27 November.
N°. 2393.
Woensdag
A0. 1867.
Prijs dezer Courant.
Prijs der Advertentiën.
ISliMNENLAND.
DAGBLAD.
LEIDSCH
Voor Leiden, per 3 maanden1.95.
Franco per post 2 80.
Afzonderlijke Nommers0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uit
zondering van Zon- en Feestdagen,
uitgegeven.
Het Bijblad van de Staatscourant, waarin de algemeene
beraadslagingen over de staatsbegrooting voor 1868 zijn
opgenomen, ligt reeds sedert een paar dagen voor ons. La
ten wij voor alles dankbaar erkennen, dat Regeering en
Staten-G-eneraaal tegenwoordig allen lof verdienen voor den
spoed, waarmede de drukproeven voor het Bijblad worden
gereed gemaakt. He verklaring, dat deze of gene rede
voering //later zal worden medegedeeld", komt bijna niet
meer voor, en ontegenzeglijk is het officieel zittingsverslag
daardoor zeer in waarde toegenomen.
He algemeene beschouwingen over de begrcoting duurden
trouwens kort en waren over het algemeen niet zeer be
langrijk. Schermutselingen over het finantieel beleid en de
schoolwet-quaestie vormden den hoofdinhoud maar zoowel
het eene als het andere onderwerp werd slechts oppervlakkig
behandeld, omdat men grondige discussie daarover, en zeer
terecht, wilde uitstellen tot de wet op de middelen en het
budget van binnenlandsche zaken aan de orde zoude zijn.
Slechts twee leden, de heeren Keuchenius en Wiutgens,
kozen den algemeenen politieken toestand tot onderwerp
hunner beschouwingen. He eerste leverde eene bijtende sa
tire, waarin, ja, zeer veel voorkwam wat wij volmondig
zouden willen beamen, maar die naar onze meening toch
niet gelukkig geslaagd koude heeten. Wij betwijfelen of
het wel goed gezien is, bij elke gelegenheid weder de groote
politieke strijd van het afgeloopen jaar in het geheugen
terug te roepen; en dit te meer, omdat wij waarlijk niet
tot de periode voor de kamer-ontbinding behoeven terug
te gaan om eene tamelijke hoeveelheid grieven tegen ette
lijke ministers bijeen te brengen. He strenge maar kalme
uiteenzetting van die grieven zal, dunkt ons, meer indruk
maken op de meerderheid dan eene altijd meer of minder
eenzijdige satire, als de heer Keuchenius dezen keer leverde.
Oneindig meer voldeed ons de rede van den heer Wint-
gens. Al staat deze afgevaardigde op politiek gebied lijn
recht tegens ons over, wij erkennen gaarne, dat hij, onzen
staatkundigen toestand beschrijvende, juist de vinger heeft
gelegd op de plaats, waar de gevaarlijkste wonde schuilt.
Zijne woorden waren te behartigenswaard, om daarvan niet
enkele mede te deelen
//Meermalen heb ik van deze plaats gezegd en ik herhaal
dit thans het is alsof ons land door een zeker noodlot
wordt vervolgd. Terwijl men hier en in de koloniën alle elemen
ten aanwezig vindt voor voorspoed en ontwikkeling, ziet men
integendeel in de werkelijkheid in menige richting niets dan
mislukking, dan stilstand, dan laat ik het maar zeggen
verval.
//Kan men zeggen dat 's lands zaken voorwaarts gaan Is niet
op menig gebied het tegendeel waar te nemen? Vestigen wij
ons oog op de financiën, op de koloniën, op het rechtswezen
iu zijn geheelen omvang, op zoo menige groote onderneming
hier te lande begonnen, tot wier totstandkoming de wetgeving
ook heeft medegewerkt, is het dan, helaasniet maar al te waar
dat wij in vele opzichten stilstand, teruggang, gemis aan voor
uitgang, althans kwijning waarnemen, in plaats van bloei en
ontwikkeling? Hem, die zijn land liefheeft, moet dit met wee
moed vervullen."
