Frankrijk. De indruk, door de jongste rede voering van den heer Thiers in het wetgevend lichaam teweeggebracht, is, dat de beroemde redenaar den staatkundigen en finantieelen toe stand nog niet donker genoeg heeft voorge steld, en dit verwijt wordt hem niet gemaakt door zijne staatkundige vrienden van de linker zijde, maar door de leden der meerderheid. Bij elke critiek van het finantieele en politieke beleid der keizerlijke regeering, schenen de hee- ren van de rechterzijde te willen zeggen Bah indien het niet erger wareBij het uiteengaan der vergadering zeide een dezer heeren: //Hij legde den vinger op de wond, maar drukte er niet genoeg op." Dat zijn teekenen van den tijd en. en voor de nieuwe verkiezingen. Ter wijl Thiers sprak liet de heer Pinard zijne por tefeuille vallen, de heer Rouher haastte zich haar op te rapen, Slecht voorteekenzeide een oud heer, die naast mij zat. Dit herinnert mij de laatste opening der Kamers onder Karei X. De koning had zijn hoed laten vallen en de hertog van Orleans was het, die den hoed opraapte." De heer Rouher zou, uit toewijding voor de goede zaak, zich wel eens kunnen laten overhalen, om gedurende de verkiezingen de portefeuille des heeren Pinard over te nemen. Mag men de verzekeringen in doorgaans goed onderrichte kringen gelooven, dan zou de keizer zich eindelijk verklaard hebben voor het uitschrijven van de nieuwe verkiezingen voor het wetgevend lichaam nog in dit jaar. I Naar men thans verzekert, is het eigen lijke doel van de tegenwoordige reis van Prins Napoleon, om met het oog op zekere eventua liteiten een verbond te sluiten tusschen Frank rijk en de middelstaten van Duitschland, als mede met Denemarken, Zweden en Turkije, natuurlijk onverminderd het verbond met Oosten rijk, hetwelk het begin v an dezen staart vormt. Men kondigt de verschijning aan van een nieuw staatkundig dagblad, onder den titel //Le Mouchard." De //France" verzekert, dat nopens den ge zondheidstoestand van graaf Yon Bismarck on gunstige berichten ontvangen zijn. Hetzelfde blad ontkent ten stelligste, dat iu Pruisen eene belangrijke beweging van troepen zou plaats grijpen. Engeland. In Ierland heeft een demonstratie plaats gehad van de oranje-partijde ultra orthodoxe protestanten van Ierland. Twee po litieagenten, die de namen opschreven van eenige der aanwezigen, werden zeer mishandeld en vluchtten in het spoorwegstation te Lisburn. Zestig gewapende agenten kwamen het ontzet ten, waarop de oproeracte gelezen werd en men naar Belfast om een regiment soldaten telegrapheerde, daar meer dan zevenduizend oranje-mannen bijeen waren. Tot dadelijkheden is het echter niet gekomen. U In het Crystal Palace te Londen heeft op het oogenblik eene tentoonstelling plaats van luchtballons en machines, die op de luchtvaart betrekking hebben, terwijl groote prijzen zijn uitgeloofd voor betere middelen van gemeen schap met gestrande schepen dan men tegen woordig heeft. Onder de tentoongestelde voor werpen is eene stoommachine ter zwaarte van 12 pond, welke binnen vijf minuten, nadat de ketel gestookt wordt, een paar vleugels in be weging brengt en dan op 12 voet van den grond zich eenigen tijd voortbeweegt. Yele nieuwe uitvindingen zijn gedaan, doch wegens de kost baarheid der vervaardiging moeten slechts tee- keningen de toeschouwers voldoen. Het belang rijkste tentoongestelde werktuig is dat van den heer Royers, hetwelk door middel van eene soort van mortier een zwaren kabel van het strand op een schip in nood kan werpen. Geen uitvinder heeft zich echter nog opgedaan, die