de opbrengst der zware las-
teu, die het drukten. Er was nu niets meer dat
de aandacht der woelige Franschen atleidde, en
list politieke leven, steeds in ruime mate bij hen
aanwezig, ontwaakte uit de betoovering, waarin
het Napoleontisch stelsel het gekluisterd had ge-
houden.
eerst die beginselen tot rijpheid gekomen, die
tot den grooten strijd van S9 aanleiding gaven:
Frankrijk wil thans het zuivere constitutionele
stelsel, waartoe de periode van 17891869 het
heeft voorbereid, het overgangstijdperk was. En
dien wensch te willen tegengaan, dat natuurlijk
verlangen te willen breidelen, 't zou meer dan
een strijd worden in de wetg. vergadering, 't zou
Frankrijk, na lang of kort, der roode republiek
in de armen voeren
De toestand in het keizerrijk der Napoleoniden
moge zorgwekkend zijn, nog erger is dit het ge
val, wat Spanje betreft. Spanje heeft de ban
den van zich afgeworpen waarin de schande
lijke regeering der Bourbons het gekneld hield;
eene omwenteling is ontstaan, die het volk
de reeds zoo lang ontbeerde vrijheid, zelfs
in ruimere mate dan verlangd werd, schonk;
maar nu staat men stil, en geeft men de
zoo scherp tegenover elkander staande partijen
gelegenheid tot het voeren van een strijd, waar
door de hoofdkwestie voorbijgezien wordt. Het
koninkrijk is georganiseerd, de constitutie is af
gekondigd en men wacht alleen op een koning't is
echter of men met dien, voor Spanje volmaakten,
toestand geen raad weet. Serrano, Prim en Tope-
te, de drie hoofdleiders der omwenteling, hebben
nu onlangs het regentschap doen afkondigen, als
den derden voorloopigen regeeringsvorm, waar
onder Spanje naar een koning wacht; maar wat
beoogt men met dat dralen waar voor Grieken
land een vorst kon gevonden worden, mag dit
voor Spanje toch niet onmogelijk worden geacht
of stelde de toekomst koning George zooveel goeds
in het vooruitzicht? zou het dan niet veeleer
vrees zijn, die deze drie mannen, allen homines
novi, gunstelingen der verdreven vorstin, doen
aarzelen te besluiten, vrees namelijk voor eikaars
eerzucht; onwaarschijnlijk is dit niet, waar men
zich het verleden herinnert an dat driemanschap.
De eenigen, die het op dit oogenblik eerlijk met
hun land meenen, en eerlijk den strijd voortzet
ten, dien ze reeds jaren lang gestreden hebben, 't
zijn de republiekeinen,Orense, Figueras, Castelar en
anderen, ze willen de republiek, omdat ze geen re
den hebben,het koningschap te verkiezen, ze kunnen
dien vorm van bestuur voor Spanje niet wenschen
daar ze Spanje daaronder tot den ondergang hebben
zien gebrachtwel is reeds over deu regeeringsvorm
beslist, maar 't is niet zeker of die beslissing
Spanje wel zooveel heil zal brengen, en de kans
niet veeleer openen op een burgeroorlog, een
strijd der partijen, waarvan de natie het slacht
offer zal zijn; 't is toch niet waarschijnlijk, dat de
republikeinen de Bourbonsche hielpen verdrij
ven, zonder tevens aan haar stelsel, het absolute
koningschap, een einde te willen maken, Spanje
van den druk van dona Isabella en haren aan
hang bevrijdden, om er den graaf van Reuss en
diens partijgenooten voor in de plaats te stellen.
Naast de politieke beweging in Frankrijk en
de staat van zaken in Spanje, is het nog steeds
de Iersche kerkwet, die aller aandacht bezig
houdt; door de lords zóo door amendementen
gewijzigd, dat een groot deel harer beginselen
zijn te niet-gedaan, moet die wet Dinsdag weer
in het Lagerhuis komen; vergelijk is bijna on
mogelijk en Brittanje zal dus weldra een strijd
aanschouwen tusschen de beide takken zijner
wetgeving, waarin voor goed beslist moet wor
den over het groote beginsel der scheiding van
kerk en staat, We hopen daar later op terug te
komen.
