N°. 2574.
Vrijdag
3 Juli.
LEIDSCH
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leiden, per 3 maandenf 3.00.
Franco per post3.85.
Afzonderlijke Nommers0.10.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTENTIEN.
Van 1-6 regels 0.75; iedere regel meerY0.42*.
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten van
1-4 regels ƒ0.90; iedere regel meer„0.45,
Lelden S Juli.
Voor de herstemming op morgen, Vrijdag, tus-
schen de heeren Dr. G. W. A. Plaat en
P. L. Tichler blijven wij op de bekende gron
den aaubevelen
Dr. G. W. A. PLAAT.
Aan hen, die een ijverig raadslid, volkomen
bekend met de belangen onzer stad, verlangen,
en die in de plaats van den hoogleeraar J.
Van der Hoeven iemand willen kiezen, die als
deskundige kan adviseeren omtrent de vele
belangrijke vragen omtrent de bevordering der
algemeene gezondheid, bevelen wij onzen candi-
daat ten sterkste aan.
Wij noodigen allen, die hunne stemmen op
hetn willen uitbrengen, uit, om trouw ter stem
bus op te komen. Laat een ieder het bedenken,
dat van éene stem meer of minder dikwijls de
uitslag eener verkiezing afhangt!
Gelijk uit het Kamerverslag van eergisteren
gebleken is, is artikel 1 van het ontwerp tot
bekrachtiging eener overeenkomst met do Maat
schappij tot Exploitatie der Staats
spoorwegen met 36 tegen 26 stemmen ver
worpen.
De groote vraag, waarop het bij deze discussie
aankwam, was deze: wanneer de bruto op
brengst per mijl 8000 zou bedragen? Terwijl
volgens de wijzigingen in het contract de staat
minder voordeel zou hebben, wanneer de bruto
opbrengst beneden 7500 bleef, zou de maat
schappij meer van deze opbrengst moeten af
staan, wanneer zij ƒ8000 of meer bedroeg. De
heer Godefroi betoogde dat dit voordeel, volgens
waarschijnlijke berekeningen, niet in eene verre
toekomst te zoeken was, maar reeds na 12%
jaar zou genoten worden. Hij gaf daarbij een
staat van de bruto opbrengt per kilometer van
de spoorwegen op het vasteland van Europa
in 1865, opgemaakt volgens den bekenden spoor
wegstatisticus Haucbecorne. Uit dien staat
blijkt, dat van 156 spoorwegen 55 of 1/3 minder
dan ƒ8000, en 101 oY 2/3 meer dan ƒ8000 op
brachten. Van de 44.609 kilometers brachten
9923 of 1/4 minder dan ƒ8000, en 34.686 kilo
meters of 3/4 meer dan 8000 op. Voorts wees
deze spreker op het verschijnsel, bij exploitatie
van spoorwegen waargenomen, dat in den regel
de opbrengst jaarlijks 6 percent stijgt: dit ver
schijnsel bad zich ook bij de staatsspoorwegen
voorgedaan. In 1864 was de opbrengst per mijl
geweest ƒ3092; in 1865 ƒ3617; in 1S66 3777,
en in 1S67 3976.
De beer Van Kerkwijk voegde zich bij dezen
spreker en voegde nog bij deze statistiek eene
opgave van de opbrengst der Hollandsche Spoor
weg-Maatschappij, die eerst ƒ8000, in 1858
ƒ14,000 en in 1865 ƒ18,900 per mijl geweest was.
De heeren Rochussen en Storm van 's Gra-
vesande verdedigden eveneens de voordracht, de
laatste op grond dat de maatschappij slechts door
deze regeling kon geholpen worden, of door een
voorschot, en hiertoe meende hij niet, dat de
tegenwoordige regeering zou overgaan.
Ook de minister van binnenlandache zaken
verdedigde het ontwerphij vertrouwde, dat na
12 of 14 jaren het verlies, dat in de eerste
jaren geleden zal worden, aan den staat ver
goed zal worden. En het was de vraag, of, wan
neer deze voordracht niet aangenomen werd, de
staat zich niet nog grootere offers zou moeten
getroosten. Aan het overdragen van de concessie
aan eene nieuwe maatschappij geloofde hij dat
niet te denken viel, en aan het geven van een
voorschot door de regeering waren groote be
zwaren verbonden. Welke som voor het oogen-
blik vereischt werd, was ook geenszins met zeker
heid te zeggen. Hoewel hij de voordeelen der
voordracht alzoo in het licht stelde, verklaarde
hij dat de regeering haar onzijdig standpunt in
dezen niet wenschte te verlaten.
De minister van financiën wees op de moei
lijke verhouding van de tegenwoordige regee
ring tegenover dit wetsontwerp, en hoewel de
aanneming niet ontradende, zou hij toch gaarne
wenschen, dat er eene andere overeenkomst met de
maatschappij werd aangegaan, en dat de opof
fering van den staat niet grooter werd, dan
tot hiertoe het geval was.