iets doelmatigs heeft bedacht, om de luchtbal lons te sturen. Woensdag-avond is een groote maaltijd aangeboden aan den heer Cyrus Field, den grondlegger van den Trans-Atlantischen tele graaf, door den heer Bright in een toast den Columbus der 19de eeuw genoemd. Driehon derd gasten waren aanwezig. Een telegraaf toestel seinde de toasten op de Amerikaansche autoriteiten over en bracht de antwoorden terug. De heer Seward seinde terug, dat daar men in New-York nog slechts 2 uren des namiddags had, hij nog een paar uren zou moeten wach ten met den op hem uitgebrachten toast in alle vormen te beantwoorden. Griekeland. Uit Candia wordt gemeld, dat vijftien Turksche bataljons bevel hebben ont vangen, om naar Epirus en Thessalië te ver trekken. Amerika. Als de reden, waarom de president Johnson zijn veto heeft geplaatst op de wet tot toelating der afgevaardigden van Arkansas in het congres, wordt opgegeven, dat de mee ning van den president, dat de politiek van het congres ten aanzien van de reconstructie der Unie inconstitutioneel is, onveranderd de zelfde is gebleven. Het Engelsche fregat u Chanticleer" heeft Mazatlan in Mexico geblokkeerd, wegens beleedi- ging jegens de Engelsche vlag. OFFICIEELE BERICHTEN. Eerste Huwelijks-Afkondiging te Leiden, den 5den Juli 1868: C. Goekoop jm. 24 j. en N. J. Stokhuyzen jd. 22 j. J. Henkes jm. 31 j. en C. Prins jd. 20 j. P. Kwestro jm. 22 j. en J. Stiva jd. 23 j. P. Jasperse jm. 25 j. en M. A. F. Udo jd. 29 j. H. Henkelman wedr. 68 j. en E. Steenbeker wed. 53 j. J. W. Delfos jm. 24 j. en C. Nagtergaal jd. 28 j. M. Rebbers jm. 34 j. en A. Yan Paassen jd. 24 j. D. Yan Polanen jm. 23 j. en M. E. Mulder jd. 19 j. J. Yan den Wijngaard jm. 21 j. en J. C. Galjaard jd. 20 j. J. Yan Egmond jm. 27 j. en C. M. Yan Schooten jd. 37 j. ACADEM1ENIEUWS. Leiden, 4 Juli. Bevorderd tot doctor in de verloskunde de heer A. Yan Rbijn, med. doctor, geb. te Katwijk, adsistent geneesheer in het buitengasthuis te Amsterdam, met Stellingen, en tot doctor in de godgeleerdheid de heer B. Tideman Jzn., geb. te Rotterdam, predikant bij de Remon8trantsch-Gereformeerde gemeente te Hoorn, met een academisch proefschrift, getiteld Het Essenisme." INGEZONDEN. EENE NIEUWE BELASTING. De leidsche gemeenteraad heeft in hare jongste zitting besloten op het adres van het coll. civ it. acad. L. B. Sup rem., het verzoek inhoudende om van de plaatselijke directe be lasting te worden vrijgesteld, afwijzend te be schikken. In hoeverre die beschikking raadzaam en de verordening de invordering dier belasting regelende met de gemeentewet in strijd is, wil len wij thans niet bespreken. Wij wenschen slechts een enkel woord over de onbillijkheid dier belasting te zeggen. Dat de stad bijna geheel van ons en door ons bestaat behoeft geen betoog. Het luchtig daarheen geschreven woord door den schetser van ons studentenleven, dat wanneer Leiden de academie moest missen, de stad achter de hielen van den laatsten student die de poort uittrok zou invallen, is maar al te waar. Is Leiden de eerste in rang onder de geleerde steden des lands, onder de armste bekleedt zij wellicht ook de eerste plaats. Naast de academie is Leiden horribile dictu door de armoede die er heerscht be kend. De bloeiende handel van weleer heeft de stad geheel verlaten, de academie is nog alleen haar roem. Alleen daardoor bloeit z^j nog eenigzins. Wat zou het zijn zoo ook deze haar verliet. Moet de stad dan niet alles doen om haar te behouden, om zoo iets te verhoeden, en strek ken daartoe dergelijke handelingen als wij boven