N°. 2429.
Zaterdag
ISefeii
11 Januari.
LEIDSCH
,ts
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leiden, per 3 maandenf 3.00.
Franco per post3.85.
Afzonderlijke Nommers0.10.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTENTIEN.
Van 1-6 regels 0.75; iedere regel meer0.12*
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten van
1-4 regels 0.90; iedere regel meer0.45.
DE MINISTER-VOLKSVERTEGEN
WOORDIGER.
De zetel van volksvertegenwoordiger staat
hier te lande open voor bijna allen. Onze grond
wet heeft blijk gegeven van groot vertrouwen
in de kiezers, door de beslissing van de vraag:
wie al en wie niet geschikt zijn om als afge
vaardigden op te treden, in den regel aan hen
I zeiven over te laten. Naar het oordeel van ve
len is de grondwet hierin echter te ver gegaan
reeds in 1840 verlangden de afdeelingen van
I de Tweede Kamer, dat men den minister abso-
I Juut zoude uitsluiten van de vertegenwoordi-
i ging, en dit verlangen werd gedeeld zoowel door
de voorstellers eener grondwetsherziening in
1844, als door de staatscommissie, welke in
1848 den koning van advies diende omtrent
de veranderingen, welke toen in de grondwet
zouden gebracht worden. De toenmalige Regee
ring oordeelde echter anders, en daar de Staten-
Generaal het recht van amendement misten,
bleef er niet anders over dan te berusten in
dat oordeel.
De heer Thorbecke heeft in zijne Bijdrage
tot de herziening van de grondwet het
ter zijde stellen van de bedoelde verbodsbepaling
streng veroordeeld: //Gewis geen ambt in den
Staat" zegt hij daar //is zoomin, als dat van
minister, met de betrekking van volksafgevaar
digde vereenigbaar. Of kan de minister als zoo
danig te gelijk ontwerpen van Regeeringswege
voorstellen, en ze als vertegenwoordiger beoor-
deelen Kan hij te gelijk als volksafgevaardigde
verantwoording vragen, en haar als minister ge
ven? Neen, hij mist, ten aanzien des gou-
vernements, de vrijheid, welke de eerste eigen
schap is van den volksvertegenwoordiger; de
plaats van afgevaardigde, waarop een minister
heet te zitten, is inderdaad open; slechts eene
dwaling van het verstand kan het den eerlijken
man doen miskennen."
De heer Thorbecke heeft het niet bij woor
den gelatentoen hij op het einde van 1849
zijn eerste ministerie vormde, verklaarden al de
leden van dat ministerie, dat zij voor het lid
maatschap der Kamer niet meer in aanmerking
wilden komen. En die verklaring bleek zoozeer
in overeenstemming met het gezond verstand
der natie, dat sedert geen minister, welke zijne
politieke kleur ook zijn mocht, meer aan een
candidatuur voor de Kamer heeft gedacht. Men
meende alzoo, dat de gewoonte de onvereenig-
baarheid van beide betrekkingen eens voor altijd
deugdelijk had gevestigd en dat daarop wel nim
mer zou worden teruggekomen.
Maar men rekende niet op eene Regeering,
als thans in Nederland het bestuur van zaken
in handen heeft. Het schijnt dat deze zich tot
taak stelt om met alle erkende beginselen te
breken, en dus ook met die goede gewoonte,
achttien jaren lang onveranderd vastgehouden,
om dat tweeslachtig wezenminister-volksverte
genwoordiger, uit onze parlementen te weren.
Immers reeds aan twee ministers, die van justitie
en van Hervormden eeredienst, is bij de aanstaande
verkiezingen eene candidatuur opgedragen, en
volgens loopende geruchten zouden ook nog
andere leden van het kabinet er aan denken
om mede als volksvertegenwoordiger op te tre
den. Wij koesteren nog altijd de hoop, dat de
ministers zeiven, den ijver van onhandige vrien
den temperende, de hun toegedachte onderschei
ding zullen afwijzenmaar mocht die hoop wor
den teleurgesteld, dan verwachten wij toch, dat
het gezond verstand van de natie ons zal be
hoeden voor de wederinvoering van hetgeen
geen anderen naam verdient dan dien van
misbruik.
