volgenden dag de tocht naar Suez voortzette.
Bij het inschepen der instrumenten aldaar naar
Aden, werden haar met de meeste voorko
mendheid zeer belangrijke diensten bewezen door
den consul Gartner.
De vaart door de Roode Zee behoort in dit
jaargetijde voor Europeanen, die niet aan het
tropisch klimaat gewoon zijn, tot de bezwa-
rendste, welke zich denken laat. De tempera
tuur is wel niet bovenmatig hoog: zij varieert
tusschen 95 en 99° Fahrenheit, maar de meestal
volkomen windstilte, gepaard met een buiten
gewonen vochtigheidstoestand der lucht, maakt
de hitte ondraaglijk. Hoe spoedig men zich
evenwel ,aan nieuwe toestanden gewennen kan
blijkt uit het volgende. Toen wij den 29sten
Juli 's morgens op bet dek kwamen, woei ons
een matige Noordenwind tegen, die ons zoo koud
voorkwam, dat wij ons in onze reisdekens wik
kelden. De thermometer teekende toen nog 86°.
Den lsten Augustus kregen wij de naakte,
onbeschrijfelijk steile en eenzame rotsen van
Aden in het oog, en kwamen omstreeks 9 uren
in den morgen aan wal. Wij namen onzen in
trek in het eenigste hotel aldaar, //the Prince of
Wales", dat door een Pers gehouden werd. Bij
het binnentreden der ons aangewezene kamer,
sprongen daarin eenige hagedissen rond, die de
indringers, welke het waagden haar te komen
storen, met nieuwsgierige blikken aanstaarden.
Uit dit verblijf werden wij spoedig verlost door
den gouverneur van Aden, generaal Bussel, die
ons in zijn huis opnam, tot wij een geschikt
station voor onze waarnemingen zouden gevon
den hebben. Uit drie punten, ons door Engel-
sche officieren als geschikt opgegeven, kozen wij
Marshag-Hill als plaats van waarneming, onge
veer twee Engelsche mijlen van Aden verwijderd.
Binnen twee dagen werd een huis naar Indischen
bouwtrant opgeslagen, en stonden ons drie
Indianen benevens zes negers ten dienste.
Eene kleine karavaan van dromedarissen en
ezels trok dagelijks naar Aden en terug, om ons
van levensmiddelen te voorzien.
Hoe betrekkelijk goed wij het te Marshag-
Hill ook hadden, eene zaak stemde ons tot
treurigheid, het bijna zekere vooruitzicht na
melijk, dat het doel onzer zending mislukken
zoude.
Dag aan dag toch was de loop van het we
der met eene onrustbarende regelmatigheid, de
zelfde. lederen morgen klaarde de hemel tegen
9 uren op, bleef helder tot een uur na zons
ondergang en werd dan bewolkt tot den volgenden
morgen. (De verduistering zou tusschen G en 9
uren in den morgen plaats hebben). Ook op
den dag der verduistering was de hemel bij
ons ontwaken bedekt, en vooral in het oos
ten hingen dikke wolken. Hopeloos maakten
wij toebereidselen voor de waarnemingen, doch
schepten weer moed, toen omstreekt 6 uren in
de nabijheid van de zon, zich eenige open vak
jes vertoonden.
Eindelijk zagen wij 10 minuten voor het be
gin der totale verduistering gedurende een kor
ten tijd den reeds sraallen sikkel der zon door
de wolken heenbreken, doch eerst 5 minuten
voor het lang verbeide oogenblik trad de bijna
verduisterde zon in een helder vak des hemels,
en bleef daarin zoolang de totale verduistering
duurde, zoodat al de waarnemingen gelukten, die
wij ons hadden voorgesteld.
Bij dit verschijnsel traden in Aden slechts
drie grootere protuberanzen te voorschijn, be
nevens den smallen lichtrooden zoom, die
steeds den donkeren rand der maan, kort voor
het begin en einde der totale verduistering,
omgeeft en ter plaatse, waar de laatste zonne
straal verdwijnt on de eerste weer te voor
schijn treedt, door witte strepen was afgebro
ken. De merkwaardigste van deze drie protu
beranzen was eene scherp begrensde, vinger-
vormige figuur, levendig karmijnrood gekleurd,
wier lengte ongeveer y8 van de halve mid-
ellijn der zon bedroeg. Deze bleef niet alleen
zichtbaar gedurende de totale verduistering, maar
werd eerst een minuut na het verschijnen van
den eersten zonnestraal door een wolk aan ons oog
onttrokken. Van iedere dezer protuberanzen
hebben zoowel Dr. Oppolzer als ik de grootte
en plaats door metingen bepaald, welke zeer
goed met elkander overeenstemmen.
