N°. 2681. Donderdag A°. Jak] 5 November. BINNENLAND. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden, per 3 maandenf o.OO. Franco per postn 3.85. Afzonderlijke Nommers0.10. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagenuitgegeven. PRIJS DER ADVERTENTIEN. Van 1-6 regels t 0.75iedere regel meerf 0.12* Geboorte-, huwelijks- en doodberichten van 1-4 regels 0.90; iedere regel meer0.15 Leiden, 4 November. "Wij zien ons tot ons leedwezen, door de om standigheden gedrongen, om nogmaals op] de Huët-quaestie terug te komen. Ons eerste oordeel was dat de stukken, waar uit bleek, dat aan Huët de bewuste missie was opgedragen, geene aanleiding gaven tot nieuwe grieven tegen den vorigen minister van kolo niën. Naar ons inzien bestonden er zoovele grieven yan oneindig meer gewicht dan deze tegen het ministerie Heemskerk-Van Zuylen, dat deze missie, die in het zoo weinig constitutioneele regeeringsstelsel van dat ministerie volkomen e, geene nieuwe gezichtspunten over dat be wind aanbood. Het invoeren van een Fransch drukpersregime op Java, en als voorbereiding daartoe het verleenen van vrijen overtocht aan iemand, die de inzichten van het ministerie daaromtrent deelde, was naar ons inzien eene kleinigheid vergeleken bij het wegzenden van de vertegenwoordiging, wegens de aanneming der motie-Keuchenius, op grond van schennis der grondwet. Wilde men een grief van het verleenen van vrijen overtocht maken, dan moest men de aan beveling van den heer Koorders in verband bren- met dien vrijen overtocht. Daartegen meen den wij toen te moeten protesteeren, omdat wij voorhanden zijnde bewijzen niet voldoende vonden, om eene beschuldiging te motiveeren, die op alle daarin betrokkene personen een blaam zon werpen, die niet uit te wisschen is. Wij wilden waarschuwen tegen verdachtmakingen en vermoedens in eene zoo ernstige zaaken daarom wilden wij zelfs den schijn niet aannemen, als zochten wij een verband tusschen de aanbeveling van den heer Koorders en het verleenen van vrijen overtocht, al kon het ook niemand ont gaan zijn, dat het Kon. besluit tot het verlee nen van dien vrijen overtocht was gedateerd den 13öen Maart 1868, terwijl de heer Koorders den llden Maart te Haarlem was gekozen. De zaak van den vrijen overtocht heeft zich ech ter thans van eene nieuwe zijde doen zien, en liet is daarom, dat wij daarop moeten terug komen. De strenge rekenkamer, die ook niet naar vermoedens, maar alleen naar bewijzen vraagt, heeft bezwaar gemaakt, om die uitgave goed te keuren. Er is namelijk onder bet mi nisterie Heemskerk-Yan Zuylen een Koninklijk besluit verschenen, waarin, uit overweging //dat de regelen, waarnaar ten laste der begrooting van Nederlandsch Indië vrije overtocht wordt verleend van Nederland naar Nederlandsch Indië en omgekeerd, nader behooren te worden vast gesteld", bepaald wordt welke personen vrijen overtocht kunnen genieten. Nu behoort de heer Huët niet tot die cate gorie, en behoorde hij al daartoe, zoo verklaart de rekenkamer, dan nog zou zijne familie geen recht tot vrijen overtocht hebben. Het blijkt nu dat de minister Hasselman in strijd handelde met de regelen, nog geen jaar geleden door het ministerie, waarin hij zitting had genomen, gesteld. En dit geeft de zaak naar ons inzien een geheel ander aanzien. Dat wij, en anderen met ons, aan dat Ko ninklijk Besluit van 22 Mei 1867 niet gedacht hebben bij het bespreken van deze quaestie, is al erg genoeg, maar dat een minister een der gelijk Koninklijk Besluit over het hoofd ziet, nog geeu 10 maanden oud, dat is onbegrijpelijk. Dat de minister Hasseliuan van dat besluit, door zijn voorganger genomen, geen kennis droeg, laat zich niet denken, en buitendien het ver leenen van vrijen overtocht zal wel niet geschied zijn, zonder voorkennis van de andere ministers, die deel van het bewind uitmaakten ten tijde dat de minister Trakranen dat besluit uitvaar digde en hebben deze dan ook niet aan dat besluit gedacht? Dit laat zich niet vermoeden. Maar