Waar ligt de oorzaak? Ziehier het antwoord van den
heer Wintgens:
//Ik moet beginnen met uog eens te herhalen wat ik bij die
vroegere gelegeuheden waarop ik doelde gezegd heb, namelijk j
dat ik zeer veel van het geleden kwaad toeschrijf aan de ver
Van 1-6 regels f 0.75; iedere regel meer 0.12-
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten van
1-4 regels Ü.90; iedere regel meer O.lö.
keerde richting, aan den verkeerden toestand van de zooge
naamde partijen hier te lande. Er is hier te dien aanzien ont
staan eene fact ice gesteldheid; de politieke toestand is daar
door gedefigureerd, gedenatureerd, ja, laat ik het zeggen,
gedemoraliseerd. Er is eene schifting ontstaan die niet berust
op wezenlijk verschil van beginselen, waardoor als het ware
twee vijandige legerkampen zijn gevormd, die elkander eiken
dag in hunne organen de liefelijke epitheta van reactie en ra
dicalisme naar het hoofd werpen, waarvoor iu de werkelijkheid
geene aanleiding bestaat, en waardoor èn ministers, èn volks
vertegenwoordigers, en elk die zich met de politiek inlaat als
het ware dagelijks tegen elkander worden opgehitst en in het
harnas gejaagd. Is het vreemd dat in het gemoed van hen, die
op deze wijze telkens met de uiterste verbittering zijn bejegend
en verguisd, de sporen daarvan blijven bestaan en deze niet zoo
gemakkelijk worden uitgewischt?
//Dat nu, Mijne Heeren, acht ik op zich zelf een kwaad, daar
het verbittering strooit in de gemoederen, en waardoor valsche
politieke positiën in het leven geroepen worden. Maar daardoor
lijden niet alleen de personen, maar ook 's lands zaken, die onder
die negatieve werking op den duur te gronde moeten gaan, ter
wijl eindelijk de constitutioneele regeering, die, wanneer zij goed
loopt, het ideaal van een regeeringvorm is, in een strijdperk
ontaardt, waarin de politieke talenten des lands er slechts op
uit zijn om zich onderling te vernietigen, in plaats van ge
meenschappelijk samen te werken tot het algemeen belang, en
te streven naar het ware heil van den lande.
//Er heeft dezer dagen in datzelfde Frankrijk waarvan ik
sprak eene lijkplechtigheid plaats gehad ter eere van een vroe
ger lid der parlementaire regeering, van den heer Duchatel. Het
trof mijne aandacht, dat zich onder degenen die de laatste eer
aan den overledene bewezen, eenige van de eminentste mannen
van Frankrijk uit dat vroeger tijdperk te zamen bevonden.
Daar stonden bij dat graf de heeren Guizot, Berryer en Thiers.
Zij waren daar vereenigd om aan den ontslapene eene laatste
hulde te brengen. Mij dacht, zou er bij die gelegenheid in
hunne gemoederen niet de gedachte zijn opgegaanwanneer wij
drieën, gelijk wij hier staan bij dit graf, bezield met eene zucht
om onzen ontslapen vriend eene laatste eer te bewijzen, inder
tijd samen onze krachten hadden aangewend ten behoeve van
Frankrijk, wat zou er niet al groots en goeds kunnen zijn tot
stand gekomen voor ons vaderland? Wat al kwaad zoude er
zijn gekeerd, wanneer niet in de steriliteit van ons parlementair de
bat onze krachten zich hadden opgelost
//Mijne Heeren, het komt mij voor dat het meer dan tijd is
dat in ons land aan dergelijke toestanden een einde kome, dat
men de handen moest in een slaan om te herwinnen het ver
lorene, om te herstellen het bedorvene."
Hartelijk gaarne spreken wij over die laatste verklaring
ons amen uit, al is het ook dat onze subjectieve opvat
ting van hetgeen verloren en bedorven is weinig zal over
eenstemmen met die van den redenaar', wiens woorden wij
aanhaalden.
LEIHEN, 26 November.
Het schijnt dat de minister van binnenlandsche za
ken Z. M. den koning in overweging zal geven, den prijs
van een eenvoudig telegram voor binnenlandsch verkeer
van 50 cents op 30 cents te verlagen.
Een onbekende heeft dezer dagen aan het rijksarchief
een kostelijk geschenk toegezonden. Het bestaat in eene
groote verzameling oorspronkelijke brieven, meerendeels door
onze vlootvoogden en kapiteins aan de admiralitej^eU1
Zeeland en op de Maas gericht. Haar zijn er ^scheMeüwc^
onder van He Ruyter, de Trompen, Witte Crfrn. deWut#: -
_r A. iVt—*v.