wm
HH. HUISSCHILDERS.
hals dragen wij ook niet het blauwzijden
koord, dat hier alleen als teeken voor de geloo-
rigen geldt." Ten slotte vermeldt de schrijver
nog dat hij een Abessinische legerafdeeling
ontmoet had, die opgetrokkén was om eenige
oproerlingen te straffen, welke weigerden de
schatting aan prins Rassa van Tigré te betalen.
In het geheel had dit leger, uit ongeveer 1000
man bestaande, 15 gewerenzij schoten met
rondgeslagen stukjes ijzer of net steenen. De
meeste soldaten waren met kromme zwaarden,
speren met breede eu lange punten, en met
ronde schilden gewapend dikwijls dragen kleine
jongens den krijgsman het schild en de speer
achternazoodat, zegt de schr., men onwille
keurig aan de middeleeuwen met pages en schild
knapen herinnerd wordt.
RECHT3Z A KEN.
In de correctioneele zitting der Rechtbank
te Leiden van Vrijdag 13 Maart 1S6S zijn ver
oordeeld
J. B. te 's-Hage, wegens oplichting, tot eene
cellulaire gevangenisstraf van zes maanden en
eene geldb. van '25 of subsid. 1 dag gev.
J v. 13. te Amsterdam, wegens bedelarij, tot
eene gev. van 6 d. T. W. te Woerden, we
gens bedelarij, tot eene gev. van 6 d.
GEMENGDE BERICHTEN.
Aan het Bataviaaseh Handelsblad van 29
Januari ontleenen wij het volgende
Bij onverwacht en dreigend gevaar, wanneer
de moedigste Europeaan, wel eens een oogen-
blik door plotselingen schrik bevangen, eene wijle
aarzelt dat gevaar met de gewone on verschrok -
kenheid onder de oogen te zien, verliezen som
mige inlanders* nogtans hunne tegenwoordig
heid van geest niet. Daarvan gaf dezer dagen
o. a. Pa Karminah, bewoner der dessa Talak,
district Gondanglegie, afdeeling Malang, weder
een treffend voorbeeld.
Den Ssten dezer was hij met twee zijner ken
nissen dierzelfde dessa naar het zuider zeestrand
getogen tot het opzoeken van schildpad-eieren, en
vernachtten zij Donderdag's-avonds den 9den de
zer te Wonogoro, omstreeks een paal beoosten
Trigontjo, te midden van het woud. met die on
verschillige zorgeloosheid, welke het geloof aan
een onverbiddelijk noodlot als van zelf mede
brengt.
Het zal ongeveer tien uren in den avond ge
weest zijn, toen Pa Karminah ontwaakte uit
den diepen slaap waarin hij, vermoeid door den
langen marsch, verzonken lag. In den beginne
dacht hij aan een benauwden droom, waarin
hij het brullen van een tijger en het gillen van
bet slachtoffer had gehoord. Nauwelijks echter
bad hij den tijd zich de oogen uit te wrijven,
of een zacht gekerm trof zijn oor, onmiddellijk
gevolgd door het gebrom van een ondier en bet
ritselen en kraken van het struikgewas. Twee
glinsterende vuurvonken wezen hem de plaats
waar zijn makker, Pa Senen, met een tijger wor
stelde, die hem bij schouder en nek had vast
gegrepen en zoo bosehwaarts trachtte te sleepen.
Zijn boeding (een soort van Javaansch mes, waar
mede de dessabewoner zich altijd wapent, als
l bij bosehwaarts gaat) te trekken en zijn makker
te hulp te ijlen was het werk van een oogen-
blik.
Met op elkander geklemde tanden, en van
verontwaardiging fonkelende oogen, terwijl het
lange hoofdhaar verwilderd hem langs de slapen
hing, vloog Pa Karminah op den tijger toe, en
hieuw het ondier met het scherpsnijdend mes
een paar malen in den nek, zoodat de kracht
ontzonk aan den gespierden klauw, het monster
zijn prooi losliet en schijnbaar dood ter neder
viel.
Toen de stoutmoedige inlander den tijger den
strot wilde afsnijden, sloeg deze stervende met
zijne vreeselijke nagels naar den vermetele, doch
bracht hem slechts krabwonden toe.
De zwaar toegetakelde Pa Senen, die almede
een diepe wond heeft aan het been, waar de
klauw van het ondier hem het eerste trof, zal
nogtans in het leven behouden blijven, dank
zij de onverschrokkenheid van zijn makker, on
der wiens bruine huid een edel stoutmoedig hart
klopt dat hem aandreef den makker in levens
gevaar niet in den steek te laten. SoerCt.)
Het blad voegt er bij Zoo'n man verdient
een gouden medaille van staatswege te ontvangen.
OFFICIE ELK BERICHTEN.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS
van LEYDEN doen te weten, dat de Gemeente
raad, ingevolge art. 265 der wet van 29 Junij
1851 Staatsblad n°. 85), in zijne vergadering
van heden, het tweede suppletoir kohier van
de plaatselijke directe belasting voor het jaar
1867 heeft vastgesteld en dat kohier alsnog ter
secretarie dezer gemeente, gedurende acht da
gen, voor een ieder ter lezing is nedergelegd,
terwijl binnen dien tijd elke op dat kohier aan
geslagene, krachtens de 5e zinsnede van boven
genoemd wets-artikel, zijne bezwaren tegen den
aanslag, bij verzoekschrift op ongeztgeld papier,
bij Gedeputeerde Staten dezer provincie kan in
brengen.
Leyden, 12 Maart 1868.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS
van LEYDEN, gezien het adres van David
Macutel Speyek, vieeselihouwer, wonende al
hier, waarbij hij verzoekt, het voor- en achter
huis van het perceel op de Mare, Wijk VI, n°.
