s N°. 2487. Donderdag A". 1868. 19 ïVlaart. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden, per 3 maandenf 3.00. Franco per post3.85. Afzonderlijke Nommersn 0.10. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVERTENTIEN. Van 1-6 regels/0.75; iedere regel meerƒ0.12* Geboorte-, huwelijks- en doodberichten van 1-4 regels 0.90; iedere regel meern 0.15. T8Q De commissie, jl. Zaterdag door de Tweede Kamer benoemd om de diplomatieke bescheiden Jetreffende de Limburg-Luxemburgsche aange- jenheden te onderzoeken, heeft gisteren, gelijk ij reeds in ons vorig noinmer vermeldden, rap- [port uitgebracht. De conclusie der commissie is, dat de Kamer ze voor kennisgeving zal aanne men. Een oordeel over het beleid der buiten- landsche betrekkingen, gelijk ten onrechte in ods bericht stond, heeft de commissie niet uit gesproken. Alleen de stukken uit het Oranje- beschouwt zij in verband tot 4 punten De handelingen der regeering ten aanzien het vrij geworden Limburg, nadat de be trekkingen van dat gewest tot den Duitschen - ond door diens oplossing waren vervallen. II. De houding, welke aanvankelijk door haar ten aanzien van Luxemburg is aangenomen. III. Haar aanbod tot bemiddeling bij onder indelingen over den toestand van dit groot- rtogdom. IY. De deelneming van Nederland aan de Londensche conferentie en aan den waarborg der neutraliteit van Luxemburg bij het tractaat n 11 Mei 1867. Wij hebben de stukken wegens hunnen omvang it in ons blad kunnen vermeldendit verbiedt ook om het rapport hier mede te deelen. Uit het rapport blijkt echter duidelijk, dat de tommissie niet oordeelt dat de handelwijze der egeering in allen deele door de stukken ge- echtvaardigd wordt. Omtrent het eerste punt merkt de commissie a. op, dat in de redevoeringen, op den Noord- Duitschen rijksdag in Maart 1867 gehouden, en daarop gevolgde aanneming der voorgestelde •inschrijving van het bondsterritoir het begin- el der vrijheid veel stelliger was erkend dan verklaring van den graaf Yon Bismarck lie op 4 April door graaf Yan Zuylen per te- egram is uitgelokt en den volgenden dag, in ntwoord op eene interpellatie van den heer Thor pe, aan de Kamer is medegedeeld. Over de instructie voor den gevolmachtigde bp Nederlanden ter Londensche conferentie rordt gezegd, dat de zorg, om Limburg voortaan Pij van alle betrekking tot Luxemburg, als een •end deel van het Kon. der Ned. be bouwd en erkend te zien, rust op de onder- telling, dat Limburg door het tractaat van 19 |ril 1839 an den Duitschen Bondis gehecht is echter geschied door eene verklaring van eD Kon. der Ned. van 6 Augustus 1839 en °or de aanneming daarvan vanwege debonds- f8rgadering op 5 Sept. 1839. Deze overeenkomst was door de ontbinding den Duitschen Bond van zelf vervallen." Vat de regeering bewoog in de Luxemburg- sche zaak te treden wordt, volgens de commis sie, uit de overgelegde bescheiden niet geheel verklaard. Terwijl door den graaf Yan Zuylen op 5 April 1867 in de Kamer verzekerd werd, dat hem van officieele onderhandelingen en schriftelijke wisseling van stukken over de Luxemburgsche zaken niets hoegenaamd be kend was, worden door de commissie verschei dene dépêches aangehaald, waarbij van het te gendeel blijkt. De Nederlandsche regeering bleef, verzekert de minister van buitenlandsche zaken, aan de onderhandelingen omtrent Luxemburg geheel vreemd tot in de maand Maart 1867. Intusschen kreeg de Fransche gezant te 's-Hage in last om met de Ned. regeering te onderhandelen ter voorkoming van de moeilijkheden die deze vreesde. Over deze onderhandeling wordt in de overgelegde stukken geen verder licht ver spreid. Eene circulaire van graaf Yan Zuylen aan de gezantschappen, van 25 Juni 1867, bevestigt dat Frankrijk zich niet alleen met de onder handelingen te Berlijn over den afstand van Luxemburg belastte, maar tevens op zich nam om alle moeilijkheden tusschen Pruisen en Ne derland uit den weg te ruimen. Het aanbod