Behalve op deze verschijnselen vestigde ik
ook mijne aandacht op de corona, welke over
het algemeen veel overeenkomst had met die
gedurende de totale zonsverduistering van 18
Juli 1860 in Spanje waargenomen. Intusschen
kon ik de corona niet zoo volkomen nagaan
als ik gewenscht had, daar de langere stra
len, die zich in haar vertoonden, gedeeltelijk
door wolken onzichtbaar waren.
De spectraal-onderzoekingen werden volbracht
door den luitenant ter zee Rhiza. Deze merkte
bij het begin der totale verduistering een plot-
selijk verdwijnen op van al de donkere (Fraun-
hofersche) strepen. Het. spectrum bleef, ofschoon
bleek, toch nog duidelijk zichtbaar. Kort voor
het einde der totale verduistering, toen eene
dunne wolkenlaag zich over de zon verspreidde,
waardoor de corona bedekt werd, doch de pro
tuberanzen nog zichtbaar bleven, verdween in
den spectroscoop het sterker brekend gedeelte
van het spectrum bijna geheel. Alleen eene reeks
roode banden, door breede donkere strepen
van elkander gescheiden, was nog op te merken.
Ik behoud mij voor, later alle waarnemingen
en de gevolgtrekkingen, die daaruit af te leiden
zijn, uitvoeriger te bespreken.
Kort na het einde der verduistering ontvin
gen wij van onze Noord-Duitscbe collega's, die
op eenigen afstand van ons photographische
onderzoekingen volbrachten, het verblijdend be
richt dat hunne pogingen met den besten uit
slag waren bekroond geworden, daar bun tijdens
de totale verduistering verscheidene voortref
felijke photograpbieën gelukt waren.
Toen wij ons daarna aan een vriendschappe-
lijken maaltijd vereenigden, hieven wij vroolijk
de glazen omhoog, om elkander met den zoo
goeden als onverwachten uitslag onzer pogin
gen geluk te wenschen, en herdachten daarbij
onze ver verwijderde vrienden, die op dezen dag
dikwijls met hunne gedachten bij ons tegen
woordig zouden geweest zijn.
"Weinige dagen later verlieten wij met het
Engelsch stoomschip //Carnatic" het schiereiland
Aden, en verloren niet zonder aandoening de
kusten uit het oog van het land, welks bewo
ners ons met zooveel voorkomendheid en vrien
delijkheid bejegend hadden en welks hemel ons
een zoo merkwaardig verschijnsel in het beslis-
sendst oogenblik te aanschouwen gegeven had.
In de gisteren gehouden vergadering der
letterkundige afdeeling van de //Koninklijke
Academie van Wetenschappen" te Amster
dam, is o. a. door den hoogleeraar Mr. S. Vis
sering eene levensschets voorgedragen van zijn
in Mei jl. in 42-jarigen ouderdom overleden
ambtgenoot aan de Utrechtsche hoogeschool,
den heer Mr. O. Yan Rees. De veelzijdige ver
diensten van dat zoo onverwachts aan de weten
schap en het vaderland ontvallen academielid
werden daarbij op waardige wijze herdacht. Zijn
zucht om zooveel mogelijk voor de maatschappij
nuttig te zijn en haar de vruchten der weten
schap deelachtig te doen worden, werd in een
helder licht gesteld, terwijl zijne //Geschiedenis
der staathuishoudkunde in Nederland" als een
blijvend monument voor zijn naam als geleerde
werd erkend, zullende dat werk het tot hiertoe
gebruikte, maar thans verouderde werk van
E. Luzac: //Hollands rijkdom", kunnen vervan
gen. Natuurlijk betreurde de spreker het, dat
slechts twee deelen daarvan het licht hadden
gezien en dat dus het door den schrijver zich
gestelde bestek omtrent de in de Nederlandsche
geschiedenis zoo belangrijke zeventiende eeuw,
wel voor het grootste gedeelte, maar toch nog
niet ten volle was afgewerkt. Aan 's mans ze
delijken moed om steeds uit te komen voo;
hetgeen hij recht oordeelde, aan zijne eerlij!