Eene toelichting van deze bewering kan bijna
overbodig heeten. De volksvertegenwoordiger is
geroepen controle uit te oefenen over het re-
geeringsbeleid der ministers; kan nu dezelfde
persoon te gelijk controleur en gecontroleerde
zijn? Gaat het aan, dat de minister door zijne
eigen stem het wetsontwerp redde, als de helft
van de vertegenwoordiging het onaannemelijk
acht? Men weet hoe tegenwoordig hier te lande
de partijen in de Kamer vrij wel tegen elkander
opwegen, en zeker zal die verhouding ook na de
ontbinding geen groote verandering ondergaan.
Stel nu dat de Kamer, bijv. bij het adres van ant
woord op de troonrede, hare grieven tegen het
ministerie wil ontwikkelen, maar dat, dank zij
de drie of vier stemmen door ministers-volks
vertegenwoordigers uitgebracht, eene zeer kleine
meerderheid zich voor de Regeering verklaart,
welke zedelijke kracht kan dan met mogelijk
heid door zulk eene Regeering worden uitge
oefend
Daarenboven, kunt gij u een minister denken,
die als volksvertegenwoordiger waarlijk vrij en
zelfstandig de handelingen van zijne ambtgenoo-
ten beoordeelt? Indien hij geroepen wordt mede
zijne stem uit te brengen over eenig belang
rijk amendement, door zijn ambtgenoot sterk
bestreden, zal hij dan openlijk voor zijne inge
nomenheid met dat amendement kunnen uitko
men? Zal in negen van de tien gevallen de
wensch om geen verdeeldheid te zaaien in het
kabinet, de wensch althans om de bestaande
verdeeldheid te verbergen, er niet van zelf toe
leiden, dat de minister-volksvertegenwoordiger
op het beslissend oogenblik de vergadering ver
laat en dus zijne plaats, volgens de uitdrukking
van den heer Thorbecke, werkelijk ledig laat?
Men bedenke ook dit, de volksvertegenwoor
diger kan elk oogenblik geroepen worden om
naar aanleiding van ingekomen adressen op te
treden als de verdediger van dit of dat belang
in zijn eigen district, als het door den een of
anderen regeerings-maatregel benadeeld mocht
zijn. Kan die taak met vertrouwen aan den
minister-afgevaardigde worden overgelaten Zal
hij alles zeggen wat hij zeggen moet, zonder te
onderzoeken of daardoor ook aan zijn eigen be
wind schade kan worden toegebracht? Weini
gen zeker die het gelooven zullen.
Kortom, al is de minister de kundigste en
de meest rechtschapen man die in Nederland
wordt aangetroffen hij zal altijd zijn en blijven
een slecht volksvertegenwoordiger, omdat hij
datgene mist wat geen volksvertegenwoordiger
ontberen kande vrijheid om bij zijn spreken
en stemmen enkel met zijn veratand en geweten
te rade te gaan.
Wij weten waarlijk niet wat tegen die af
doende argumenten moet worden aangevoerd.
De kiezers zegt men willen het minis
terie steunen en daarvan blijk geven. Uitmun
tend, maar is het ministerie dan zoo arm aan
vrienden, dat er buiten zijn midden niemand
te vinden is van wien men verwachten kan,
dat hij de regeerings-beginselen met warmte
zal verdedigen Ja maar zegt men verder
de kiezers willen meer doenzij willen bepaald
te kennen geven, dat zij den minister als zoo
danig in zijne betrekking wenschen gehandhaafd
te zien, en hem dus door zijne benoeming een
zedelij kon steun geven. Wat baat echter die
Bteun, als de meerderheid der Kamer andera
oordeelt, en daarenboven zijn de heeren conser
vatieven tegenwoordig dan zoo zeer vervallen
in de democratie, dat zij voor het gemeen over
leg tusschen minister en Kamer, het overleg
tusschen minister en kiezers in de plaats willen
stellen? Waarom dan nog niet een stap verder
gegaan en daarop aangedrongen, dat de begroo
tingen in vervolg van tijd door de kiezers zei
ven worden gevoteerd Heeft men er overigens
wel om gedacht dat het zoeken van steun bij
de kiezers tegenover de Kamer, ook een gevaar
kan zijn voor het ministerie; kan het steun
vinden in eene benoeming, dan zal niet-herbe-
noeming in de toekomst evenzeer een reden
van verzwakking zijn.
Eindelijk het voorbeeld van andere landen.
In Engeland zijn de ministers oök leden van
het parlement. Zeker, maar de toestand is in
Engeland een geheel andere en niet met den
onzen te vergelijken. Daar moet de mi-
nistor lid zijn om in het parlement de be
langen van de Kroon behoorlijk te kunnen
behartigen, terwijl hier de minister als zooda
nig bevoegdheid heeft ten allen tijde aan de