i\°. 2867. Donderdag A0. 186^ 17 Juni. BINNENLAND. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden, per 3 maandenó.OO. Franco per post3.85. Afzonderlijke Nommers0.10. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon-en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVERTENTIEN. Van 1-6 regels f 0.75iedere regel meer0.12*. Geboorte-, huwelijks- en doodberichten van 1-4 regels ƒ0.90;iedere regel meer0.15. LEIDEN, 10 Juni. Het Dagblad van 's-Gravenbage insinueert Fheden, dat wij, om de stemmen der orthodoxen Ite neutraliseeren, nu van de schoolwet zwijgen. |Het bedriegt zichzijne dubbelzinnige poli tiek was nooit de onze en zal bet nooit wor- Iden. Bij de herstemming als bij de eerste stem- niug roepen wij de liberalen op om te strij- [den vóór de handhaving van de openbare en gemengde volksschool, en nu tegen hare halve vrienden, die zonder liefde voor het beginsel, waarop die volksschool rust, bereid zijn bet ge heel of gedeeltelijk prijs te geven al naarmate jhunne partij-belangen het meebrengen. De heer Groen van Prinsterer schrijft in zijn looeven verschenen N°. V Bij de Stembus" a. dit //De hoogleeraar Buijs heeft, na den afloop er campagne van 1866, voorspeld: ////Het j*a\ vermoedelijk spoedig gebeuren, dat de heer //Groen, bij eene latere h e r s t e m m i n gop de //vraag van zijne vriendenWie moeten wij kiezen? eenvoudig antwoordt: Kiest wien gij wilt, of kiest niet, want liberalen of conserva tieven, zij zijn mij als politieke partij in gelijke /mate antipathiek"". //Die tijd is den tweeèntwintigsten Juni daar. IJVaar een liberaal met een conserva- ief strijdt, onthoud u. Denk aan het spreek- oordelijk kluitje in het riet. //Eilieve, wat zou toch het nee plus ultra an conservatief hulpbetoon zijn uitdooving van jhristelijk-nationale veerkracht; agitatie-sussing; lestendiging eener, voor den evangelie-belijder, ie het vaderland, door het Evangelie groot jeworden, lief heeft, onverdraaglijke wet." En elders, sprekende tot zijne vrienden, voegt de heer Groen van Prinsterer er bij //Thans is het uw voorrecht, te Leiden en te ouda, te kunnen bewijzen dat bet ons ook aan lolharding, toetssteen van beginselvastheid, liet ontbreekt. '/Op 22 Juni is uwe verantwoordelijkheid des grooter, naarmate uwe roeping (zijt ge daar in getrouw) benijdenswaard is. //Onberekenbaar het nut uwer kordaatheid, zoo jj, enkel met uwe consciëntie raadplegend, te rn de aanlokselen van kunstrijke redekaveling aandoenlijk noodgeschrei, bestand zijt. I "Onberekenbaar de scha voor Land en Kerk, gij voet geeft aan de gedachte dat, juist janneer bewijs van zelfstandigheid het leest vereischt wordt, zelfs de kern van de ristelijk-historische richting bondgenootschap- ilijke sympathie voelt voor eene partij, die, blij- veeljarige ervaring, in den grond der zaak, nze gevaarlijkste vijandin is." Op Donderdag den 24sten Juni a. s. zal te Rotterdam de gewone jaarlijksche algemeene vergadering gehouden worden van de Maat- ghappij tot bevordering der Toonkunst. De twee volgende dagen zal er in de sociëteit Har monie aldaar een tweedaagsch muziekfeest wor den gegeven, waarop de dames Lemmens Sherrington en Schreck, en de heeren Gunz en Hill zich zullen doen hooren. Vrijdag-avond wordt Handel's Samson opgevoerd. Onder de vragen, die op de vergadering zul len behandeld worden, komt o. a. deze voor: of het niet de roeping der Maatschappij is, om een adres te richten aan de regeering, waarbij wordt aangedrongen op de noodzakelijkheid, dat ten minste aan een onzer hoogescholen een leerstoel voor kunstgeschiedenis worde ge vestigd, en bovendien op de wenscbelijkheid dat die geschiedenis als leervak worde opgeno men bij het middelbaar onderwijs. De letterkundige afdeeling der Kon. Acade mie van Wetenschappen heeft Maandag eene vergadering te Amsterdam gehouden. Na voor lezing van het Kon. besluit, waarbij de onlangs gedane benoemingen zijn goedgekeurd, werden de nieuwe leden, de hoogleeraren Tellegen en Van der Wijk, uit Groningen, door den secre taris binnengeleid en door den voorzitter wel kom geheeten. Naar aanleiding van eene aanmerking van den heer Van Limburg Brouwer, voorkomende in bet laatste nummer van den Nederl. Spec tator, met betrekking tot het nieuwbewerkte Charterboek, gaf de secretaris eene inlichting, waaruit bleek, dat de bedenking van dien heer op misverstand van zijne zijde rust; zijnde de heer Limburg Brouwer steeds lid geweest van de commissiezoodat wat door hem als zooda nig bewerkt en bekend gemaakt wordt, geacht moet worden van de commissie zelve uit te Bij monde van den heer Kern bracht de com missie, in wier handen de missive van den cor respondent der afd., den heer J. A. v. d. Chijs, was gesteld, verslag uit over het voorstel tot onderzoek naar de inlandsche talen in de Ne- derlandsch O.