de Maatschappij tot afschaffing van sterken drank
(afdeeling Rotterdam). Door zijn ijver heeft hij
menig ongelukkige, die door misbruik van ster
ken drank in ellendigen toestand gedompeld was,
op het goede pad teruggebracht en tot arbeidzame
S menschen en nuttige burgers gevormd.
Kortom, De Vletter is een ware philanthroop.
Hij is voorts een onverschrokken zwemmer,
waarbij hij meer dan gewone physieke kracht
aan den dag legt. Hierdoor heeft hij vele men-
schenlevens gered. Overigens is De VI. ten allen
tijde en voor een ieder gereed om hulp en bij-
stand te verleenen, en zijn raad heeft voor me-
nigeen, door zijn wijze adviezen en helder in
zicht, de beste resultaten opgeleverd.
Voor deze burgerdeugden is De VI. te Rot-
terdam algemeen gunstig bekend, geacht en
v geëerd.
Tijdens deze rede kwamen meermalen den
besch. de tranen in de oogen.
Verder werden nog verscheidene andere getui
gen gehoord, zooals de bewoner van den Goudschen
weg, M. Huisman, die inlichtingen gaf omtrent
den aard en het karakter van drie talrijke men-
schenmassa's, die Zaterdag-avond 31 October,
voorbij zijne woning waren getrokken. Er werd
gezongen, maar geen kreten vernam hij van:
„Weg met de politie!" Messen op telhouten had hij
niet bespeurd, wel telhouten waarmede men
zwaaide. Overigens waren er onder die troepen
vele nieuwsgierigen, zelfs kennissen van hem, die
A volstrekt niet de bedoelingen van de eigenlijke
31 bende deelden, maar zoo maar medeliepen.
Door den heer F. Burcksen, geëmployeerde bij
de N. Rott. Ct.wordt o. a. opgegeven, dat hij
besch. sedert eenige jaren kent. Hij doet mede-
i deeling van de door De VI. ingezonden stukken
ter plaatsing, waarvan get. de hem aangeboden
nommers herkent, als sommige dier advertentiën
te bevatten. Hij voegt daarbij zijne tegenwoor
digheid aan het bureau der courant op het
oogenblik dat geweigerd was de opname van
eene advertentie, luidende: „Dankbetuiging"enz.,
waarvan de kopij is teruggegeven aan den per
soon, die namens besch. ten tweedenmale zich
had aangemeld. Bij die gelegenheid het was
Vrijdag-avond 30 October, ongeveer te negen
uren hadden twee personen, gevolgd door eene
massa menschen, andermaal met die advertentie
zich aan het bureau aangemeld ter plaatsing
daarvan, waarop het antwoord was, dat men
daarover de hoofdredactie zou raadplegen. Den
.t volgenden dag was het verzoek herhaald om het
stuk als ingezonden stuk van de burgerij te plaat-
-sen, onder bedreiging dat, wanneer die plaatsing
niet geschiedde, geen stuk van de pui zou heel
blijven.
Op de vraag van den advocaat, of niet op
de aanmaning om geen baldadigheden te plegen,
de menigte stil is uiteengegaan, antwoordt get.
toestemmend, „nadat een persoon gezegd had:
niets doen."
Daarop werd gehoord een getuige, Sonne, die
op de vraag van den president, of hij niet is de
aanstaande schoonzoon des besch., antwoordde:
Ja, als 't zoo blijft, mijnheer de president.
Voorz.: Natuurlijk, alle menschelijke zaken
zijn wisselvallig, maar op dit oogenblik zijt gij
toch zijn aanstaande schoonzoon.
Get. geeft vervolgens de bijzonderheden op, be
treffende zijne pogingen namens den besch. ten
kantore van de Nieuwe Rolt. Ct. gedaan tot plaat
sing van bovengemeld stuk, en het bescheid dat
hem gegeven was, (overeenkomende met hetgeen
door den heer Burcksen is medegedeeld). Ook
hij deelt verder mede, dat er op den bewusten
Vrijdag-avond (den 2<l»n keer) zich een aantal per-
sonen aan het bureau had vervoegd, met aan
drang om de plaatsing verzoekende. De overige
opgaven door dezen get. gedaan, slaan op het
door besch. uit het venster zijner woning mede-
deelen aan de menigte van het stuk, waarvan
de plaatsing geweigerd was. En daarbij deed hij
vooral uitkomen, dat besch. de woelige menigte
zelf aanspoorde rustig huiswaarts te keeren, en
vooral die personen die beschonken schenen te
zijn. Des besch. uitlating jegens de politie moet
zelfs gunstiger zijn geweest dan de uiltartende
van den volkshoop (in substantie kwam het des-
Swege verklaarde overeen met hetgeen door Du-
tillieux was getuigd).
