N°. 2454.
Maandag
A°. 1868
10 Februari.
PRIJS DEZER COURANT. PRIJS DER ADVERTENTIEN.
Voor Leiden, per 3 maandenƒ3.00. Deze Courant wordt dagelfeks, met uitzondering j Van 1-6 regels 0.75; iedere regel meer0.1-2'
Franco per postn 3.85. van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. j Geboorte-, huwelijks- en doodberichten van
Afzonderlijke Nommers0.10. j 1-4 regels ƒ0.90; iedere regel meer0.15.
LEIDSCH
DAGBLAD.
Leiden, 8 Februari.
De verkiezingen zijn zoo goed als afgeloopen.
Het pleit is beslist. De kiezers, daartoe beleef
delijk uitgenoodigd, hebben tusschen de aan
klagende regeering en de aangeklaagde volks
vertegenwoordiging uitspraak gedaan, en niet
ten voordeele der regeering. Het ministerie had
verklaard, dat het niet in staat was te regeeren
met eene Kamer, waarvan de meerderheid, 38
leden sterk, geen vertrouwen stelde in zijn be
leid het had daarom van de kiezers eene nieuwe,
meer ministerieele Kamer verzocht. De kiezers
antwoorden door een-en-dertig der aangeklaagden
te herkiezen, en in plaats van zes, die zij niet
herkiezen, even veel liberalen van nog minder
volgzamen aard af te vaardigen. Het ministerie
wordt verlost van de heeren Mensouides, De
Raadt, Beens enz., maar krijgt daarvoor in de
plaats de heeren Yan Bosse, Blussé, Sloet van
de Beele. Zou het met dien ruil gediend zijn
Het verjaagt den heer Geertsema uit het kleur-
looze en weifelende district Haarlem, maar om
hem in het standvastig liberale Groningen te
oestelen. Twee van de ministers hebben zich
tegenover liberale mededingers candidaat laten
stellende heer Heemskerk te Assen tegenover
den heer Thorbecke, hij bekwam geen zesde van
de stemmen, die op zijn overwinnaar zijn uit
gebracht. Nog erger: voor Arnhem zat de heer
Van Lynden van Sandenburg in de Kamer, toen
hij zitting kreeg in het Kabinet. Hij wilde dubbel
zitten: in de Kamer en in het Kabinet te gelijker
tijd. Professor Yreede verklaarde dat die wensch
alleszins betamelijk en overeenkomstig 's lands
belangen was. Desniettemin oordeelden de kie
zers dat het al te gemakkelijk was, en deden
den zittenden minister opstaan in de Kamer.
Hunne handelwijs is misschien niet hoffelijk, maar
dat zij veelbeteekenend is, valt niet te ont
kennen.
Zal het ministerie ook willen zien wat zij
beteekent? De kiezers, van wie het vonnis had
gevraagd, zenden hem, zooals de sultan bij zulke
gelegenheden aan ziju vizier pleegt te doen, de
zijden koord. Zal de ongelukkige begrijpen, wat
hem daarmee te doen staat? Zal hij zich met
gracie executeeren Of zal hij nog een nader
kevel, een straffer wenk afwachten
Wij gissen het laatste; wij bereiden ons voor
op eene nieuwe verrassing. Wij gelooven niet
jdat dit treur-blijeindend spel naar de regelen der
kunst zal afloopen. Het zou ons niet verwon
deren, indien het ministerie in de nieuwe Kamer
kwam verklarendat het vroeger wel wat over
ijld gesproken had, dat het zich nog eens heeft
bedacht, en nu, alles gewikt en gewogen, toch
wel gelooft dat er met eene Kamer als de vorige
en zelfs met een als de tegenwoordige, te re
geeren zal zijn, dat het althans eens beproeven
zal hoe het gaan wil, on vertrouwen op de
medewerking en de zoo vaak gebleken welwil
lendheid der oppositie. Het komt ons voor, dat
dit de waarschijnlijkste zoo al niet de meest
natuurlijke ontknooping is van het fraaie stuk,
dat op ons staatstooneel met zulk een uitne
mend succes gespeeld wordt. Het eenige wat
aan dezen gang van zaken in den weg staat
is het belang van het land, dat dringend
eene regeering in den geest der volksverte
genwoordiging vordert. Maar moet het be
lang van het land wijken voor het belang
van de conservatieve partij Op die vraag is
geen ander antwoord te geven dan de staande
phrase waarmee de couranten van den ouden
tijd plachten te eindigenDe tijdt salt
leeren."
BINNENLAND.
LEIDENS Februari.
Heden heeft de aftredende rector magni
ficus der hoogeschool, de hoogleeraar F. W. R.