waarom dan, in strijd met dat besluit, niet alleen aan Huët, maar ook aan zijne familie, dien vrijen overtocht verleend? Welk staatsbelang was er dat den minister drong, om in strijd te han delen met wettelijke bepalingen? Had soms het toekennen van eene gratificatie aan den heer Huët zoo'n haast, dat de minister, die reeds zijn einde zag naderen (alles geschiedde bij de behandeling van de motie-Blussé), althans hem wilde verzekeren van een loon, voordat deze een rapport had ingediend, ja eenige maan den, voordat hij naar de Oost ging Wat was de reden dat juist in Maart reeds aan den heer Huët een loon moest worden verzekerd, en waarom werd er niet mede gewacht, totdat hij in Indië was? Welke reden drong daartoe, die zoo ge wichtig was, dat zelfs de wet daarom moest geschonden worden Hoezeer wij ook geneigd waren om den mi nister Hasselman te verdedigen, en de verden king af te weren, dat een Nederlandsch minis terie gelden uit 's lands kas had gebruikt, om iemand te beloonen, die bij de verkiezingen zijnen candidaat steunde zoo meenen wij thans dat alle omstandigheden van de opdracht der missie van dien aard zijn, dat dergelijke vermoedens bij een ieder moeten opkomen. En zijn dergelijke vermoedens gegrond, dan is het gedaan met onze vrijheden, dan wordt onze constitutioneele regeeringsvorm een leugen LEIDEN, 4 November. De Gids voor November bevat: Staat en maatschappij door Prof. Quack; een 2de stuk over het werk van Hugo De Groot door Prof. Fruin; Dr. Aug. Petermann en de Duitsche Noordpool-expeditie door Dr. C. M. KanIn Engeland, studiën en schetsen voorn, op kunst gebied. II door T. Yan Westrheene Wz.De nieuwe gepantserde schepen onzer marine II De Goudsmit door J. S. G. Gramberg. Biblio- graphisch album: Twee stukjes van den over leden hoogleeraar Martinus Yan der Hoeven, met een enkel, hartelijk woord van de redactie, over den thans ontslapene; een critiek van Pierson's voorlezingen door Mr. Mirandolle Anti-critiek van Prof. H. C. Van Hall. De Zigeuners, waarvan wij gisteren melding maakten als zouden zij naar hier in aantocht zijn, zijn gisternamiddag met vier wagens en zeven paarden in de gemeente Oegstgeest ge arriveerd. Door den burgemeester aldaar is hun een stuk weiland nabij het dorp aangewezen, waar zij een vijftal tenten hebben opgeslagen. Het personeel bestaat uit mannen, vrouwen en kinderen: de laatsten, wat de jongeren be treft, meestal naakt, terwijl de volwassenen er haveloos uitzien. Zij spreken een soort yan plat- duitsch. Uit vrees voor hunnen bekenden dief- achtigen aard, is er, naar wij vernemen, door den burgemeester van Oegstgeest adsistentie bij de politie alhier gevraagd, ten einde gedurende den nacht een wakend oog op de vreemde gasten te houden. De rust is hier ter stede, zoo schrijft do N. Rott. Courant niet verder verstoord ge worden. Eenige personen zijn nog ten gevolge van de gebeurtenissen van Zaterdag-nacht ge arresteerd. Een oogenblik wekte de aankomst der artil lerie, welke te Schiedam gestationneerd is, on gerustheid. Het bleek echter weldra, dat deze slechts onze stad passeerde, om onmiddellijk weder naar Schiedam terug te keeren. Wij vertrouwen dat de buitengewone maat regelen, die nu nog aan het gebeurde herinne ren, spoedig zullen kunnen ophouden. Intusschen waken de autoriteiten met loffe- lijken ijver tegen overmoed van enkelen en onderzoeken met uauwgezetheid alle klachten, die inkomen. De raad van bestuur der Kon. Academie van Beeldende Kunsten te Amsterdam heeft zich bij adres tot de Tweede Kamer der Staten-Generaal gewend, om in het belang van kunst en nijverheid openlijk te verklaren, niet uit zucht om het voortbestaan der onder toezicht van den raad geplaatste instelling te bevorderen, dat om onze eer als natie te behouden, om het schoonheids-element in onze industrie niet nog meer te doen achteruitgaan, het de plicht der re geering is, om zich het hooger onderwijs der

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1868 | | pagina 1