N°. 2620. Woensdag A-, iw 26 Augustus. BINNENLAND. LEIDSCH st- DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT. Voor Leidenper 3 maandenf 3.00. Franco per post3.85. Afzonderlijke Nommers0.10. Deze Courant wordt dagelijksmet uitzondering van Zon- en Feestdagenuitgegeven. PRIJS DER ADVERTENTIEN. Van 1-6 regels t 0.75; iedere regel meerf 0.12*. Geboorte-, huwelijks- en doodberichten van 1-4 regels/0.90; iedere regel meer0.15. Lelden, 25 Augustas. Het is inderdaad vreemd, dat bijna alle bla den het laatste Koninklijk besluit, houdende opheffing der departementen van eeredienst, af keuren; liberale, conservatieve, clericale bladen bijna alle veroordeelen het. Naar ons inzien en zoo oordeelt ook de Middelburgsche Courant er over is dit besluit, waarbij de departe menten van eeredienst worden opgeheven, en in plaats daarvan afzonderlijke administratiën, on der de departementen van financiën en van justitie, worden ingesteld, een vrij onschuldig besluit, en is er niets anders gedaan, dan een voorloopige toestand weder in het leven geroepen, die 4 jaren lang bestaan had. Twee ministers waren tijdelijk belast geweest met de waarneming der ministeriën van eeredienstdie tijdelijke toestand kon niet langer duren, en vandaar het besluit, dat zoolang gelden zal, tot dat eerlang tot eene finale regeling zal worden overgegaan. Is echter, gelijk de Arnhemsche Courant schijnt te meenen, de nieuwe regeling niet voorloopig, maar definitief, dan voorzeker zou haar verwijt gelden, dat de ministers het land gemystificeerd hebben, door in werkelijkheid te bestendigen wat zij schijnbaar afschaften; want, niettegen staande de opheffing, wordt in den grond alles behouden, wat van de eerediensten bestaat. Doch waaruit is het af te leiden, dat deze regeling eene definitieve is? De regeling is niet nieuw zoolang zij van 1862—1867 bestaan heeft, heeft een ieder haar als eene voorloopige beschouwdtoen het vorige ministerie dan ook van meening was geworden, dat die voorloopige toestand moest bestendigd worden en de minister Borret dat uitgesproken had, kwam men weldra tot de overtuiging, dat eene andere regeling noodig was, en bij Kon. besluit werden de ministeriën van eeredienst weder hersteld. Het genomen besluit geeft geene aanleiding om te meenen, dat de regeering eenig ander gevoelen omtrent de scheiding van kerk en staat is toegedaan, dat wat zij zoo duidelijk in de beide Kamers heeft uitgesproken. Het verlangt zoo volledig mogelijke scheiding van beide maar de minister van financiën voegde hierbij, dat men uiet te spoedig eene definitieve regeling moest te gemoet zien. Het groote bezwaar voor eene geheele opheffing der afzonderlijke administra tiën van eeredienst bestaat in de regeling van het beheer der kerkelijke goederen bij de Her vormde gemeente. Daar nu dat beheer niet in een ver verschiet, maar op den lsten April van het volgende jaar aan de kerk zal komen, en men dus dan eindelijk tot een gezonden toe stand zal geraken, zoo ligt het eensdeels voor de hand, dat men nu niet tot eene eindregeling kon overgaan; en anderdeels kan men, zonder zich schuldig te maken aan overdreven opti misme, die eindregeling toch, in een niet al te ver verwijderd tijdstip, verwachten. Het Koninklijk besluit van 9 Februari 1866 heeft een algemeen college van toezicht op het beheer der goederen van de Hervormde gemeente ingesteld: het trad den lsten April daaraan volgende in werking, en zou drie jaren van kracht zijn: den lsten April 1869 vervalt het en tevens alle besluiten, op het beheer der ker kelijke fondsen betrekkelijk; het algemeen col lege, bij dit besluit ingesteld dit was blijkbaar de bedoeling van het besluit zou in die driejaren de noodige maatregelen nemen, opdat de kerk op het bepaalde tijdstip het beheer der goede ren van den staat zou kunnen overnemen. En dat het den minister Van Bosse ernst is met de uitvoering van dit besluit, heeft hij nog onlangs bewezen, door bij missive aan dit alge meen college mede te deelen, dat hij geen voor nemen had, om aan den Koning eene verlenging van den termijn, bij dit besluit gesteld, aan te raden. Het college heeft dan ook thans (blij kens de Kerkelijke Courant van 22 Augustus) een