Suringar, zijne waardigheid aan zijnen opvolger,
den hoogleeraar R. P. A. Dozy, overgedragen
met het houden eener plechtige Latijnsche rede
voering in de academische gehoorzaalde n e c e s.
situdine quae est botanicam inter et
humanam societatem ac ceteras dis-
ciplinas academicas, d. i. over de betrek
king der plantenkunde tot de maatschappelijke
belangen en tot de overige wetenschappen. In
het tweede deel zijner rede herdacht de spreker
de lotgevallen der hoogeschool gedurende het
afgeloopen academiejaar, waarbij hij eene ge
paste hulde bracht aan de nagedachtenis der
hoogleeraren J. G. S. van Breda en P. O. van
der Chijs. Bij het vermelden van den staat der
academische inrichtingen, wees de redenaar o. a.
op den bouwvalligen toestand van het academie
gebouw en herinnerde hij, hoe men nog bij den
jongsten storm zich bevreesd had gemaakt, dat
de aloude en alom beroemde senaatskamer, met
de portretten der hoogleeraren, straks wellicht
onder het puin van het instortend dak bedolven
zou worden. Toen hij daarop gewaagd© van de
ijverige pogingen, door HH. curatoren aange
wend, om de stichting van een nieuw en waar
dig academiegebouw voor te bereiden, bestemd
om bij het naderende derde eeuwfeest der hoo
geschool plechtig te worden ingewijd, gaven de
driewerf herhaalde oorverdoovende toejuichingen
zijner toehoorders luide te kenneu, hoe de wensch
naar het eindelijk tot stand komen van dat
langbeloofde gebouw door allen gedeeld wordt,
die in den bloei onzer hoogeschool belang stel
len. Tot secretaris van den academischen senaat,
voor het jaar 1868/1869, ter vervanging van
den aftredenden secretaris, den hoogleeraar L. W.
E. Rauwenhoff, is benoemd de hoogleeraar F. W.
R. Suringar.
Gedurende deze week zijn dagelijks in het
werkhuis alhier opgenomen van 174 tot 218 vol
wassen personen en van 95 tot 133 kinderen.
De nieuw benoemde directeur van het
kabinet des konings, de heer \Y. baron van
Heeckeren van Keil, die dezer dagen te 's-Hage
aangekomen en in het hotel de Oude Doelen was
afgestapt, heeft, na bij Z. M. den koning ten
gehoore te zijn ontvangen, de residentie weder
verlaten. Hij wordt echter spoedig terugverwacht
om zijne hooge betrekking te aanvaarden.
De commissaris des konings in de provin
cie Zuid-Holland heeft ter kennis van de be
langhebbenden gebracht1°. dat de uitoefening
der jachten op waterwild, opgenoemd in art. 15,
lett. d, f en h der wet van 13 Juni 1857
(Stbl. n°. 87) is gesloten op Zaterdag den 28sten
Maart a. s., 2°. dat de uitoefening van het weispel
van kwartelen met steekgaren of vliegnet is
toegelaten van 1 Mei a. s. tot en met 15 Juli
daaraanvolgende, met bepaling dat het vlieg
net in geen geval tot het terrasseeren der kwar
telen zal mogen gebruikt worden 3°. dat de
visscherij in de binnenwateren zal gesloten zijn
van 1 April a. s. tot en met 31 Mei daaraan
volgende, met uitzondering van het visscben
naar aal en paling, hetgeen ook gedurende den
gesloten vischtijd door middel van fuiken, aal-
korven, aalscharen en dobbers, mitsgaders door
peuren wordt vrijgelaten; 4°. dat het visschen
met ankerkuilen van 1 April tot en met 15
Juni a. s. is verboden; en 5°. dat de kooilieden
hunne kooieenden moeten opsluiten of opbok
ken van 30 Maart tot en met den laatsten
April en van af 15 Juli tot de opening dor
jacht op waterwild.
Te 's-Gravenhage heeft zich een comité
gevestigd tot hulp aan gekwetste en zieke krijgs
lieden in tijd van oorlog. Op eene eergisteren ge
houden vergadering van oprichters is een regle
ment vastgesteld, dat ter goedkeuring aan het
hoofd-comité zal worden aangeboden en zijn tot
leden van het bestuur verkozen de heerenDr.
J. Bosscha Jr., Dr. H. van Ca'ppelle, Dr. B.
Carsten, Jhr. J. L. C. Pornpe \an Meerder-
voort, Ds. J. Herm. de Ridder, J. van Stralen
en H. N. C. baron van Tuyll van Seroosker-
ken. Voorts werd bij acclamatie besloten het eere
voorzitterschap aan te bieden aan den heer Mr.
J. Loudon, commissaris des konings in Zuid-
Holland, en het eere-lidmaatschap van het be
stuur aan den heer Jhr. Mr. F. G. A. Gevers
Deynoot, burgemeester van 's-Gravenhage.
Terwijl overal elders bij de herstemming
meer stemmen zijn uitgebracht dan bij de 1ste
stemming, is dit alleen in het district Leiden
niet het geval geweest, waar 52 kiezers minder
opgekomen zijn: de gemeente Leiden heeft hieraan
de grootste schuldwaar het verschil 39 bedroeg.
Uit Leiden kwamen bij de herstemming 607, uit
de overige gemeenten 908 biljetten.
Te Arnhem werden 699, te Alkmaar 429, te
Haarlem 277, te Delft 225, te Almelo 110 en
te Roermond 26 stemmen meer uitgebracht dan
bij de eerste stemming.