De Berlijner National-Zeitung deelt den tekst
mede der circulaire van prins Von Hohenlohe, den
Beierschen minister, aan de verschillende hoven
van Europa gericht, betreffende het aanstaande
Concilie.
„Het is niet denkbaar, zoo schrijft deze staats
man „dat het concilie zich met zuivere geloofsquaes-
tiën met onderwerpen van bloot theologischen aard
zal bezighouden, want van dergelijke vraagstuk
ken is er geen enkel voorhanden, dat eene be
slissing vanwege eene hooge kerkvergadering
eischt, Heteenige dogmatische punt, dat het Room-
sche Concilie zal hebben uit te maken en waar
voor de Jezuïeten zoowel in Italië als in Duitsch-
land en elders thans ijveren, is het vraagstuk
van de onfeilbaarheid des pausen. Dit overschrijdt
evenwel ten eenenmale de grenzen der zuivere
theologie, en behoort tot het gebied der hoogere
staatkunde, want hier zou men te gelijk de macht
des pausen over alle volken en vorsten in staats
zaken beslissen, en tot een geloofsartikel verheffen.
„Is evenwel reeds deze hoogst gewichtige, en
aan gevolgen rijke quaestie voldoende om op het
Concilie de aandacht te vestigen van alle regee
ringen, die onder hare onderdanen Katholieken
tellen, hoeveel te meer moet dan hare belang
stelling of liever, hare bezorgdheid klim
men wanneer zij de reeds begonnen voorberei
dende werkzaamheden, en de samenstelling der
hiervoor te Rome gevormde commissiën in het
oog houden. Onder deze commissiën is er eene
die zich enkel bezighoudt met staatskerkelijke
zaken. Het is dus bepaald het voornemen der
Romeinsche regeering, om door het Concilie ten
minste eenige beslissingen over onderwerpen of
vragen van kerkelijk-staatkundigen aard te doen
nemen. Hierbij komt nog, dat het tijdschrift, door
de Jezuïeten te Rome uitgegeven, de Civilta Cat-
tolica, welk tijdschrift paus Pius IX in een bre
ve het officieus orgaan der Curie heeft genoemd,
het nog onlangs als een taak van het Concilie
heeft beschouwd, om de veroordeelingen in den
pauselijken syllabus van 8 Dec. 1861- in positieve
besluiten of decreten des Concilies te herscheppen.
Daar nu deze artikelen van den syllabus gericht
zijn tegen meer dan eene leerstelling van het
staatsleven, zooals het zich heeft ontwikkeld bij
alle beschaafde volkeren, zoo ontstaat bij de re-
geeringen de ernstige vraag, hoe en in welken
vorm zij de bisschoppen van haar land en
later het Concilie zelf zouden moeten wijzen
op de bedenkelijke gevolgen, die eene zooda
nige opzettelijke en principieele verwarring der be
staande betrekkingen tusschen staat en kerk na
zich kan slepen; ook doet zich de vraag voor,
of het niet dienstig zoude zijn, indien de regee
ringen, bijv. door hare te Rome aanwezige ver
tegenwoordigers, protest deden aanteekenen tegen
besluiten, door het Concilie genomen, zonder
raadpleging van de vertegenwoordigers der staats
macht, zonder eene enkele voorafgaaade mede-
deeling over staatskerkelijke vraagstukken of on
derwerpen van gemengden aard.
„Het komt mij noodzakelijk voor, dat de hierbij
betrokken regeeringen in deze ernstige aangele
genheid eene wederkeerige overeenstemming
trachten tot stand te brengen. Ik heb tot nu toe
gewacht, om te zien of niet van de eene of andere
zijde hiertoe de stoot zou worden gegeven; daar
dit evenwel niet is geschied, en de tijd ons dringt,
zie ik mij genoopt, om u op te dragen, de
aanhangige quaestie, bij de regeering, waarbij gij
u bevindt, ter sprake te brengen, ten einde over
hare meeningen en gezindheden betreffende deze
gewichtige zaak, inlichtingen in te winnen.