ter neêr schreven Strekken daartoe handelingen om ons thans belastingen te laten betalen die wij nooit betaalden Handelingen om van ons, die verplicht zijn te Leiden toch al zoo duur te leven, nog meer geld af te troggelen Een student heeft geen eigen inkomen, hij leeft van het geld zijner ouders, waarvoor die reeds de verschuldigde rechten den lande hebben betaald, en nimmer kan het de wil van den wetgever geweest zijn, om tweemaal de rechten voor hetzelfde te laten betalen. De leidsche raad is echter van andere ge dachten, doch wij willen die juridische kwestie thans niet met haar behandelen. Wij wenschen haar alleen in het geheugen terug te roepen wat een uitstekend leidsch burger Pieter de la Court twee eeuwen geleden over het wel varen van de stad met betrekking tot de aca demie geschreven heeft, en hoe hij aantoont dat de stad alles doen moet om het verblijf der studenten er onkostbaar, uitlokkelijk en aange naam te maken. Reeds hij, de beroemde staathuishoudkundige, schreef, en dat nog wel op een tijd dat Leiden door de ^industrie haar hoogste toppunt bereikt had, dat de stad toch zonder academie niet bestaan kan," en dat //men altijd moet indagtig zijn dat alles bestaat in te maken dat veele studenten hier willen wooneD," weshalve men tot onse stad moet trekken een groot getal van leergierige jongelingen, die zich hier voor een tijd komen nedersetten, en ondertusschen hun goederen van buijten krijgende, deselve alhier tot het welvaren deser steede verteeren." Want schrijft hij verder men moet wel con- 8idereren, dat alles van de studenten, en zij van niemand dependeren, sulcks men nooit an dere moet favoriseeren tegens het voordeel ofte inclinatie der studenten. Ende hoe groot het middel van door eeD Academie te subsisteeren voor een stad is, kan door een ieder worden geoordeelt, zulks een ieder zeer klaarlijk be hoorde te sien hoe noodwendig men de studen ten meer als eenige andere behoorde gunstig te zijn." Ook hij verhief reeds zijne stem tegen de duurte dier tijden, toen hij schreef, voorwaar alle studenten klagen met regt over Leyden, dat het daar al te dier is, want groote imposten moeten zij geeven om te leeren," en hij waar schuwde er voor dat daardoor veele studenten al te ligtelijk onse Academie voorbijgaan en na andere Academiën verloopen, waardoor wij ons selven ondertusschen ruineeren, maar 't welk een regtvaerdige straffe voor eyge sonden is. Maar //quidquid delirant Reges plec- tuntur Achivi." Wij gelooven dat deze woorden voor den te - genwoordigen tijd nog niets van hare kracht verloren hebben, en nog ten volle op Leiden toepasselijk zijn, weshalve men een en ander in een tijd als thans, waarin zoo velerlei gele genheid bestaat om wetenschap op te doen, wel in aandachtige overweging mag nemen. Nog zijn de woorden van De la Court waar //dat het beter is ten hal ven gekeert als heel gedwaalt. Maar dat indien men voortgaat op deese nieuwe en quade fondamenten te bouwen, 't niet vremd is dat onse Academie te gronde gaat, nademaal men ter contrarie der studenten intrest ende voordeel allesints had behoren te vermeerderen." Wij gelooven niet dat men, dit overwegende, handelingen als waarvan wij in het begin spra ken, kan goedkeuren, en dat zoo iets de wil van leidens burgerij kan zijn, weshalve ook wij met den wensch van De la Court eindigen dat de Goede God geeve dat onze Regeerders in tijd opwakende, zich hetselve niet beklagen, als het te laat zal weesen." J. H. L. v. d. SCHAAFF.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1868 | | pagina 3