heid en stipte nauwgezetheid, zoo in het klein-
als in het groote, aan zijn verlichten geest, kin
derlijke vroomheid en beminnelijkheid van h
rakter, werd ten slotte een welverdiende huid
toegebracht. Yan groot belang waren oo!
eenige belangrijke mededeelingen door den hoo;
leeraar P. J. Yeth gedaan omtrent de Mak
medaansche geestelijkheid op Java, die, naar!
hoopt, zouden kunnen strekken tot bevorderin
en verkrijging van de kennis van den Islam
den Indischen Archipel. Het geachte lid we-
er op, dat die Islam door de Javanen zeer we
nig wordt gekend dat eigenlijk de hoofdbegii
selen van een Mahomedaanschen staat reec
waren geschonden door het feit, dat een nie
Mahomedaansch koning daarover heerschapp
voerde, hoe de Javanen zacht en gedwee bi
Nederlandsche juk droegen en allengs ook
de wetgeving, speciaal in de strafwetgeving,!
stand hadden leeren doen van Mahomedaansc!
gebruiken en rechten. Het onderwerp boezemt
spreker dan ook vooral belang in, in verbat
met het heden, niet zoozeer wegens de geschi
denis. Wilde men het nieuwe en betere invoere:
dan toch diende men te weten hoe deJavane
dachten, ten einde hen zoo min mogelijk b:
hervormingsmaatregelen te kwetsen.
Den lsten der volgende maand zal b<
garnizoen te Willemstad vermeerderd
den met de 1ste kompagnie van het 2de
vesting-artillerie uit Utrecht.
Een der vroegere gevangenen van wijle?
koning Theodorus van Abessiniö, Dr. Blan
geueesheer bij de Engelsche missie in dat rijk
is, vergezeld van een jongen Abessiniër, bij zij
zwager, Dr. Trip van Zoutelande, te Hattec
aangekomen. Hartroerend is het verhaal zijn;
langdurige en harde gevangenschap. Hij zal eer.'
daags te 's-Hage over zijn wedervaren in Abc
sinië eene //conférence" houden in de Franse!
taal, welke hij, hoewel Engelschman van geboort
uitmuntend spreekt.
De audiëntie van den minister van oorlog
van financiën zal op Donderdag den 15de
dezer niet plaats hebben.
Z. M. heeft benoemd tot burgem. der?
meente Roggel Th. Walenberg, thans weth. di:
gemeentetot plaatsv. kantonr. te Beetsterzwa:
Mr. B. P. baron Yan Harinima thoe Sloote
advoc. en weth. der gemeente Opsterlandjt
binnenvader van het weeshuis te Buren J. Vt
der Laaken en tot binnenmoeder zijne echtgf
A. J. Ringlever.
Z. M. heeft op verzoek eervol ontslagen Jhr
Mr. G. A. Melort, als president der bij
dep. van binnenl. zaken adviseerende commis.-:
voor de zaken betreffende de stichtiugen vs:
beurzen voor het onderwijs, met dankbetuiging
voor de door hem in die hoedanigheid bewezü
dienstenterwijl bij die commissie is benoemd
tot president Mr. W. Wintgens, oudste lid die
commissie; tot lid Mr. B. H. M. Hanlo, raad:
heer in het prov. gerechtshof in Zuid-Hollani
Z. M. heeft op verzoek eervol ontslagen G
Blom, als majoor-kommand, van het op te richtei
6de bat. rust. schutterij in Zuid-Holland
benoemd tot majoor-kommand, van dat 6de ba!
P. Lammert, thans 1ste luit. bij het thans op
geheven 3de bat. rust. schutterij in het 2<
district dier provincie.
Met genoegen vermelden wij, dat, naar ffi
uit goede bron vernemen, de heer J. A. Yai
Dijk besloten heeft, om aan den wensch van vele:
in onze stad gehoor te geven, en aan Z. M
den Koning zal verzoeken, om zijne benoemiD;
tot directeur der Kweekschool te Groningen
te trekken. Moge de wakkere man, die reed
met vrucht gedurende een tiental van jaren
onze stad is werkzaam geweest, nog lang j
spaard blijven, om zijn aangevangen werk: d
vermeerdering van kennis en de bevorderin