N°. 2460. Maandag A0. 186835 A' 17 Februari. LESDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden, per 3 maandenf 3.00. Franco per post3.85. Afzonderlijke Nommers0.10. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVERTENTIEN. Van 1-6 regels ƒ0.75; iedere regel meer0.12' Geboorte-, huwelijks- en doodberichten van 1-4 regels ƒ0.90; iedere regel meer0.15. WAT NU, WAT DAN? De ministers hebben de Tweede Kamer der Staten-Generaal wederom ontbonden. Ik laat voor het oogenblik aanleiding, grond, beweeg redenen daar. Zeker is het, dat zij de Kamer tegen zich gekeerd ziende, den Koning geraden hebben een beroep op het trouwe volk te doen, een beroep waarvan de strekking geene andere kon zijn dan deze: //De meerderheid heeft ons regeeringsbeleid afgekeurd. Wij hebben alleszins gegronde reden te betwijfelen, of die meerder heid de ware uiting is van het algemeene volks bewustzijn. Deze twijfel moet op een ondubbel zinnige wijze worden opgeheven en raden wij daarom U. M. de Tweede Kamer te ontbinden, daar ons deze het regeeren onmogelijk maakt en alleen een in geheel tegenovergestelden geest samengestelde, ons de noodige kracht en het onmisbare vertrouwen schenken kan om op den ingeslagen weg voort te gaan." De Kamer wordt ontbonden, en ziet wat ge beurt Er verrijst schijnbaar eene nieuwe maar inderdaad eene zoodanige, die minstens voor de helft tegen dit ministerie gekant is en waarin zitting zullen hebben, mannen die door woorden en daden getoond hebben tegenstanders dezer regeering8-richting te zijn, wat meer is, óen der ministers die het gewaagd heeft zich voor het lid maatschap der Kamer extra ordinem candidaat te stellen, wordt geslagen in het district waarvan hij vroeger de afgevaardigde was, om zijne plaats te ruimen voor een der krachtigste oppo santen. Wat behoorde na dit alles een con stitutioneel ministerie te doen? wel, wat anders dan wederom eerbiedig Zijne Majesteit naderend, te zeggen nonze voorspellingen zijn niet bewaar heid, wij zijn in onze verwachtingen bitter te leurgesteld, men heeft ons de hoofden en de satellieten teruggezonden, die ons het regeeren onmogelijk maakten, met nog eenige andere niet te versmaden vijanden er bij. Wij genie ten alzoo blijkbaar noch het volle vertrouwen der natie noch dat der vertegenwoordiging en kunnen derhalve niet anders dan onze porte feuilles ter Uwer Majesteits beschikking te stellen." "Voorzeker toch is de naïeviteit te groot, te gelooven, dat de tweemaal wegge jaagde leden de ministers met een liefelijken welkomsgroet aan het hart zullen drukken om op hunne wegen mee te wandelen. Of is de graaf Van Zuylen als Ontbinder beter diplo maat dan te voren? Of de graaf Schimmelpen- nink nu plotseling geworden een beleidvol finan cier; of de Tielsche voormalige burgemeester in eene koloniale specialiteit gemetamorpho- seerd omdat hij bij de ontbinding heeft Wij «chreyeu dit nog vóór de verkiezing van den heer Heemskerk te Amsterdam. meegespeeld Welke grond dan kan er voor de Kamer zijn, om thans goed te keuren wat zij pas verworpen heeft of te berusten in han delingen eerst kort geleden door haar ondubbel zinnig gegispt? Is het niet veel waarschijnlijker, dat de terugkeerende oppositie aldus zal redenee ren Bewindslieden die ons bij de beoordeeling hunner wetsontwerpen steeds het zwaard der ont binding boven het hoofd houden, en in 15 maanden tijds twee keer de toevlucht nemen tot een noodmiddel, dat in den geest der grond wet alleen door buitengewone aanleidingen of omstandigheden wordt gewettigd, terwijl het hier gold eene afgedane zaak en de verwijde ring van slechts een minister, die den grondtoon eener vrije volksvertegenwoordiging niet scheen te kunnen vatten, Bewindslieden die alleen tot zelfbehoud en eigen-redding het gansche land in gisting en allerlei onedele hartstochten in beweging brengen, Bewindslieden die door eene onverwachte en noodelooze vermeerdering van hun aantal, daarmee speculeeren om aan te ha len en tot zich te trekken minderheden, die hen zoo weinig achten, dat zij juist om de wankel baarheid hunner inzichten van hen hopen te verkrijgen, wat van niemand anders te verkrij gen ware, Bewindslieden die