N°. 2772. A°. 18691V 22 Februari. DAGBLAI PRIJS DEZER COURANT. I Voor Leiden, per 3 maandenf 3.00. I Franco per postn 3.85. i Afzonderlijke Nommers0.10. I Allen die nog wenschen te teekenen op het adres aan de Tweede Kamer, houdende adhaesie aan het bekende adres van het Anti-Dagblad zegel-Verbond, en waarbij op de aanneming van het wetsontwerp tot afschaffing van het zegel op gedrukte stukken wordt aangedrongen, zullen daartoe Maandag en Dinsdag a. s. nog gele genheid hebben aan het Bureau van dit blad. BINNENLAND. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon-en Feestdagenuitgegeven. PRIJS DER ADVERTENTIEN. Van 1-6 regels 0.75; iedere regel meerf 0.12' Geboorte-, huwelijks- en doodberichten van 1-4 regels 0.90 iedere regel meer0.15 LEIDEN, 20 Eebruari. Gisterenavond trad alhier in eene openbare vergadering van de //Maatschappij tot nut van den Javaan" de hoogleeraar P. J. Veth als spreker op. Voor een vrij talrijk gehoor, dat met bijzon dere belangstelling de boeiende en belangrijke rede van den boogleeraar volgde, en op het einde de duidelijkste blijken van zijne ingeno menheid met de voordracht gaf, behandelde Prof. Veth eerst den tegenwoordigen toestand van den Javaan, en daarna de vraag, in hoe verre onze Oostersche broeders vatbaar zijn voor ontwikkeling en voor een stelsel van vrij heid. Eerst toonde de spreker aan, hoe nog heden ten dage de Javaan, onder de macht zijner hoofden geplaatst, aan een stelsel van dwang is onderworpen, niettegenstaande vooral sinds 1848 er steeds was gewezen op de noodlottige gevolgen van dit stelsel, niettegen staande door het boek van Multatuli eene ril ling over het land was gegaan, toen die schrij ver had doen zien, hoe alles wat de Javaan had, zijn buffel, zijne dochter, ja zelfs zijne vrouw, niet veilig was voor de begeerige oogen van de inlandsche hoofdentoch was die macht van de hoofden door de Nederlandsche regeering niet tegengegaan, maar het was juist hun ge zag, dat nog steeds door het gouvernement werd gebruikt, om de Javanen voor zich te doen werkenEn terwijl vroeger vooral van conservatieve zijde op de handhaving van hun gezag was aangedrongen, waren bij de jongste koloniale discussiën in de Tweede Kamer zelfs van liberale zijde stemmen opgegaan die dit gezag noodzakelijk rekenden. Daarop ging de spreker na, in hoeverre er reden was, om de gehechtheid van de Javanen aan hunne hoofden in de hand te werken en niet tegen te gaan. Waren zij ongeschikt om zelfstandig te werken Moesten zij steeds onder eene lei ding blijven, waaraan zij door de voortdurende overheersching gewend waren geworden, of was het juist de taak van ons, Nederlanders, om hen van dat juk te ontheffen? In de eerste plaats waren er die het Javaan- sche karakter onvatbaar oordeelden, om verder ontwikkeld te worden: volgens hen had de resident van Japara gelijk, die in zijn verslag over den aard en het karakter van den Javaan getuigde, dat hij lui was en onverschillig in de hoogste matedat hij dom was, tenzij in 't be denken van listen en lagenin 't kort, dat hij tot niets deugde en enkel door zwaren dwang in toom kon gehouden worden. Gesteld dit oordeel ware juist, zoo vroeg de spreker, zijn er dan niet zeer vele redenen die tot de vorming van dit karakter hebben bij gedragen Wanneer de Javanen altijd gewend zijn geweest om arbeid te leveren, zonder dat zij het vereischte loon daarvoor krijgen, en waarbij het loon gelijkelijk tusschen den luie en den ijverige wordt verdeeld, kan dat hun lust tot den arbeid geven zal eene voortdurende ondergeschiktheid een ieder niet onverschillig maken En kunnen de rooverijen en ketjoe- partijen, waarvan men in de laatste tijden weder hoort, niet juist het gevolg zijn van het stelsel waaronder de Javanen leven? Doch ook op algemeene gronden wordt be weerd dat de tegenwoordige toestand voor de Javanen noodzakelijk is. Het Polynesische ras, zoo zegt men in de eerste plaats, is niet vat baar voor ontwikkelingen in de tweede plaats: het klimaat werkt alle ontwikkeling tegen, maakt de inwoners lui en ongeschikt voor vrijen ar beid; de warmte drukt hen neder en de natuur levert zooveel op, dat een ieder met zeer ge ringe inspanning zich het noodige kan verschaf fen. De prikkel tot werken wordt daar dus ge mist. Tegen deze twee opmerkingen stelde de spre ker in de eerste plaats dit tegenover. Wat de onvatbaarheid voor ontwikkeling van het Po- lvnesische ras betreft, zoo was dit iets wat moest bewezen