S Nu. 2764. Vrijdag 12 Februari. amsb meid; LEIDSCH PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden, per 3 maandenf b.00. Franco per post3.85. Afzonderlijke Nommers0.10. - ).5«e iraat wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen uitgegeven. PRIJS DER ADVERTENTIEN Van 1-6 regels 0.75iedere regel meerf 0.12* Geboorte-, huwelijks- en doodberichten van 1-4 regels 0.90 iedere regel meer0.15 BINNENLAND. LEIDEN, 11 Februari. Wij ontvingen dezer dogen het derde verslag a van do Vereeniging tot het verleenen van hulp 1 aan min vermogende ooglijders voor Zuid-Hol land, gevestigd te Rotterdam. Uit dit verslag, r loopende over het jaar 1868, blijkt, dat do Yer- eeniging vooruitgaat: tegen 1585 personen aan r wio in, 1867 hulp verleend werd, werden er in het afgeloopen jaar 1976 lijders gratis geholpen. Van dezen woonden er te Rotterdam 1548, in 69 andere gemeenten van Zuid-Holland 396, en in 27 gemeenten in andere provinciën 32. Er werden door den dirigeerenden geneesheer, Dr. I. H. De Haas, 136 grootere operatiën Uit de rekening blijkt, dat er in 1868 eene 5 som van f 2765.58 aan giften en contributiën door de Vereeniging ontvangen werd. Ook bui- t ten Rotterdam telt zij hare begunstigers. Moge )e e deze Vereeniging, wier doel zoo hoogst nuttig is, steeds genoegzame ondersteuning erlangen, ouo haar w^rlc voort to zetten i Sinds eenigen tijd is hier verschenen het Verslag van het Gymnasium. Behalve het eigenlijk verslag, bevat dit weder, als vorige jaren,'- eene verhandeling van een der leeraren. Ditmaal is het Dr. C. A. X. G. F. Sicherer, leeraar in het Hoogduilsch aan het gymnasium en de boogere burgerschool, die zich met het schrijven van eene bijdrage heeft belast. Een //specimen eruditionis," zoo zegt do schrijver in zijne voorrede, moet men echter niet denken dat zijne verhandeling is: //van geleerde dingen is er niets in te vinden." En getrouw aan deze nederige aanbeveling voor velen toch is het er eene geeft ook de schrijver in zijne//Plau- dereien," gelijk hij ze noemt, geene deftige ge leerdheid, geene afgetrokken bespiegelingen maar wie daarom meent, dat al amuseert hij zich bij de lezing van dit stukje, hij er niets uit Heer en kan, die zou zich bedriegen. Volko men op de hoogte van de eigenaardigheden der Nederlandsche en Duitsche talen, heeft Dr. Sicherer in zijne samenspraken telkens gele genheid om op het verschil en de overeenkomst van de talen, vooral wat de spreekwijzen be treft, te wijzen. Dit doet de schrijver op een zeer origineele wijze: hij stelt zich voor dat een Duitscher eene dame ontmoet op een stoomboot, die het schoonste deel van den Rijn afvaartdie dame nu is onlangs in ons land geweest, en kent daarbij de taal doordat hare moeder een Hollandsche vrouw is. In gesprek ken tusschen deze beide personen nu gebeurt het meermalen, dat deze dame, de een of andere Hollandsche uitdrukking gebruikt en op deze wijze geeft de schrijver al pratende over allerlei dingen een soort van vergelijkende taalstudie, die juist de moeilijkheden telkens aangeeft, die een Hollander bij het Dnitsch spreken onder vindt. Doch niet alleen geven de //Plaudereien" van Dr. Sicherer een soort van vergelijkende taal studie, in een amusant kleed, waarin hij de overeenkomst tusschen het Schwabische" en onze taal aantoont, maar buitendien worden in die gesprekken de Hollandsche zeden ge bruiken, en toestanden besproken op eene wijze die den Duicschen doctor zeker de sympathie van ieder Nederlander moet verzekeren. Is zijn boekje in de eerste plaats voor Hollanders ge schreven, wij zouden wel wenschen dat de schrij ver gelegenheid vond, ooi het bij zijne landge- nooten in te leiden. De grieven toch, de vaak kleingeestige beschuldigingen tegen de Hollan ders, die men zoo dikwijls hoort, en die ook in schrift gebracht zijn door mannen als Rohlfs, worden in deze gesprekken besproken, en het is in de bevallige gedaante eener jonge dame, dat de schrijver voor ons Hollanders een ad vocaat doet optreden, dien wij alle reden heb ben om dankbaar te zijn- Tot in kleinigheden want het zijn veelal slechts kleinigheden we- derlegt deze tweede Portia de beschuldigingen tegen de Hollanders ingebracht, zij wijst op het vele goede, dat Holland heeft, zij maakt den vreemde bekend met menige instelling bij ons zij geeft een beeld van het Hollandsche leven, zooals wij er geen ander wenschen kunnen. Nog zijn het slechts 5 van de tien, door den schrijver beloofde //Plaudereien." Wij wenschen van harte dat de schrijver zijne //Lorelei," ge