„Tevens zult gijter overweging der ge
dachte regeering, de vraag opperen, of niet een
gemeenschappelijke, zoo niet collectieve maatregel
in meer of min identischen vorm door de staten
van Europa te nemen ware, om het Romeinsche
hof reeds van te voren niet in het onzekere te
laten omtrent de door hen aan te nemen houding
tegenover het Concilie; alsook of niet b. v. eene
conferentie van de vertegenwoordigers aller hierbij
betrokken regeeringen als het ineest dienstige
middel zou moeteu worden beschouwd, ten einde
die gemeenschappelijke houding aan eene uitvoe
rige beraadslaging te onderwerpen. Wanneer zulks
gewenscht wordt, zult gij een afschrift dezer dé
pêche in de handen vanachterlaten, en ove
rigens, zoo spoedig mogelijk, over de door haar
genoten ontvangst bericht zenden. Ik neem deze
gelegenheid te baat," enz.
Bij de Tweede Kamer is ingekomen een adres,
waarbij hare aandacht wordt gevestigd op de
toeneming der brandgevalte.il in de laatste jaren.
Ofschoon zij dit adres niet in overweging kan
nemen, is het wellicht niet ondienstig de vraag
te opperen, of er niet iets zou kunnen gedaan
worden om het hooibroeien en de daaruit zoo
dikwijls ontstaande branden te voorkomen.
Een aanzienlijk landbouwer te Winkel geeft als
afdoend middel daartegen het volgende op: Bij
het optassen van het hooi plaatst hij in het mid
den van den hooiberg een vat en haalt dit, naar
gelang de hoogte van den berg toeneemt, naar
bovenzoodoende ontstaat er eene cilindervormige
opening, waardoor de gassen welke door broeiing
ontstaan, gereedelijk een uitweg vinden. Bedoelde
landman verklaart, dat hij op deze wijze alle ge
vaar voor het ontstaan van brand wegneemt.
Naar wij vernemen heeft Dr. C. W. H. van Kaat-
hoven zijn ontslag als lid van den gemeente-raad
ingediend, en is de herkiezing ter vervulling der
vacature, door dit ontslag ontstaan, bepaald op
Dinsdag, 20 Juli a. s.
IUE VELDWACHTER VAN LATERVEER.
NOVELLE VAN
R. KOOPMANS VAN BOEKEREN.
Vervolg).
„Dat is in alle geval onbeschaamd van hem,
ar dat is tot daaraan toe. Maar gij hebt dan
h van uw kant u zoo dwaas niet uitgelaten,
bft daarom zeg ik nog eens, dat het gelukkig is,
dat ik u kon waarschuwen, zoodat ge u nu nog
gS'oeglijk kunt terugtrekken."
lOcli, neen, lieve vader, dat zegt ge nu telkens,
waar Hessels weet heel goed dat ik veel van
hem houd."
«.Wetenhebt ge hem dat dan gezegd?"
IrNeen, och ik kail u nu zoo alles niet beschrij
ven en verklaren. Maar ik weet zeker, dat Hes-
sels morgen of overmorgen bij u zal komen."
|»Nu, hij zal, hoop ik, wijzer wezen, maar an-
Ss zal ik hem dan toch zijne dwaasheid wel
onder het oog brengen. Maar laat ons nu maar
van de zaak afstappen," sprak de heer Blank-
hart, „want het wordt tijd dat ik naar Laterveer
ga. Kom, wees nu een verstandig meisje, en be
grijp, dat het tot je best is, wat ik heb gedaan."
Zoo sprekende omhelsde de vader zijne dochter,
en verliet het vertrek.