worden door meerdere waarne mingen dan men tot nu toe had gedaan. En daarbij moest men niet vergeten, dat de Java nen een volk in de kindsheid zijnniet alleen elk individu heeft een tijd noodig om tot rijp heid te komen, ook elke volksstam. Hoe oor deelden de Grieken over de //barbaren," of de Romeinen over de Germanen En toch zouden deze eenmaal hen verre in beschaving vooruit komen. De veredeling van rassen gaat lang zaam. Wat nu de invloed van het klimaat betreft, eene belangrijke wederlegging van de argumen ten daaraan ontleend was te vinden in de brie ven over Sumatra van Pruys van der Hoeven. In Sumatra leeft de bevolking vrij van dwang, en nu vond Yan der Hoeven daar eene nijvere, werkzame bevolking, alles behalve lui, dom en onverschilligdaar werd met ijver, met overleg gewerkt. En brandt nu de zon op Sumatra minder heet? Drijft daar de onvruchtbaarheid van het land de bevolking eerder tot den ar beid? In geenen deele. Neen, zoo vervolgde de spreker, tegenover deze algemeene opmerkingen staat de erva ring: volgens mededeelingen van verschillende personen, die op Java arbeiders onder hun op zicht aan het werk hebben gezien, staat de Ja- vaansche arbeider in vele opzichten niet bene den zijn Nederlandschen] standgenoot. Hij is altijd beleefd, hij is nooit dronken, hij heeft kennis van de natuur, van de verschillende eigenschappen der booraen en gewassen, van de eigenaardigheden der verschillende diersoorten; hij is handig in het werk, en hij kent den landbouw. De Javaan wil werken, maar hij verlangt loon voor zijn arbeid. Dit bewees spreker uit enkele sterk sprekende voorbeelden. Voor zeker werk moest een groot aantal palen in den grond geheid worden terwijl de arbei ders het in de eerste dagen slechts tot 1% paal daags brachten, voor een daggeld van 30 cents, werd uit vrees dat anders het werk te lang zou duren 35 cents beloofd, wanneer zij daags 2 palen heidendit hielp, en nu kwamen de heiers zelve vragen om nog meer loon wan neer zij nog meer zouden heien, waarop de zelfde arbeiders eerst 3, toen 4 en eindelijk 5 palen daags in den grond sloegen. Een ander hoogst merkwaardig voorbeeld van hetgeen de Javaan vermag, wanneer men hem, evenals aan den Europeeschen werkman, loon naar werk geeft, heeft de heer Holle voor eeni- gen tijd in het Tijdschrift voor Nederlandsch Indië geleverd. In drie jaren tijd is door dezen op wroeste gronden, in de Preanger regentschap pen, alleen met vrije Javaansche arbeiders een thee-cultuur aangelegd, waar thans meer dan 500 menschen hun bestaan bij vinden. De bij zonderheden door den heer Holle in zijn opstel vermeld zijn even zoovele bijdragen voor de waarheid der stellingen, die door de liberale partij reeds lang zijn verkondigd. En dat het den Javaan ook niet ontbreekt aan overleg, dit kan hieruit bijv. blijken, dat het meermalen gebeurde dat de arbeiders van den heer Holle hem vroegen, om het loon een of meer maanden bij hem te laten staan, opdat zij op die wijze konden sparen, en zooveel bijeen zouden krijgen dat zij b. v. zich een nieuw klee- dingstuk voor zeker feest zouden kunnen aan schaffen. En ook gebeurt het meermalen, dat 4 a G Javanen onderling eene soort van compagnie schap vormen, waarbij zij overeenkomen dat de een de eene maand, de tweede de volgende, en zoo verder, het loon van allen gezamenlijk zal ont vangen, zoodat op die wijze een ieder zijn geld eenige maanden spaart. Eindelijk haalde spreker nog het gevoelen van Dr. P. Bleeker aan, die met de opleiding van inlandsche geneesheeren was belast geweest. Volgens diens getuigenis liet de geschiktheid der intellectueele vermogens van de Javanen niets te wenschen over en waren de Javanen, zoo slechts aan de vorming dier vermogens met lust, wil en kracht werd gearbeid, tot elke ontwikkeling geschikt. Ten slotte sprak spreker als zijne innige overtuiging uit, dat de Javaan evenzoo als de Europeaan vatbaar is voor ontwikkeling en een stelsel van vrijheiden na hetgeen de tegen woordige minister van koloniën heeft gezegd, dat het namelijk overdrijving was, om voor het onderwijs ook van den minderen Javaan te zorgen, wees spreker er op, dat ook thans de Maatschappij: //Tot nut van den Javaan" recht van bestaan had, en dat het op den weg der Yereeniging gelegen was, zich met dat onderwijs te belasten. Nadat de hoogleeraar geëindigd had, werd hem van onderscheidene zijde dank gezegd voor

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1869 | | pagina 1