van den eersten zich juist door afwezigheid van allen partijstrijd moeten kenmerken En nu op het bijzonder geval lettende, kan men nog vragen: 3°. Heeft de Hooge Kaad bij zijne aanbe veling wel genoeg den schijn van partijzucht vermeden, toen hij als zijn uitverkorenen het eerst op de lijst plaatste: een advocaat; dus vooreerst, voorbijging allen die meer bijzon der volgens de wet moesten in aanmerking komen, en die hetzij zonder geringschatting gezegd hoe groot zijne verdiensten als advo caat en rechtsgeleerde mogen zijn, te dien aan zien toch, naar algemeene bekendheid niets meer praesteerde dan menig ander advocaat. Maar voorts: een advocaat, die juist op politiek gebied in evidentie was gekomen, door een ministerschap van enkele weken, en in een mi nisterie, dat eindelijk voor een voortdurenden en hardnekkigen tegenstand in de Tweede Ka mer had moeten wijken en onder welk bewind de politieke hartstochten op de hevigste wijze in beweging waren gebracht. Was de schijn van partijzucht genoeg vermeden bij de aan beveling van dien candidaat aan de Tweede Kamer, evenzoo saamgesteld als zij gestaan had tegenover het ministerie, waarvan die candidaat lid was Moest niet meer dan noodig de par tijstrijd opgewekt worden, toen juist die candi daat al dadelijk een aaneengesloten aantal van 29 stemmen bekwam, en door die stemmen met enkele vermeerderd steeds als de uitsluitend aan gewezen persoon op den voorgrond werd ge bracht? Eindelijk, zoo hier al ooit van onwelvoeg lijkheid sprake kon zijn, is het feitelijk juist dat de nominatie van den Hoogen Kaad geheel ter zijde gesteld werd, terwijl zijn eerste candidaat telkens een zeer groot (op twee na genoeg) aantal stemmen bekwam en ook door vele leden herhaaldelijk op andere der candidaten gestemd werd. Of zou de onwelvoeglijk heid hebben opgehouden als de candidaten van den Hoogen llaad met de meerderheid van een of twee stemmen waren voorgedragen Wie van de leden der Tweede Kamer had dan op zijne verantwoordelijkheid moeten nemen, eene benoe ming te bevorderen die hem niet voorkwam de beste te zijn, ter wille van die welvoeglijk heid? Ik vraag mij af, of waar zoo weinig grond voor eene beschuldiging van onwelvoeg lijkheid bestond, het noodig ware zoo breed daarover uit te weiden Ik geloof het wel. Het gezag van hem die de beschuldiging vooral aandrong en zijne gezindheid om ongelijk te erkennen maakte het reeds niet overbodig. Maar is het ook niet van belang, dat zelfs alle reden verdwijne om aan te nemen dat er tusschen de Tweede Kamer en het hoogste rechterlijk college eene verhouding zou bestaan als waar aan de uitgebrachte beschuldiging zou kun nen doen gelooven Het tweede punt in een volgend nommer). BINNENLAND. LEIHEN, 20 November. Naar wij vernemen, heeft zich hier ter stede eene commisssie gevormd tot inzameling van bijdragen voor een monument, ter eere van Jan Pieterszoon Coen op te richten. Die commissie bestaat uit de H.H. W. L. De Sturler, P. Van Bleiswijk Kis, A. A. M. N. Keuchenius, H. C. Hartevelt en P. J. Yeth. De Yereeniging ter bevordering van de be langen des boekhandels heeft een adres aan de Tweede Kamer gericht, waarin zij den wensch uitspreekt dat de voorgedragen wet op de af schaffing van het zegel in zijn geheel worde aangenomen, opdat niet alleen de bezwaren tegen het dagbladzegel, maar ook de niet ge ringer bezwaren tegen het zegel op andere ge drukte stukken, worden weggenomen. Eergisteren deelden wij het overlijden mede van Dr. Gr. Simons. De overledene was de zoon van den dichter en hoogleeraar in de geschie- nis aan de hoogeschool te Utrecht, A. Simons, en werd in 1802 te Uithoorn geboren. Hij werd in 1819 student en promoveerde in 1828 in de philosophie. In 1848 werd hij benoemd tot directeur der academie te Delft. Den lsten Juli 1856 trad hij op als minister van binnenland- sche zaken, welke betrekking hij in Januari 1857 reeds nederlegde. In 1859 werd hij be noemd tot lid van den raad van state en in 1864 gekozen tot lid van de Tweede Kamer voor het kiesdistrict Gorkurn. Behalve verscheidene andere betrekkingen bekleedde hij ook die van commissaris van het Dagblad. Men schrijft ons uit Leeuwarden dd. 18 November Zoo ik in tijds uw nummer van 17 dezer in handen had gekregen, zou ik mijn vorig cor respondentie-artikel met het oog daarop hebben gewijzigd en aangevuld. Het bericht toch, dat door u in dat nummer van uw blad geplaatst is betreffende eene afwezigheid van den kom- mandant der strafgevangenis alhier, met het doel om zich te 's-Hage wegens de laatste ontvluch- tigingen te verantwoorden, behelst eene bepaalde //onjuistheid." De heer Creutz Lechleitner, die gisteren zijne betrekking aan zijn opvolger heeft overgedra gen, heeft Leeuwarden geen oogenblik verlaten hetgeen trouwens onmogelijk was, daar hij tot gisteren het beheer in handen heeft gehad. Verder denkt hij geen andere reis te maken, dan die welke hem en zijn gezin van hier naar Woerden moet doen verhuizen. Ook het bericht, omtrent een bevel, den eer sten rustverstoorder den besten neder te schieten bevat eene even groote onjuistheid." De uit voering van