Marie scheen den raad van haren vader niet
te kunnen opvolgen, want zij zat nog heel lang
bitter te schreien. „Neen," riep zij uit, „vader
mag het onmogelijke niet van mij vergen. Ik kan
niet koel tegen Willem zijn, ik kan wel zeggen,
dat ik nooit de zijne zal worden. Arme jongen
hij was zoo vol hoop en moed, half dronken
van vreugde, toen ik hem de laatste maal ge
sproken heb, en hij met zooveel opgewonden
heid mij verzekerde, dat hij eerstdaags met mij
nen vader zou spreken. Hoe bitter, bitter teleur
gesteld zal hij zijn! Maar ik wil niet koel of bits
tegen hem zijn, neen, nooit! Mijn hart kan bre
ken, maar het blijft hem toebehoorenmijn mond
kan zwijgen, maar liegen nooit!
IX. DE VELDWACHTER VAN LATERVEER.
De operatie in het schuurtje ging tot nu toe
zeer voorspoedig. Dokter Hessels wist zeer vlug
en handig den haas aan te pakken, en begon
met het reinigen en aftrekken volgens de rege
len der kunst. Dat hij onder het werk de vroo-
lijkste liedjes zong, en een paar malen zelfs een
soort van cavalier seul voor den dooden haas
uitvoerde, zal den lezer geen bevreemding meer
baren, na hetgeen hij in het vorige hoofdstuk
heeft gelezen, en zeker zeggen de medelijdende
juffertjes met Marie: arme jongen!
Nog slechts weinige minuten was Hessels met
den haas bezig, toen Dina de deur van het
schuurtje opende en haar blozend gelaat (dat op
dit oogenblik veel op dat van een gepoelitoerde
negerin geleek, daar zij bezig was de kookkachel
te poetsen) om het hoekje vertoonde, terwijl zij
sprak„Dokter, daar is de veldwachter van La
terveer, die vraagt naar u."
„Goed, laat Kok maar hier komen!"
Daar Andries Kok in ons verhaal de titelrol
vervult, zoo is het niet meer dan billijk, dat wij
vooraf het een en ander vertellen, ten einde hem
behoorlijk aan den lezer te presenteeren.
Wij zouden wel een heel boekdeel kunnen
schrijven, als wij 's mans levensloop gingen schet
sen, want, zooals zijn moeder het uitdrukte, An
dries was overal geweest, en had alles bij de
hand gehad. „Ja, overal," zegt de oude vrouw
Kok, „is onze Andries geweest: in het Heeren
veen en in het Brabantsche ook al, want mijn
jongen is met de revolutie van zelf mee geweest,
en toen hebben ze hem ook nog gevangen ge
nomen, dat hebben ze. En daar in de kazemat
ten van de citadel, daar heeft hij heel wat moe
ten doorstaan. Ja, als zijn vader zaliger had
geleden, wat mijn Andries heeft moeten verdu
ren, dan was hij, menschelijker wijze gesproken,
al lang dood geweest, want zijn vader was een
zwak vat, dat was hij; hij is dan ook maar
even zestig jaar geworden, zestig jaar en twee
maanden; maar Andries slacht mij wat: als God
hem het leven spaart, dan zie ik hem ook nog
op zijn eenentachtigste jaar voor de viool dan
sen, 't is zonde. Ja, mijnheer, ik word nu met
Allerheiligen, als ik liet beleven mag, tweeën
tachtig, en ik heb met de pinkenmarkt de bee-
nen nog van den grond gehad, en als mijn
Andries zich niet te veel fakseert, dan gaat hij
denzelfden kant uit, want ik heb hem nog nooit
onbekwaam gezien, aan den-jenever heeft hij dan
ook het land, omdat hij zooveel van zijn leven
gezien heeft. Hij is van zelf wat laat getrouwd;
nou maar dat is niks, want hij heefteen heel knap
vrouwtje gekregen, daar niet zooveel op te zeg
gen is, en die altijd vreeselijk best voor het oude
mensch is. Nu hebben zij maar éen kind, dat
spreekt van zelf, maar Grietje groeit mooi op,
en dat is dan ook een handig, aardig kind. Onze
Andries had nooit veldwachter moeten wordeu(