Bij confrontatie met den heer Burcksen, weet
getuige Sonne zich dien niet te herinneren, als
den persoon, die de advertentie had geweigerd
of teruggegeven.
Op de deswege door den verdediger gedane
vraag verklaart getuige ook van zijn meisje te
hebben vernomen, dat haar door iemand zou zijn
toegeroepen, dat, wanneer besch. met de menigte
niet medeging, bij hem de glazen zouden wor
den ingeslagen. Voorts had die getuige in het
ziekenhuis iemand gezien, die daar nog lijdende
is, en die erkende, in tegenwoordigheid van
twee suppoosten, het bovenstaande aan des get.
meisje te hebben gezegd.
Zoowel van Donderdag als van Vrijdag en
Zaterdag wordt door get. Sonne voorts medege
deeld, dat zoovele malen een aantal jongens
van de teekenschool zich hadden begeven naar
het huis des besch., onder groot gejoel en het
volkslied zingende. Vrijdag-avond had zich daar
ten huize iemand aangemeld, zeggende dat men
niet schrikken moest, want de heer De Vletter
zou thuis worden gebracht. En dat had dan ook
plaats gehad, waarbij get. duidelijk den besch.
heeft hooren toeroepen„niet zeggenweg met
de politie; de politie is voor velen noodzakelijk."
De heer Sanderus, kantoorbediende, mede ge-
employeerde aan de Nieuwe Rolt. Ct., doet eene
min of meer gelijke verklaring als de heer
Burcksen nopens de aanbieding ter plaatsing
van de advertentie bovengemeld.
Nu was de zaak intusschen zoover gevorderd,
dat de Voorzitter te kwart voor drieën kon
gelasten de eerste get. a décharge, Mej. Bourdeau,
te hooren.
Vooraf echter werd door een zekeren De Haan
getuigenis afgelegd ten gunste van den besch.,
en dezen laatste toegestaan eenige vragen te rich
ten tot de HH. Cardinaal en Engelvaart.
Op verzoek van besch., steunende op art. 183
strafv.werd vervolgens eene wijziging gebracht
in de rangorde der gett. a décharge en verscheen
dientengevolge het eerst get. Hoorn-Zaalberg.
Op de vraag van den voorzitter of get. besch.
vroeger gekend had, was zijn antwoord, dat hij
hem voor het eerst had leeren kennen in het huis
van arrest te Rotterdam, waar ook hij voorloopig
in hechtenis werd gehouden onder verdenking
van deelname aan het oproer, doch na 4J maand
is ontslagen als onschuldig bevonden.
Besch. vraagt of get. niets verhalen kan van
het tooneel van het oproer.
Get.: Ik zou 'snachts uit vissehen gaan, toen,
tegen twaalf uren de hoofdwacht passeerende, een
mijnheer mij vroeg om zijn sigaar aan te steken,
waar nog meer personen bijstonden. Het was
zoo wat twaalf uren. Ik zeide: jawel mijnheer.
Toen dit volbracht was, zeide die mijnheer:
Wel, wat denkt u van dat grapje. Mijn antwoord
was: dat het een schandvlek voor Rotterdam
was; dat zulke zaken niet moesten gebeuren en
het meerendeel van de burgerij dit hoogelijk
afkeurde.
Maar, vervolgde die heer, weten die ook dat
er 4- a 5000 menschen te Rotterdam broodeloos
rondloopen? waarop ik zeide: die toestand
zal door zulke daden niets beteren. De heer
ging voort: dit kunt gij nu wel zeggen, maar ik
ben hier gekomen om den boel te besturen;
mijn vader heeft mij geld genoeg nagelaten om
alles te betalen. Wie zijt gij dan, mijnheer? vroeg
ik. Ik ben de baron Van Brienen vandeGroote
Lindt, en heb veel invloed. Maar, zeide ik, als
gij macht kunt uitoefenen, staak dan de zaken,
want zoo kan het niet langer toegaan, en gaat
met ons eene fijne flesch drinken. Ik heb nu geen
tijd, zeide hijwilt gij mij morgen spreken, kom
dan morgen in het hotel St.-Lucas; daar logeer
ik en kunt gij zooveel Champagne krijgen als gij
wilt.
