Te Groningen werd 11. Maandagavond
eene vergadering gehouden van het aldaar be
staande departement der Maatschappij tot Nut
van den Javaan. De heer E. C. Enklaar uit
Zwolle trad als spreker op en behandelde de
fouten door de regeering in haar bestuur ge
pleegd, en de middelen om tot een beteren toe
stand te geraken. Na afloop had er eene ge-
dachtenwisseling over het gesprokene plaats,
waaraan o. a. deelnamen Prof. Tellegen en
Dr. Wynne. Ook aan niet-leden was toegang
verleend.
Uit Aver eest wordt gemeld, dat de aan
zienlijke vaste goederen van de familie des hee-
ren Van Swinderen van Kies, in die gemeente
en onder Ommen, door tusschenkomst van de
Landbouwbank te Zwolle zijn verkocht aau de
Nederlandsche Maatschappij van Grondkrediet
te Amsterdam. Deze goederen beslaan eene op
pervlakte van 817 bunders, waarvan de helft
in staat van cultuur gebracht is, en waarop 66
woonhuizen gevonden worden. Door de afwe
zigheid der eigenaren verkeerden deze goederen
als het ware in den toestand van de doode hand
en zijn er sinds lang geene ontginningen meer
begonnen. Als wij wel onderricht zijn, zoo schrijft
men, zou deze aankoop door de Maatschappij
van Grondkrediet geschied zijn met het oog op
de toenemende behoefte voor den boerenstand
om zich te kunnen vestigeD, waartoe hier ruim
schoots de gelegenheid bestaat, en wat een ware
zegen voor onze gemeente zoude zijn.
Naar men verneemt, is teOostzaan
de longziekte onder het rundvee bij een vee
houder aldaar uitgebroken.
Z. M. heeft Mr. T. Ph. baron Mackay be
noemd tot burgemeester der gemeenten Ame-
rongen en Leersum.
Z. M. heeft goedgevonden aan den lsten luit.
A. Schim van der LoefF, van het korps inge
nieurs, mineurs en sappeurs, thans op non-acti
viteit, ingevolge zyn verzoek, een eervol ontslag
uit den militairen dienst te verleenen.
Z. M. heeft als blijk van goedkeuring en
tevredenheid verleend: 1°. aan William Porrit,
kapitein der Engelsche schroefstoomboot //Leip
zig," de zilveren medaille en een loffelijk getuig
schrift; 2°. aan G. Toung, stuurman, en Th.
Buras, W. Hall en B. Crawford, matrozen,
behoorende tot de bemanning van genoemd
stoomschip, ieder eene gratificatie van vieren
twintig gulden en een loffelijk getuigschrift
wégens het redden der bemanning van het op
den 4den December 1867 bij Doggersbank ge
zonken Nederlandsche vischbunhoekschip Ha
ring visscherij," van Vlaardingen.
De Thermometer van Fahrenheit teekeude alhier
Woensdag des namiddags te 5 uren 41°, Wind:N.
W., des avonds te 8 uren 40°, te 10 uren 39°.
Donderdag 's nachts te 12 uren 40°, te 3 uren 40°,
's morgens te 5 uren 39°, te 8 uren 36°, 's namid
dags te 12 uren 45°, Z. W., te 4 uren 42°.
In den B r ie f aan een en kieze r geeft Mr.
L. W. C. Keuchenius de redenen op waarom
hij voor het hem aangeboden mandaat te Arn
hem heeft meenen te moeten bedanken. Na
eerst zijne handelwijze en die van de regee
ring in de laatste IS maanden geschetst, en zich
tegen de vele beschuldigingen tegen hem inge
bracht verdedigd te hebben, resumeert hij in
den brief aan den ArnhemscLen kiezer aldus
zijn besluit:
//Doordrongen van het innig verband tusschen
koloniale en schoolquaestie, zooals beiden zich
aan mij voordeden, heb ik de betrekking van
lid der Kamer, ongezocht mij door het hoofd
kiesdistrict Arnhem aangeboden, hoewel voor
mijne krachten te zwaar, aanvaard. Hadde ik
mij onder conservatieven of liberalen gerang
schikt, ik zoude het moeilijke ambt van volksverte
genwoordiger niet op mij hebben durven nemen,
overtuigd dat voor mij honderd anderen en be
teren te vinden waren. Als anti-revolutionair,
als vriend van den edelen Groen van Priuste-
rer, tot hiertoe meer bewonderd dan feitelijk
ondersteund, vreesde ik mij aan flauwhartigheid
en kleingeloovigheid schuldig te maken, indien
ik het mandaat, dat mij tot bepleiting van beide
quaestiën in de gelegenheid stelde, afwees.