steeds geslagen en ein delijk verslagen, niettemin zich den lande blij ven opdringen als ware buiten hen noch heil noch zegen voor Nederland, Bewindslieden die inconstitutioneel van zin, in het binnenland gezag boven vrijheid stellen en naar buiten veel van ons prestige hebben doen verloren gaan, Be windslieden eindelijk, waarvan sommige voor, andere tegen het openbaar onderwijs ingenomen, niet homogeen zijn omtrent een der gewichtigste, zoo niet het gewichtigste vraagpunt van den dag, zoodanige Bewindslieden kunnen, mogen door ons niet worden gesteund, non possum us." Of betoe nen soms de ministers door nederlagen wijzer ge worden, zich tot gemeen overleg of tot gematigd heid, tot verzoening zoo zeer gezind Men leze slechts het Orgaan van heden, waarin Sloet en Dul- lert gezegd worden in de Kamer te komen niet als vertegenwoordigers van het volk, maar van de leugen, van het bedrog en de misleiding hunner geestverwanten, terwijl in datzelfde op stel de radicale partij (zoo noemt het de tegen standers der tegenwoordige regeering) gezegd wordt om haar doel te bereiken, voor geen middel hoe laaghartig ook terug te dein zen. "Ware het der regeering ernst met de ver zoening der Kamer, zij behoorde minstens een desaveu te geven aan hen die zeggen of gezegd worden hare organen te zijn, een desaveu te meer noodig, naarmate van den meer innigen band die tusschen den graaf Schimmelpenninck en den heer Lion schijnt te zijn vastgeknoopt. Waar alzoo van dezen kant zoo weinig toena dering plaats grijpt, kan daar al ware zulks met vastheid van beginsels bestaanbaar een liefelijke ontvangst worden gewacht? Maar, zeggen de ministers, als wij ons te rugtrekken, wat dan Ik antwoord, dat raakt u voorloopig niet meer dan eenig ander bur ger in Nederland. Uw eerste plicht is heen te gaan, gij zijt voor het oogenblik een strui kelblok, gij hebt en gij waart formeel in uw recht, de Kamer naar huis gestuurd, het trouwe volk van Nederland waarop gij een beroep deedt, zendt haar terug, nu is het uw beurt beleef delijk afscheid te nemen, chacun son tour. Doch wat zal de Koning doen Dat zijn, Hee- ren ministers! vooreerst uw zaken niet. Zijne Majesteit zal in zijne wijsheid beslissen wat haar te doen staat. Treedt gij maar vooreerst af, de Koning zal alsdan beproeven en vermoedelijk niet zonder vrucht, of er nog andere raadslieden te vinden zijn, die bij de vertegenwoordiging meer sympathie vinden dan gij, en geen staatsman wien de formatie van een nieuw ministerie zal worden opgedragen, zal voor de Kamer verschijnen dan na zich te hebben vergewist, of hij eene be hoorlijke meerderheid zal verkrijgen, en mocht het, wat nauwelijks te verwachten of te vreezen is, blijken dat zulks vooralsnog niet mogelijk is, het zal dan aan u staan opnieuw gehoor te geven aan de roepstem van onzen beminden Yorst, om wederom het roer van den staat in handen te nemen. Doch, laat men de ministers zeggen, de Kamer is in twee gelijke helften verdeeld en hoe zal men kunnen regeeren waar de partijen zich opwegen Ik antwoord hun vooreerst met de wedervraag, hoe kunt g ij dan regeeren of verstaat g ij alleen de kunst, om zonder meerderheid door te worstelen Maar er is meer, de conservatieve mannen die u bij de begrooting van buitenlandsche zaken gesteund hebben, zijn niet allen zoo aan u vastgeklonken noch zoo zeer op u verzot, dat zij elk ander ministerie, als ware het uwe alleen het door God uitverkorene, te vuur en te zwaard zouden willen verdelgen. Immers zijn er onder, die vol strekt met u niet ingenomen (getuige de heer Keuchenius) nimmer eene begrooting afstemmen op gronden niet aan haar ontleend. Anderen heb ben u gesteund omdat zij ten onrechte geloofden dat gij genoegzame regeeringskracht bezat, om be stendigheid van richting te verschafien, anderen omdat zij meenden dat voor het onderwijs van u (die zoozeer de enkele stemmetjes te tellen hadt) alleen, wellicht wat te halen viel, alzoo tijd-en schijnvriendendie u onmiddellijk verlaten als Heemskerk aan Heemskerk, AVintgens aan AVintgens zullen getrouw blijven. Alleen deze uwe tegenwoordige bondgenooten zouden,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1868 | | pagina 1