het bevel zou trouwens tot de on mogelijkheden behooren, daar tegenwoordig al leen buiten het tuchthuis eene wacht met vuur wapenen geposteerd is, en alleen bij de gods dienstoefening wordt een gedeelte der wacht in het huis gelaten om daar in de kerkzaal bij mogelijk oproer gereed te staan. Ik zou niet op de zaak teruggekomen zijn, ware het niet, dat de heer Creutz Lechleitner en zijn beheer tegenwoordig blootstaan aan allerlei scheve, ja lasterlijke beoordeelingen, die voor een groot deel hun oorsprong hebben in de persoonlijke antipathie van enkele ambtena ren. Het is mogelijk, dat de gewezen komman- dant een enkele maal wat minder streng had kunnen straffen, maar het is waarlijk geen ge makkelijke taak, onder zeshonderd tuchtelingen de orde te bewaren en recht en waarheid te onderkennen in een huis, waar leugen, list en huichelarij inheemsch zijn. Menschen, die het beheer van den heer Creutz Lechleitner van nabij kennen en kunnen be- oordeelen, verzekeren, dat hij nooit de billijk heid uit het oog heeft verloren, en wat de laatste ontvluchtingen betreft, zoo heeft de commissie reeds lang aan de regeering geklaagd over den onvoldoenden toestand der gebouwen en daaraan alleen het gelukken der gewaagde pogingen toegeschreven. Ben ik wel onderricht, dan wordt het bericht van uw nommer van Dinsdag 1.1. ook in de N. K. Courant aangetroffen, en is het daaruit door andere bladen overgenomen. Het zou mij aangenaam zijn, zoo die Couranten deze logen straffing eener onjuiste voorstelling wilden over nemen. Het is van te veel belang, dat de eer van een ijverig en consciencieus ambtenaar, niet ten onrechte besmet worde. De Tijd schrijft onder zijne buitenlandsche berichten het volgende: //Er is eene algemeene vergadering van aan deelhouders in het dagblad le Siècle belegd, om een opvolger te benoemen voor den over leden hoofdredacteur, den heer Havin. Dewijl aan die betrekking een jaarlijksch traktement van 100,000 franken verbonden is, wordt het zeer verklaarbaar dat het getal sollicitanten zoo groot is." Het Haagsche Dagblad schreef vóór eenigo dagen in zijne artikelen over de afschaffing van de zegelbelasting.- //In Erankrijk is eene bezoldiging van 14,000 franken voor den hoofdredacteur eene zeldzaam heid de overige traktementen varieereu tusschen de 1000, 4000 en 6000 franken." Wie heeft gelijk? Het volgende telegram is uit Batavia dd. 29 October hier aangekomen. De expeditie naar Bali gaat voorspoedig. Volgens een ander telegram uit Batavia is de heer Loudon, vice-president van den raad van Indië, overleden. Z. M. heeft benoemd tot ridders der orde van den Nederl. Leeuw den sultan van Goe- noeng Tabor (residentie Zuider- en Ooster-af- deeling van Borneo) Maharadja Dindah en den offic. van gez. 2de kl. bij de landmacht in West-Indië N. Anslijn, laatst waarnemend chef van den militairen geneesk. dienst op Cura9ao; aan Jhr. W. Gevaerts van Nuland, op zijn verzoek, eervol ontslag verleend als rentmees ter van het kroondomein, kantoor Dordrecht, met dankbetuiging voor de door hem bewezen goede diensten, en tot rentmeester van hot kroondomein, kantoor Dordrecht, benoemd AV. K. baron Mackay; en zulks te rekenen van 1 Januari 1869 voorts aan den officier van gez. lste kl. bij de mil. geneesk. dienst in Ned. Indië E. F. M. Helmkampf verg. verl. tot bet aannemen van het hem door Z. D. H. den prins van Schwarzburg Sondersbausen geschon ken eerekruis 3de kl. van IIDs. huisorde. Uit een overzicht van de opbrengst der rijks middelen over de tien eerste maanden van dit jaar blijkt, dat die middelen hebben opge bracht f 58,724,162.16s, zij waren geraamd op /"5S,056,313.40, zoodat de opbrengst de raming heeft overtroffen met /"607,848.76s. Ten vo- rigen jare bedroegen die middelen gedurende de eerste tien maanden /"59,715,719.63, dit jaar /"58,724,162.16s, dus dit jaar nog minder f 991,557.46s. Op het twaalftal door de kiesgerechtig den der Waalsche gemeente te Amsterdam opgemaakt staat de heer Kéville uit Kotterdam boven aan. Voorts komt hierop voor de lieer Dr. F. C. J. Van Goens alhier. De Thermometer van Fahrenheit teekende al hier Donderdag des namiddags te 5 uren 36°, Wind: N. O., des avonds te 8 uren 34°, te 10 uren 32°. Vrijdag 's morgens te 5 uren 32°, Z. AV.i te 8 uren 34°, 's namiddags te 12 uren 42', te 4 uren 37°. BUIT E N L A N D. Duitsohland. De keizerin van Kusland is met hare kinderen, grootvorstin Marie en de grootvorsten Sergius en Paul gisterenvoormid dag van Berliju naar St. Petersburg vertrok ken. Zij werd door den koning naar het station begeleid. Oostenrijk. In de zitting van het lager huis is de wet betrekkelijk de Hongaarsch- Croatische regeling goedgekeurd. Ingediend is een wetsontwerp betrekkelijk de Grootwardiu— Klausenburger spoorweg. De verkiezingen voor het congres van Israë lieten zijn eergisteren in liberalen geest uitge vallen. De budgetten van zes ministeriën zijn af gehandeld. Uit Agram is van gisteren te Pestk bericht, dat het konings-rescript betrekkelijk Fiume, met algemeene stemmen op vier na aangenomen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1868 | | pagina 2