Niemand weet beter dan ik, hoe gebrekkig
ik mij van mijne taak gekweten heb, en in hoe
veel ik ben te kort geschoten
//Men verwijt mij vooral gebrek aan Christe
lijke liefde. Yerre van mij, ook niet te dier
zake mij te verootmoedigen. Men vergete even
wel niet, dat in onze dagen van flauwheid en
zoetsappigheid, onder den schijn van de liefde
na te jagen, dikwijls de waarheid verbloemd of
verzwegen wordt, en dat niet alleen de perso
nen der ministers, maar ook de volken van
Nederland en Indiê recht hebben den eisch van
Christelijk liefdebetoon te doen gelden.
Toen Jesaja gezonden werd, om het oordeel
der verharding, waardoor het ziende niet zien
en hoorende niet hooren zoude, aan Israël aan
te kondigen, werden zijne lippen door eenen
Seraf met eene vurige kool aangeroerd.
Ik ben minder dan iemand anders; maar het
zoude toch kunnen zijn, dat mijne taal zoo
scherp heeft moeten klinken, scherper misschien,
dan ik zelf bedoeld heb, om Nederland uit zijnen
langen en vasten slaap te doen ontwaken, ter
behoudenis van alles, wat het liefheeft en wat
tot hiertoe de stof van zijn roemen en danken
heeft uitgemaakt.
\Yat daarvan ook zij, ik meen bij deze tweede
ontbinding der Kamer mijne taak als afgedaan
te mogen beschouwen. Die strijd juist tusschen
het uitspreken der waarheid en het betrachten
van Christelijke liefde valt mij onder dit minis
terie te zwaar. Het stille tegenwerken van
mijne geestverwanten, zonder dat zij zich ver
waardigen mij openlijk te weerspreken en mij
van dwaling te overtuigen, is mij op den duur
te pijnlijk en vernietigt den invloed, dien ik
anders zou hebben kunnen uitoefenen. Bij het
ongekrenkte vertrouwen des konings, hetwelk
de ministers zoo op den voorgrond gesteld heb
ben, doet mijn eerbied voor den koning en zijne
dynastie mij voor oppositie, waarvan ik nogtans
moeilijk mij zoude kunnen onthouden, beducht
zijn. Eindelijk is de verklaring van den minis
ter van buitenlandsche zaken, dat niemand meer
aan de zaak van het onderwijs geschaad heeft
dan ik, op zich zelve eene afdoende reden om
mij van alle candidatuur te doen afzien. Niet
omdat ik de juistheid van die bewering be
aam
In een naschrift doet schr. zich de vraag of
soms de benoeming van twee ministers van
eeredienst niet meer kans geeft, dat de onder-
wijs-quaestie spoedig zal behandeld worden. De
gelijktijdige optreding echter van Wintgens, en
//de eerbied" door dit ministerie betoond////voor
het heilzame, ja naar den geest der grondwet
onmisbare begrip van eenheid der regeering""
liet, naar schrs. meening, evenveel te hopen als
te vreezen over.
//In het belang van Indië," lezen wij verder,
//zoude ik gaarne lid der Kamer gebleven zijn."