van de Ned. regeering tot be middeling tusschen Frankrijk en Pruisen ge schiedde, blijkens de dépêche van graaf Yan Zuylen aan graaf Yan By landt, alleen voor het geval dat de koning van Pruisen vpn mee ning was dat bij de regeling der Luxemburg sche aangelegenheden min of meer de verantwoor delijkheid van de Nederlandsche regeering be trokken is. //Daarbij komt de nieuwe en met het oog op de met Frankrijk gevoerde onder handeling geheel onverwachte verklaring, dat de regeering haar middelaarschap aan deze mo gendheid dacht aan te bieden". Over de Londensche conferentie geeft de com missie het volgende, uit de verschillende boeken opgemaakte overzicht //Toen de spanning tusschen Pruisen en Frank rijk na de eerste dagen van April 1867 gedurig toenam, is het eerste voorstel tot vereffening, dat reeds aanstonds den grondslag bevatte, waarop later het Londensche verdrag gesloten werd, door de regeering van Oostenrijk gedaan in de dépêches van baron Von Beust aan prins Yon Metternich, van 8 April 1867. (Roode boek, blz. 23/34). De brief, welken baron Yon Beust op denzelfden dag, 8 April, aan den Oos- tenrijkschen gezant te 's-Gravenhage schreef, en die thans door de regeering is overgelegd, bespreekt deze hoofdvraag niet. Hij bevat slechts een beleefden wensch, dat Nederland in vrede moge blijven met zijne machtige naburen. Het denkbeeld van den heer Yon Beust, om door een //Europaischer Yertrag" de gerezen moeilijkheden uit den weg te ruimen (Roode boek, bladz. 35) won spoedig veld. De vroeger door vreemde regeoringen openbaar gemaakte stukken leveren daarvan het bewijsde nu over gelegde bescheiden laten deze zaak in het mid den. Op de daartoe van elders ontvangen aan leiding verzocht de Kon. der Ned. vervolgens, blijkens een telegram van den graaf Yan Zuy len aan onze gezantschappen van 30 April 1867, bladz. 31, als groothertog van Luxemburg, aan Engeland om eene conferentie bijeen te roepen. Op verlangen van Engeland en de overige mo gendheden besloot hij vervolgens, in de ge noemde hoedanigheid zelf de uitnoodiging te doen. Nederland ontving, als eene der contrac- teerende partijen van het tractaat van 19 April 1839, mede eene uitnoodiging, om de confe rentie bij te wonen. De hoofdzaak waarom de conferentie bijeen moest komen, de onzijdigverklaring van Luxem burg, was reeds lang te voren omschreven en als grondslag der onderhandeling aangenomen. Blijkens de dépêches van baron Yon Beust aan graaf Apponys van 3 Mei 1867, was men te vens overeengekomen, dat de onzijdigheid van het groothertogdom zoude worden, zoo als lord Stanley het uitdrukte//garantie par toutes les grandes puissances de TEurope." Over do vraag, of deze waarborg onder de groote mogendheden ook van Nederland kon worden gevorderd, schijnt in het geheel niet gedacht te zijn. De Pruisische gezant stelde daarop in de eerste zitting der conferentie voor, om het En- gelsche ontwerp eener verbintenis tot eerbie diging der neutraliteit van Luxemburg in eene //garantie collective des puissances signataires du traité" te veranderen. De Nederlandsche gezant baron Bentinck verklaarde met de ge volmachtigden van Oostenrijk, Rusland en Frankrijk //que les puissances ont acceptó comme base de négociation la neutralité de Luxembourg sous une garantie collective." In eene missive van den 7den Mei 1867, bericht hij aan graaf Yan Zuylen, dat lord Stanley zich tijd van beraad had voorbehouden, alvorens namens Engeland zijn gevoelen over deze //garantie collective", die volgens onzen gezant eene* //pomme de discorde ontre l'Angle- terre et la Prusse" dreigde te worden, uit te spreken. Baron Bentinck achtte zich blijkens deze missive kennelijk gemachtigd, om voor Nederland daarin toe te stemmen. En uit geen enkel der overgelegde stukken blijkt het dat deze toestemming van de zijde onzer re geering eenige bedenking heeft ontmoet."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1868 | | pagina 1