Andere leden meenden echter, dat het geven
van een voorschot het beste middel zou zijn om
de maatschappij te helpenzij vertrouwden
zoo o. a. de HH. De Bruyn Kops en Fokker
dat de regeering wel geneigd zou zijn een der
gelijk voorstel aan de Kamer te doen, wanneer zij
op eenige ondersteuning bij haar kon rekenen.
De heer Van Wassenaer Catwyck, de voordracht
bestrijdende, verklaarde, dat bij alleszins gereed
was om het bestaan der tegenwoordige maat
schappij te verzekeren, en verlangde dat de
regeering in nadere onderhandelingen [met de
maatschappij zou treden.
De heer Thorbecke eindelijk erkende dat de
overeenkomst niet in allen deele was wat hij
verlangde, maar uit de verwerping er van vreesde
hij nog grootere nadeelen. Hij trad verder in
eene berekening omtrent het voordeel van den
staat; door eene speciale bepaling omtrent de
opbrengst van de koopmansgoederen, die in ge-
heele treinen tegen minder dan 2 cents voor
1000 kilo per mijl worden vervoerd, meende hij,
dat, wanneer bij eene bruto ontvangst van
ƒ6000, het goederenvervoer 10 pCt. bereikte,
de winst van den staat reeds begint bij eene
bruto opbrengst van ƒ6500 per mijl.
De minister van financiën en andere leden
meenden echter, dat deze berekening uitging
van eene verkeerde explicatie van art. 53 der
concessie, terwijl buitendien de begrooting van
10 pCt. veel te hoog was.
Toen art. 1 verworpen was, verklaarde de minis
ter van financiën, daartoe door den Koning
gemachtigd, het wetsontwerp in te trekken.
In de nieuwe Rott. Courant van heden be
vestigt de heer G. L. Baud, hetgeen reeds al
gemeen vermoed werd, dat werkelijk in een stuk
van hem afkomstig het woordje voor in door
veranderd is, en men hem iets heeft doen zeg
gen, wat juist het omgekeerde is van dat wat
hij meende. De heer Baud erkent echter zelf,
dat het woordje door bij de geheele redenee
ring geheel misplaatst is, en geen zin vormt.
Het citaat aan eene memorie ontleend, die
de heer Baud, als directeur der cultures, den
gouverneur-generaal Merkus, na eene reis op
Java in 1842, had aangeboden, was in het boek
van Yan Deventer over het L a n d e 1 ij k
stelsel overgenomen, en de heer Piers on
had in zijne 5de lezing enkele woorden daaruit
overgenomeu, om den invloed dien het cultuur
stelsel op de volksvoeding had gehad aan te
toonen. Door de valsche lezing van het citaat
uit de memorie zou de heer Baud gezegd heb
ben, dat in den aanvang die invloed allernoodlot'
tigst geweest was: hij had echter van den toestand
van Java voor de invoering van het cultuurstelsel
gesproken. Uit het citaat bij Yan Deventer ziet
men duidelijk, en ook de heer Pierson zegt dadelijk
daarop -j- daardoor verliest, naar ons inzien,
de verdachtmaking van de liberale partij al haar
gewicht dat de heer Baud van oordeel was, dat
die treurige toestand op het oogenblik dat hij
schreef reeds tot het verledene behoorde. De opi
nie, ten onrechte aan den heer Baud toegekend,
was dus een oordeel over een afgesloten tijdvak,
en aan vervalsching van de zijde van hen
die het cultuurstelsel bestrijden, kon dus niet
gedacht worden. Het citaat, gelijk het in het
boek van Yan Deventer stond, vormde door de ver
andering van de eene letter geen zin, en de
heer Pierson, die niet het geheele citaat gaf,
voegde er bij, dat de heer Baud in 1842 reeds,
niet meer zulk een nadeeligen invloed aan het
cultuurstelsel toeschreef. Een oordeel van den
heer Baud over de tegenwoordige werking van
het cultuurstelsel, wat toch juist de vraag is,
heeft niemand aan die zoogenaamde verval
sching ontleend.
Ten slotte moet men bedenken dat de heer
Pierson, naast dit oordeel van den heer Baud,
nog andere citaten gevoegd heeft, en dat o. a. de
heer Rochussen in 1847 aan het cultuurstelsel
toeschreef, dat de hoeveelheid graan, die over
eene gegevene oppervlakte werd ingeoogst, in den
laatsten tijd aanzienlijk minder was geworden,
Deze erkende aldus den schadelijken invloed van
het cultuurstelsel op de volksvoeding.
BINNENLAND.
LEIDEN, 2 Juli.
De ministers van binnenlandsche zaken en
van financiën zijn gisteren-ochtend vroegtijdig
uit de residentie vertrokken ter bijwoning van
de opening vau den spoorweg van Be r gen-
op-Zo om naar Goes. Ook onderscheidene
leden van de Tweede Kamer zijn derwaarts
vertrokken.-
In de zitting van den gemeenteraad te
Schiedam van Dinsdag-avond is met alge
meene stemmen aangenomen het voorstel van
de gascommissie tot vermindering van den prijs
van het gas op 12 cents per kub. el met 1 Juli
e. k. (zijnde twee centen lager dan tot dusverre)
Aangaande de werken der Amsterdamscke