//Yoor de meeste anti-revolutionaire vrienden
evenwel ben ik, minstens vijf jaren te vroeg, in
de Kamer opgetreden. Want waarom zoude niet
vooralsnog het christelijk geweten, bij overden
king vooral van de heerlijke zegepralen door
Christendom en beschaving, door kunst en we
tenschap in Indië behaald, zich vreedzaam ne-
derleggen bij de duurzame toepassing en ont
wikkeling van een stelsel, dat beantwoord heeft
aan zijne eenige leusgeld, spoedig geld, veel
geld!" en ook nu nog met groote gemoedelijk
heid en ernst door zoovele achtenswaardige man
nen wordt aangeprezen Eerst moet de conser
vatieve koloniale staatkunde, door den afge
vaardigde Mijer verdedigd, toen de ministers
Loudon, Uhlenbeck en Eransen van de Putte
nog het ongekrenkt vertrouwen" des konings
genoten, blijken door den gouverneur-generaal
van dien naam, gedurende zijn vijfjarig bestuur,
geheel prijs gegeven of voor geene toepassing
vatbaar te zijn. eer van mijne christen-vrienden
de erkenning kan worden te gemoot gezien, dat
hunne koloniale opvoeding van die zijde ver
kregen, niet in allen opzichte volledig was noch
met de bestaande toestanden strookte, veel
minder aan de wezenlijke belangen van Indië
en Nederland beantwoordde. Tot zoolang heeft
ook de verdediging mijnerzijds in de Kamer van
eene staatkunde, die van de vroegere staatkunde
van den heer Mijer verschilt, en niet zoovele
millioenen uit cultuur- en consignatie-stelsel be
looft, weinig nut."
Uit de aangehaalde zinsneden blijkt genoeg
zaam welke de redenen geweest zijn, die den heer
Keuchenius hebben belet om weder in de Ka
mer zitting te nemen. Opgetreden om de anti
revolutionaire partij te steunen, maar spoedig
reeds verlaten door de zijnen, door hen buiten
dien beschuldigd van zelf de grootste hinderpaal
te zijn tot bereiking harer oogmerken, heeft de
heer Keuchenius, die zich in den korten tijd
zijner parlementaire loopbaan als een der wel
sprekendste leden van de Kamer heeft doen
kennen, zijne persoonlijke wenschen voor het
belang der zaak die hij voorstaat opgeofferd.
KOLONI 15 N.
De berichten die slechts tot 1 Januari loopen
(de laatste waren van December) behelzen wei
nig nieuws. Eene onderneming tegen Banalipa
en Mandhar (westelijke kust van Celebes), waar
groote anarchie heerschte, en herhaaldelijk ge
strande schepen uitgeplunderd en vreedzame
handelaren van hunne prauwen en goederen
beroofd werden, was met voldoende succes af-
geloopen. De gouverneur van Celebes was den
lOden November met 3 schepen en twee kruis-
booten naar Banalipa vertrokken, en had, nadat
het bestuur van die plaats te vergeefs was aan
gemaand om te voldoen aan de eischen van ons
gouvernement, die plaats aan de vlammen prijs
gegeven. Op de andere plaatsen waren zulke
radicale maatregelen niet noodzakelijkde be
volking toonde zich geneigd om aan de gestelde
eischen te voldoen. Een matroos verloor bij deze
expeditie, door een vijandelijk schot, het leven
Yoorts wordt er vermeld de aankomst van den
schout-bij-nacht Andreae, benoemd kommandant
der zeemacht en chef van het departement van
marine in Nederlandsch Indië, en van den
nieuwbenoemden consul-generaal van Frankrijk
den heer Duchesne de Bellecourt.
Het Nieuw Bataviaasch Handelsblad ergert
er zich over, dat het bericht omtrent de aftre
ding van het ministerie eerst zoo laat te Ba
tavia is aangekomenaan de waarheid er van
wordt niet getwijfeld, en men vraagt reeds wat
er van den tegenwoordigen gouverneur-generaal
onder het te wachten liberale ministerie moet wor
den. Zal hij aanblijven of teruggeroepen worden,
of zelf bedanken?
Yerder wordt het volgende bericht door
dit blad medegedeeld:
Het schijnt niet van belang ontbloot, eene
korte beschrijving te geven van de wijze, waarop
een door de rechtbank van omgang te Modjo-
kerto op 3 Sept. j 1wegens het namaken van
muntspeciën, wettigen koers hebbende in Nederl.
Indië, veroordeelde daarbij te werk ging. Hij
had twee op elkander sluitende stukken hout
vervaardigd; in die stukken hout was de juiste
vorm van een Nederlandsch-Indischen gulden
diep uitgesnedende vorm werd met eene soort
van fijnen rooden steen, tot poedér gewreven,
gevuld, zoo echter dat in iederen vorm de helft
der dikte van het na te maken geldstuk open
bleef; op dat poeder werd gesmolten Javaan-