-Indische bezittingen. Vooraf echter werd gelezen een brief van het ministerie van koloniën aan den heer Roorda, ter begeleiding van eene opgaaf van hetgeen in Britsch-Indië voor die zaak met betrekking tot de Indische bezittingen is gedaan. De commissie was zeer ingenomen met het voorstel van den heer v. d. Chijs; doch, vreezende dat de omvang der taak aan te groote bezwaren zou onderhevig zijn, achtte zij het raadzaam, het oorspronkelijke plan eenigszins te beperken, met een gedeelte te beginnen, en van lieverlede, naarmate mid delen beschikbaar worden gesneld, tot verdere uitbreiding over te gaan. Een begin zou het best kunnen gemaakt worden met de Mina- hassa en Ambon, en de taak door het minis terie van koloniën worden opgedragen aan twee bevoegde taalkundigen. Het voorstel van de commissie om tot het genoemde ministerie een daartoe strekkend verzoek te richten werd. nadat de heeren Sloet van de Beele, De Jonge, Roorda en Veth inlichtingen gevraagd en verkregen hadden, door de vergadering goedgekeurd. Het lid de heer De Jonge erlangde vervol gens het woord voor eene mededeeling omtrent Albrecht Beiling. Spreker vond aanleiding tot de behandeling van dit onderwerp in bet onlangs door het Academie-lid, den hoogl. R. Fruin, te Leiden, in de bijdragen voor geschied- en oud heidkunde bekend gemaakte opstel over de aan Albrecht Beiling voltrokken doodstraf. De heer De Jonge heeft omtrent Beilings geschiedenis meer bepaald de onuitgegeven bescheiden van het Rijks-archief geraadpleegd en daaruit, zoo als door hem door een tal van aanhalingen betoogd werd, de meeste waarschijnlijkheid verkregen, dat die geheele treurige geschiedenis tot het rijk der verdichting moet gebracht worden. Het opstel van den heer De Jonge is bestemd voor de bovengenoemde bijdragen voor geschied- en oudheidkunde; doch een kort uittreksel zal door hem voor de verslagen en mededeelingen der afd. worden geleverd. De heer Brill achtte een onderzoek naar den oorsprong der legende wen- schelijk. Daarop volgde eene mededeeling van het lid den heer Leemans over een drietal Romeinsche gedenksteenen, onlangs bij de werken voor de fortificatiën in de Houtensche vlakte, onder Vechten gevonden, en thans in het Rijks-museum van oudheden overgebracht. Een dezer gedenk steenen behelst een grafschrift, gewijd aan de gedachtenis van eene vrijgelaten slavin, Salvia Fledimella, door haren meester Sextus Salvius. De andere gedenksteen werd, volgens het op schrift, door Anneus Maximus, een soldaat uit het 1ste legioen, bijgenaamd het Minervische, aan de Matres Noricae, de Norische Moeder godinnen, gewijd. Het derde gedenkteeken, het belangrijkste der drie, doch waarvan ongeluk kig een groot gedeelte van het opschrift ver loren gegaan of onleesbaar geworden is, bevat eene toewijding aan eene plaatselijke godin, de Dea (Vir)adecd(a) door de Tungriërs en de te Fectio gevestigde varensgezellen, ter voldoe ning aan eene gedane gelofte. Spreker verwees op een opschrift in Schotland, waarin de Tun griërs een gelofte-steen wijden aan de godin Viradethis, en een ander in het museum te Darmstadt, waarop insgelijks eene godin Viro- dedis of Virodethis voorkomt. De plaatsnaam Fectio kan wellicht in dien van het heden- daagsche Vechten overgebleven zijn, dat in de vroegst bekende oorkonden Fethna of Fehtna heet. Door de leden Sloet van de Beele, Naber en Kern werd nog over enkele punten van het onderwerp nader gesproken. De heer Leemans zal een kort verslag van zijne mededeelingen voor de Handelingen der ver gadering in gereedheid brengen, en gaf zijn voornemen te kennen om later, wanneer de ontgravingen onder Vechten zullen geëindigd zijn, in de afdeeling een overzicht te geven van de Romeinsche oudheden te Vechten, ook van die, welke in vroegere tijden aldaar ont dekt zijn. Het lid Dr. Eelco Verwijs bood aan de afdee ling aan een exemplaar van Bredero's //Spaan- sche Brabander", uitgeg. in de //Nederlandsche

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1869 | | pagina 1