lijk hij zijne gesprekken betitelt, spoedig moge voleindigen. Hij doet er de Hollanders een dienst mede. De commissaris des konings in Zuid-Hollaud heeft aan de gemeente-besturen de volgende cir culaire doen toekomen //De heer minister van binnenlandschezaken vestigt mijne aandacht op het uitbreken van den veetyphus in Gallicië, Hongarije en Bulgarije. Aangezien blijkens treurige ondervinding, daar door gevaar voor den Nederlandschen veestapel kan ontstaan, heb ik de eer UEd., ook namens den heer minister, uit te noodigen een zeer nauwlettend toezicht te willen houden op den toestand van het rundvee, en de bepa lingen der artt. 459—461 van den Code Pénal gestreng na te leven. Mocht zich onverhoopt eenig verdacht geval van veetyphus voordoen, dan gelieve UEd. daarvan onmiddellijk per te legraaf of expresse kennis te geven aan den heer minister van binnenlandsche zaken, aan mij en aan den rijksveearts der 1ste kl. J. A. Alen te 's-Hage, zooals is voorgeschreven bij mijne circulaire van 25 Augustus 1868 (Prov. blad n°. 89), waarbij tevens zijn aangegeven de thans nog van kracht zijnde voorschriften tot wering van den veetyphus. De verkregen on dervinding heeft geleerd, dat veel afbangtf van spoedig en krachtig handelen. Mocht het noodig zijn, dan reken ik op Uwe kracht dadige medewerking tot stuiting van den ramp in zijne geboorte." De minister van binnenlandsche zaken heeft bij circulaire van 30 Jan. jl. aan heeren com- missarisssen des konings in de provinciën te kennen gegeven, dat bestuurders der Vereeniging voor Nederlandsche Muziekgeschiedenis zijne tusschenkomst hebben ingeroepen tot bereiking van het doel, nader omschreven. Gaarne bereid om tot de verwezenlijking van hetgeen die vereeni ging beoogt mede te werken, heeft de minister de eer de commissarissen uit te noodigen aan elk der gemeente-besturen in hunne provincie een afdruk van het schrijven der vereeniging te doen toekomen, met verzoek om zooveel mogelijk in dien geest te willen werkzaam zijn en den uitslag der in te stellen nasporiógon rechtstreeks aan een der secretarissen te doen geschieden. Mochten de besturen der meer aanzienlijke ge meenten genegen wezen al dadelijk aan een der secretarissen de namen mede te deelen der per sonen, die zich met het onderzoek zullen belas ten, dan zou dit zeer op prijs worden gesteld. Dinsdag-avond kweet zich Mr. W. R. Boer van de taak, tot wier vervulling hij door het bestuur van het te Utrecht gevestigd dep. der maatschappij //tot Nut van 't Algemeen" was uitgenoodigd, op uitstekende wijze. In eene buitengewone vergadering van dit departement sprak hij over de onderwijs-quaestie. De eigen aardige werkzaamheid der maatschappij van den aanvang van haar bestaan af, gaf haar het recht en legde haar de verplichting op, om zich de belangen van hot onderwijs aan te trekken. Dit betoogde de spr. in zijne inleiding, en hij knoopte er een overzicht aan vast van de ge schiedenis van het onderwijs voor en na de stichting der maatschappij. Met de eigen woor den van Mr. Groen Van Prinsterer bewees hij den treurigen toestand van het onderwijs voor den tijd van de bemoeiingen der maatschappij. Verdraagzaamheid was eene der deugden, die het in haren geest gegeven onderwijs kenmerkte maar die verdraagzaamheid heoft in geenen deele tot godsdienstloosheid geleid. Dit bewees de spr. uit menig schoolboekje, waar bij voor beeld de liefde tot God in schoon© gedichtjes, voor den kinderlijken leeftijd berekend, inge scherpt wordt; gedichtjes, die evenmin als de gelijkenissen zeiven van het evangelie, zoo zij op de school voorgedragen werden, eenigen aanstoot aan andersdenkenden" konden geven. Voor 1857 hadden de eenzijdige voorstanders van het bijzonder onderwijs, welke nu allerlei grieven tegen de onderwijswet doen gelden, aan het openbaar onderwijs zijne eer gelaten, trou wens in de hoop, dat, zoo men eenmaal vrijheid van bijzonder onderwijs verkregen had, de staats school zou overvleugeld worden. Nu deze ver wachting is verijdeld, verlangt men bekrimping van de mildheid, die staat en gemeente voor de openbare school over hebben, opdat het bij zonder onderwijs de mededinging vermoge vol te houden; ja, wat erger is, men verlangt dat de staatsschool tot godsdienstloosheid verplicht worde, opdat zij door dorheid en geesteloosheid te gronde ga. Vast staat het, dat in de openbare school al wat andersdenkenden rechtmatig ergeren kan, moet geweerd blijven of wordenmaar (en dit

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1869 | | pagina 1