ontwerp vastgesteld, waarbij eene organisatie van de kerk, ten aanzien van het beheer harer goederen, is ontworpen. "Wij meenen dus te mogen besluiten, dat, hoewel thans het oogenblik voor eene definitieve regeling nog niet gekomen is, wij het volgende jaar eene zoodanige regeling kunnen te gemoet zienen dat het Koninklijk besluit van 29 Juli jl. om de aangevoerde redenen, slechts kan beschouwd worden als behelzende eene voorloo pige regeling. Kan derhalve het onvoldoende van het Ko ninklijk besluit geen grond tot afkeuring zijn, voor hen, die het beginsel der scheiding van kerk en staat niet willen erkennen, schijnt ook voor 't oogenblik nog weinig reden tot klachten te bestaan, daar de toestand niet veel veranderd is. Zij verlangen echter eene regeling, die in ons land eene onmogelijkheid is: en vandaar verzetten zij zich tegen alles, wat ons verder van hunne idealen afbrengt. LEIDEN, 25 Augustus. Wij vestigen de aandacht van belanghebben den op de advertentie van het bestuur van het Genootschap M. S. G., waarbij bericht wordt, dat op Vrijdag en Zaterdag a. s. nog eene in schrijving van nieuwe leerlingen zal gehouden worden. Wij vernemen, schrijft de N. TJtr. Courant, dat de kweekelingen aan de school voor mili taire geneeskundigen alhier reeds aanschrijving hebben bekomen, om zich op den lsten Octo ber a. s. ter beschikking te stellen van den eerst-aanwezenden officier van gezondheid te Amsterdam, met opgave van hunne woonplaats daar ter stede. Alleen die kweekelingen van het laatste studiejaar, welke in December a. s. staats examen moeten afleggen, blijven tot dien tijd hier hunne studiën voortzetten. De Ja va-Bode behelst een eerste hoofdartikel van haren nieuwen redacteur, den heer Cd. Bus ken Huet, waarin die heer den wensch uit, dat hij eene tooverroede mocht bezitten, ten einde het publiek, voor hetwelk hij optreedt, in een omzien als te ontzwavelen van zoovele denk beelden, waarmede het sedert laDg vertrouwd is. De nieuwe redacteur zegt voorts, er op te durven rekenen, dat de ondersteuning van geen der lezers van de Java-Bode hem ten eenenmale ontbreken zal, indien, sedert jaren den leven- digen wensch gekoesterd te hebben, om door eigene aanschouwing Indië te leeren kennen eene hooge gedachte met zich om te dragen Yan hetgeen Indië voor Nederland is, en blijven moet, en worden kande gevestigde overtuiging te bezitten, dat Java Nederlands adelbrief en te gelijk het kostbaarste gedeelte der nalaten schap is, ons door het voorgeslacht vermaakt een opgewekten lust bij zich waar te nemen om in het strijdperk te treden voor elk denkbeeld en eiken maatregel, die bevorderlijk geacht kan worden voor den bloei der koloniezich be wust te zijn, dat men bereid is, met terzijde stelling van het eigen ik, vooroordeelen en dwaalbegrippen prijs te geven voor andere en betere inzichten", indien met zulke gevoe lens bezield en met zulke voornemens vervuld te zijn, in de schatting dier lezers eene aanbe veling is van hem, die gereed staat, de leiding van het blad te aanvaarden. In de brieven uit Holland aan de Groninger Courant wordt het gerucht besproken, dat sinds eenigen tijd in omloop is, omtrent de aftreding van den heer De Waal als minister van kolo niën. Dit gerucht, meent de briefschrijver, is niet zonder grond; geheel persoonlijke redenen, geen verschil van gevoelen met zijne ambtge- nooten, zouden de heer De Waal hiertoe be wegen; een stellig besluit echter is nog niet genomen, en in allen gevalle zal de heer De Waal de Indische begrooting zelf in de Kamers verdedigen: bij deze begrooting, zoo wordt ge schreven, is de finantieele toestand van Indië geregeld op eene wijze, die een vasten grond slag geeft voor de toekomst. Hetgeen men omtrent den vermoedelijken opvolger zegt, is dus geheel voorbarig, en de namen van O. Yan Rees of van Mirandolle worden alleen daarom genoemd, omdat zij voor de hand liggen. Het gerucht van de aftreding van den heer Mijer als gouverneur-generaal wordt tegenge sproken. Daarentegen meent de schrijver van den brief, dat het gerucht van de aanstaande be noeming van den heer Geertsema tot commis-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1868 | | pagina 1