Besch.: Of hij dien heer, als hij hem vertoond
werd, nog zou kennen? Get.: Bij den rechter
van instructie zou ik dit nog hebben kunnen
doen, maar het is nu reeds 9 maanden geleden
en ik zou dit onmogelijk nu kunnen.
Besch.: Of de persoon, die zich als Van Brie
nen voordeed, De Vletter was?
Get.: Neen, dat was een jongmensch van 20
jaar.
De Voorz.: Er is trouwens in het geding geen
sprake, dat De Vletter dien avond op straat zou
zijn gezien.
Na het verhoor van dezen getuige, worden er
nog eenige anderen gehoord, die allen in lof uit
weiden over het edele karakter en de mensch-
lievendheid van den beschuldigde, ten bewijze
waarvan door hen verschillende feiten worden
vermeld.
Het getuigenverhoor afgeloopen zijnde, wordt,
op voorstel van den president, met toestemming
van het Openb. Min., van den verdediger en den
besch., aan al de getuigen vergunning verleend
huiswaarts te keeren, zonder verplichting terug
te komen.
Te halfzes wordt de terechtzitting geschorst
tot. morgen te 10 uren, wanneer het woord zal
worden verleend aan het Openb. Min., waarge
nomen door den adv.-gen. Terpstra.
BUITENLAND.
Spanje.
Er is bericht ontvangen, dat Caballeros, die
Dinsdag te Havaua was aangekomen, onmiddellijk
opnieuw leden van de Cubasche Junta heeft doen
in hechtenis nemen en eene proclamatie heeft af
gekondigd, waarin hij zeide dat zijne politiek
kon worden omschreven door de drie woorden:
Spanje, rechtvaardigheid en zedelijkheid. Hij be
dankte het leger en de vrijwilligers voor hunne
loyauteit, en deelde mede, dat hij een bevredi
genden indrukomtrentden toestand ontvangen had.
Men gelooft dat slechts een gedeelte der vrij
buiters onder aanvoering van Ryan naar Cuba
scheep is gegaan. De autoriteiten nemen krach
tige maatregelen om de overigen gevangen te
nemen; Er blijkt, eene goede gezindheid tusschen
Caballeros de Rodas en de Spaansche vrijwilli
gers te bestaan.
Oostenrijk.
In het Hongaarsche Lagerhuis is een nieuwe
rechterlijke organisatie aan de orde. De oppositie
tracht het debat te rekken en de afdoening on
mogelijk te maken voor den lid»" Juli, wanneer
de delegatiën uit de verschillende landen van
Oostenrijk voor de gemeenschappelijke zaken te
Weenen bijeenkomen en de landswetgevingen
dus uiteen moeten gaan. De debatten zijn bui
tengewoon hevig. Een der afgevaardigden, Iranyi,
heeft den minister beschuldigd dat een later on
schuldig gebleken gevangene, die in de preven
tieve gevangenis gestorven was, was doodge
marteld.
De Minister heeft daarop de zaal verlaten en
geweigerd haar weder te betreden, eer hem
voldoening gegeven was.
Een der afgevaardigden wilde de quaestie, hoe
men den minister voldoening zou geven, com
missoriaal maken, doch Deak stelde voor, dat het
Huis zijne afkeuring zou uitspreken over de
woorden van Iranyi; daarop verliet de oppositie
de zaal. Slechts eenigen bleven, en van dezen
voegden 6 hunne stemmen bij die der meerder
heid voor de motie van Deak. De algemeene
discussie over het wetsontwerp werd toen weder
hervat, en de minister van justitie, Horvath,
woonde verder de vergadering bij.
Duitsclilaiicl.
De Prov. Corr. zegt, dat graaf Von Bismarck
als voorzitter van het Pruisisch staatsministerie
verlof zal krijgen tot na voldoend herstel zijner
gezondheid, doch dat hij inmiddels op den tegen-
woordigen voet zal blijven voortgaan met de lei
ding der aangelegenheden van den Bond. Hij is
gisteren naar Varzin vertrokken, na eergisteren
eene langdurige bijeenkomst met Gortschakoff
te hebben gehad.