1213, tot //slagterij" te mogen inrigten en be
zigen
Gelet op het Koninklijk besluit van 31 Ja
nuary 1824, rakende vergunning ter oprigting
van sommige fabrieken en trafieken alsmede op
de Algemeene Policieverordening, vastgesteld
24 October 1867;
Doen te weten, clat tot het hooren der eige
naars en bewoners van de naastbijgelegene en
belendende panden, ten opzigte der informatiën
//de commodo et incommodo," door Burgemeester
en Wethouders zal worden gevaceerd op het
Raadhuis, dezer Gemeente, op Maandag den
16den Maart aanst., 's Yoormiddags te elf uren;
zullende de belanghebbenden verpligt zijn,
hunne bezwaren tegen dat verzoek op dien
tijd in te brengen, terwijl, bij verzuim daarvan,
zij gehouden zullen worden zich tegen de inwil
liging niet te hebben verzet
Leyden, 12 Maart 1868.
Tweede Kamer der Staten-Generaal.
Door de afdeelingen van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal zijn tot rapporteurs over de
ontwerpen der Indische begrooting voor 1868
benoemd de heeren Fransen van de Putte,
Van Bosse, Rochussen, W. van Goltstein en
Fokker.
AlJVERTENTIEIY
Zij, die iets te vorderen hebben van- of schul
dig zijn aan de nalatenschap van Jongvrouwe
W. S. S. DE BRUYN, gewoond hebbende en
overleden te Leyden, op de Hoogewoerd, worden
verzocht, vóór of op 20 MaarI 1868, daarvan
opgave of betaling te doen ten kantore van den
Notaris J. M. E. DERCKSEN, te Leyden, op
den Apothecarsdijk.
Te hoop
voor billijken prijs: een vol
bloed Engelsche HENGST
afstands, zeer goed gedres
seerd. Te bevragen bij den
heer STEGERHOEK, manege Leyden.
Een ervaren Rijtuig- en Wapenschilder, zich
te Parijs bekwaamd hebbende en thans geretour
neerd, zoekt eene BETREKKING in Noord
of Zuid-Holland, bij een voornamen Huis- en
Rijtuigschilder. Adres, franco, letter H., bij deu
Boekh. H. B. BREIJER te Arnhem.
Om mei I April in dienst te treden
wordt gevraagd op eene niet talrijke kostschool
voor jonge Dames eene HUISHOUDSTER,
van de P. G., tevens in staat om met de wasch
om te gaan, te verstellen, enz. Brieven franco,
onder letters A. R.aan het Instituut Bijdorp,
te Koudekerk aan den Rijn
LEIDSCHU SCHOUWBURG.
De Tooneelisten van den Rotterdamschen
Schouwburg onder directie van v OL-
LEFEN ALBREGT zullen de
eer hebben te vertoonen op
HAAN DAG I« HAART 1S6S
Blijspel in 4 Bedrijven, naar het Eransche stuk
Nos Inlimes! van Yictorin Sardon. Dit be
langrijk werk heeft op den Hollandscheu bodem
den grootsten bijval mogen genieten. De Mise
en Scène enz. enz., zijn geheel volgens de op
voering te Parijs genomen
Aanvang; ten 7 ure.
Prijzen der Plaatsen
Loges 1.60. Baignoires ƒ1.20. Parterre f 1.
Galerij ƒ0.50. Achter-Galerij 0.30.
Plaatsen zijn te bespreken op Zaturdag 14
Maart, en op den speeldagvan 10— 1 uur.
Vrij van de regten van zegel en registratie
ingevolge het Koninklijk besluit van den 6den
September 1865, N°. 52.
BURGEMEESTER en WETHO UDERS
van Alkemade,
Overwegende dat op den 9den Maart 1868,
door JACOBUS HEEMSKERK, van beroep
landbouwer, wonende te Rijpwetering, Gemeente
Alkemade, bij den Burgemeester aangifte is ge
daan dat een Paard zijnde bruine vijfjarige ruin,
door kwade droes is aaugetast,
Overwegende dat uit het rapport van den des
kundige OORNELIS ADRIANUS KUHLER,
Rijks-veearts van dienst te Woubrugge, blijkt
dat de bruine vijfjarige ruin, hierboven bedoeld,
is aangetast door de besmettelijke kwade droes,
en dat de onteigening en afmaking daarvan, ter
voorkoming van verdere uitbreiding dier ziekte,
dringend noodzakelijk is, alsmede dat ook de
onteigening en vernietiging dringend noodzake
lijk is, tot hetzelfde einde, van de navolgende
voorwerpen met genoemd paard in aanraking
geweestalstwee paarden-dekken met vingel,
een hoofdstel met bit, een ploegtuig met haam,
een emmer, en een houten eetbak
Gelet op de artt. 6972 der Wet van den
2Ssten Augustus 1851, Staatsblad N*. 125),
Hebben besloten
1°. Boven omschreven paard onmiddelijk te
onteigenen, te doen afmaken, en na in
kerving der huid met bijvoeging van eene
genoegzame hoeveelheid ongebluschte kalk,
ter behoorlijke diepte te doen begraven,
en de genoemde voorwerpen te doen ver
nietigen;
2°. Dit besluit onmiddelijk mede te deelen
aan Heeren Gedeputeerde Staten der Pro
vincie Zuid-Holland, aftekondigen binnen
de Gemeente, en te plaatsen in het Leidsch
Dagblad.
Alkemade, den llden Maart 1868.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
J. HOOLBOOM, Burgemeester
G. v. d. MEER, Wethouder, l. s.