Volgens een bericht uit Schwerin zou graaf
Baszawitz het presidentschap bij het ministerie
hebben aangenomen.
Voor den post van bondsgezaut te Parijs, in
plaats van den onlangs overleden graaf V. d.
Goltz, worden twee candidaten genoemdPrins
Reuss te Petersburg en baron v. Werther te
Weenen. Laatstgenoemde zou evenwel, volgens
de Weier Zeitung'', de meeste kans bezitten,
aangezien, zegt dit blad, de Russische regeering
de verwijdering van prins Reuss ongaarne zoude
zien.
Eene nieuwe samenspanning van het aarts
bisschoppelijk kapittelvicariaat te Freiburg, tegen
den geëxcommunieerden burgemeester Stro-
meyer te Constanz, met de bedoeling om hem
voortaan van de „Stiftungskommissionen" uit te
sluiten, is door een besluit van het ministerie van
binnenlandsche zaken, de dagteekening dragende
van den 21sten dezer maand, verijdeld geworden.
De minister heeft daarbij zijne uitsluitende be
voegdheid gehandhaafd om te beslissen, in hoever
de burgemeester Stromeyer nog wettig lid is van
de Roomsche stichtingscommissiën. Te gelijker tijd
heeft de kassier der kerkelijke stichtingen eene
waarschuwing ontvangen, dat men hem verant
woordelijk stelt voor iedere betaling, wanneer
door de medeonderteekening van den lastbrief,
daartoe vanwege den burgemeester, ook niet te
vens zijne medewerking tot de besluiten van de
stichtingscommissiën gebleken is.
Italië.
De stukken in zake het tabaksmonopolie door
den heer Lobbia op het bureau der Kamer ge
deponeerd, en die, naast eene enquête naar die
operatiën voor genoemden afgevaardigde eenige
dolksteken hebben ten gevolge gehad, hebben
tot heden geen aanleiding tot beschuldiging ge
leverd; de commissie toch verklaart niets gevon
den te hebben om een oordeel op te vestigen;
dat zij verlangt naar verdere inlichting, doch
voorstelt de zaak, zoo zij nog nader behandeld
wordt, in de openbare zitting af te doen.
Mazzini schrijft in den Movimento van Turin
een brief aan zijne vrienden, om te klagen over
het onberaden onzamenhangend handelen- van
sommigen, waaraan het ontdekken van het kom-
plot te Milaan te wijten was, en de lauwheid
en werkeloosheid van de meerderheid zijner
partij. Het plan der revolutionnairen in Italië
moet zijn, te streven in een paar gewichtige
steden te gelijk den opstand tot stand te brengen,
nadat alles zooveel mogelijk voorbereid is om
den invloed, dien zulk een opstand elders in het
koninkrijk zou hebben, goed te gebruiken. „Zoo
mijn partij, wat God verhoede, meent het han
delen tot in het oneindige te moeten uitstellen,
moge zij van mij geen deelneming of bestuur
meer wachten. Ik zal de waarheid schrijven en
hetgeen mijn hart mij zal ingeven, maar ik zal
het in de bladen zetten en voor elk en een ieder
schrijven," zoo eindigt de brief.
Franlii-yii.
De president van het wetgevend lichaam heeft
bij de opening de afgevaardigden niet toegespro
ken. Hij is dus afgeweken van de gewoonte.
Woensdag avond was er geen openbare zitting.
De zitting is geëindigd met het trekken der af-
deelingen.
Het onderzoek naar de verkiezingen zal on
middellijk aanvangen; er zijn er ongeveer 50,
waartegen bezwaren worden gemaakt, vooral
gelden die de benoeming van 's keizers kamer-
heeren. De oppositie zal wekelijksche bijeenkom
sten houden, ten einde de door haar te volgen
gedragslijn te bespreken, en wel beurtelings ten
huize van Jules Favre en van Thiers.
De heer Gambetta zal zich te Marseille, van
welke stad hij het mandaat heeft aangenomen,
vestigen; vooreerst zal hij, wegens de borstkwaal,
waaraan hij lijdt, echter nog aan de werkzaam
heden van het W. Lichaam geen deelnemen.
STATEN-GENERAAL.
TWEEDE KADER.
zitting van Woensdag.
De voorzitter deelt mede, dat het eindverslag
gereed is over de huishoudelijke raming der Ka
mer. De behandeling wordt bepaald na afloop
van de beslissing over een aantal conclusiën op
vele commissoriale rapporten wegens regeerings-
besclieiden, inlichtingen op adressen, postverdra
gen en andere overeenkomsten. Deze conclusiën
zullen behandeld worden na de heden aan de
orde gestelde wetsontwerpen.
Thans komen achtereenvolgens aan de orde de
volgende wetsontwerpen
1°. tot verhooging van Hoofdstuk IX der staats-
begrooting voor 1869 (verhoogde uitgaven voor de
Kust van Guinea).
De minister van koloniën (de heer De Waal)
beantwoordt eenige punten in het eindverslag
opgenomen, als daar zijna. Men wenschte te
weten wat de regeering thans weet van de te
genkanting bij een deel der inboorlingen ont
moet, bijzonder ook of op de aan ons afgestane
sterkte Commendah nog altijd de Engelsche vlag
waait. De minister zegt alleen te weten, dat de
heer Nagtglas met ingenomenheid is ontvangen
dat er nadere afspraken zijn gemaakt met het
Engelsch bestuur; dat wij het vertrouwen der
negerregeering blijven genietendat er evenwel
nog geene nadere plannen bestaan, althans dat
daarvan niets is bekend. En of de Engelsche vlag
alsnog te Commendah waait, daarvan is hem
niets bekendde zaak zal onderzocht worden, en
de minister gelooft, dat een Engelsch oorlogschip
bestemd is om dat misbruik te beletten.
b. De zeer belangrijke beschouwingen in 2
over het al of niet opgeven van deze bezitting.
De minister moet zich voorshands vereenigen met
hen, die het in allen geval afkeuren onder de te
genwoordige omstandigheden, nu de zaken nog
niet tot een geregelden en normalen toestand
zijn teruggebracht.
c. In hoever de meerdere uitgaaf van ƒ20,000,
die, ten gevolge der door den heer Nagtglas be
dongen bijzondere voorwaarden, over 1869 zal
moeten worden gedaan, zich ook over het vol
gende of verdere jaren zal uitstrekken? De minis
ter antwoordt, dat de heer Nagtglas niet langer
ter kuste zal blijven dan noodig is.
d. of de levering van levensmiddelen een maat
regel voor eens is? De minister antwoordt ja. Met
de comptabiliteits-opmerking in deze zeilde kan
de minister zich niet vereenigen. Het geldt hier
geheel onvoorziene uitgaven.
De heer Van Sypestein herinnert aan zijne
interpellatie van 16 Maart jl., waarop de zen
ding van den heer Nagtglas naar de Kust van
Guinea gevolgd is. Dit wetsontwerp strekt om
de kosten toe te staan tot goedmaking dier zen
ding. De Kamer kan die kosten niet weigeren,
omdat zij staat tegenover een fait accompli, en de
wet regelende de finantieele ministerieele ver
antwoordelijkheid nog steeds ontbreekt. Hij wil
niet terugkomen op zijne interpellatie van den
gdtn j[eji maar toch herinneren, dat de minister
toen tweemalen gezegd heeft, dat de Engelsche
vlag op Commendah waait en thans in zijn ant
woord heeft gezegd, dat dit punt door de regee
ring zal worden onderzocht. Spr. zal ook niet
stilstaan bij de dure zending van den heer Nagt
glas, eene zending, geschied volgens het verslag
zelve op onereuse voorwaarden. Hij herhaalt dat
hij staat tegenover een fait accompli en hij koes
tert den wensch, dat die zending later moge blij
ken heilzame vruchten voor het land te hebben
gedragen.
De heer Kalff wil evenmin over de tegenwoor
dige kredietwet het woord voerende Kamer
moet voor de noodzakelijkheid zwichten. Maar
bij de behandeling dezer wet is de vraag gere
zen, of de Kust van Guinea moet worden losge
laten. Die vraag moet eenmaal voor beslissing
rijp worden gemaakt. Hij geeft toe, dat de eer van
het land verbiedt op dit oogenblik het monu
ment van den roem van ons vaderland prijs te
geven. Maar op den duur meent hij, dat Neder
land deze bezitting niet behouden moet, tenzij
zij van onmisbaar belang zij tot bevordering van
handelsbetrekkingen of aanwerving van soldaten.
Die bezitting kan ook haar belang voor ons ver
loren hebben, ons tot verwikkelingen met het
buitenland leiden, en in dit geval zouden wij
wellicht bij tractant van deze bezitting kunnen