BINNENLAND. beroofdet, hadb gij aciitbarj justitiedau niet ten miuste be- hooren zorg te dragen dat deze vrijneidsbeperking zoo kort mogelijk en alzoo het offer dat ik bracht zoj weinig mo gelijk drukkend ware geweest, en ais gij tot vergoelijking van dit een en ander u beroept op de eischen der justitie en der algemeene veiligheid, heb ik dan niet recht te zeg gen justitia suuin cuique tribuit en ik word voor een onrechtmatig verlies van naam en vrijheid volstrekt niet schadeloosgesteld, en behoort onder de algemeene veilig heid ook niet mijn eigene Moest ik ook niet beveiligd zijn geweest tegen noodelooze gestrengheid en zoovele inderdaad wreedaardige kwellingen? Maar zegt men wel licht, de priesters der justitie handelen niet onrechtvaar dig, ja er kan wel eens in vele jaren eene dwaling voor- komeu, maar zij behoort tot de zeldzaamheden en de co quod bis aut semel accidit non cavet legislator. "Wel nu de treurige en beruchte geschiedenis van den Velzer brand levert eene treffende bijdrage. Een officier van justitie, de ambtenaar, die geroepen is in gewichtige omstandigheden karakter aan beleid te paren, verliest het hoold en brengt door ijdel gebeuzel en onzinnig gezwets onnoozele men seken in den waan dat zij straffeloos een huis mogen in den brand steken. Het hot' van Noord-Holland, geroepen om over het feit recht te spreken, beslist na een rijp onder zoek dat aan geen dolus te denken is, waar men goede gronden meende te hebben om te gelooven, dat men op last of met toestemming der justitie handelde. Neen! zegt de hooge raad, dat gaat niet aan, hij die den brand stichtte stond niet onder de bevelen van den officier, hij had hem niet te gehoorzamen. l)us de doodstraf. Nu is een van beide waar, of het hof van Noord-Holland dwaalde öf de hooge raad, maar aan die dwaling van den een of den ander hangt de levensdraad van een onzer natuurge- nooten. Maar nu nog iets anders: in het voorbijgaan ziet de hooge raad, die over een ander in deze zaak betrokken persoon oordeelt, een klein wetsartikeltje over het hoofd, door een lijf en onteerende straf op te leggen waar door de wet slechts eene correctioneele bedreigd was. Ge dwaald heelt dus zeker de officier van justitie toen hij tot iets dat niet geoorloofd was aanspoorde. Ge dwaald heeft, volgens den hoogen raad, het hof van Noord-Holland, dat vrij sprak. Gedwaald heeft volgens eigen ootmoedige erkentenis de hooge raad, toen hij het Eransche in plaats van het Nederlaudsche recht toepaste. Maar als nu zoovele achtbare bekwame en eerbiedwaar dige mannen zich vergissen kunnen na bedaard onderzoek en langdurige overwegingen, moet dau niet de rechter met verdubbelde omzichtigheid handelen als hij op bloot ver moeden en niet en pleine connaissance de cause voor- loopig een medeburger van zijne vrijheid berooft? Men zie toch toe, een gelukkig toeval was oorzaak dat men die Velzer lieden oi' niet of slechts voor een zeer korten tijd preventief heeft gevangen gehouden. Stellen wij dat dit het geval niet geweest ware wat ware het gevolg ge weest voor dien dwalenden officier van justitie, die tot het misdrijf de aanleiding gaf? eene berisping van den minis ter, niets meer. Voor het dwalende hof van Noord-Holland, al keuring van zijn oordeel, voor den dwalenden hoogen raad, berouw wegens zijne ongelukkige lichtvaardigheid en voor den zedelijk onschuldigen (want dat is hij) verlies van vrijheid gedurende een en een half jaar, de bedelstaf voor vrouw en kroost. Is hieruit nu niet de leering te putten dat men niet dan uiterst spaarzaam behoort te werk te gaan met de voor- loopige gevangenis en dat deze in elk geval geen oogen- blik langer behoort te duren dan de onverbiddelijke eischen der maatschappij medebrengen. Een uur verlenging zonder gebiedende noodzakelijkheid, is een niet te verde digen inbreuk op onze natuurlijke vrijheid, een even onrecht vaardige als onredelijke kwelling die niet te sterk kan worden gegispt. Aan onze aanstaande strafwet (zoo zij ooit komen zal) zij het overgelaten ons meer krachtige waarborgen te verschaf ten, dan wij tot nog toe bezitten, aan onze rechten reeds nu voorzichtigheid aanbevolen. LEIHEN20 November. In ons nummer van gisteren is abusievelijk een be richt ingeslopen, dat ook eenige jongelingen uio het E. (J. Weeshuis ainier naar Home zouden vertrokken zijn, om bij de pauselijke zouaven dienst te nemen. Hit bericht is ongegrond. Naar wij vernemen, zal de vermaarde Vlaamsche ro manschrijver Conscience, behalve te Leiden en te Botter dam, ooh te Helft, Utrecht, Dordrecht, Behagen en mis schien ook te Arnhem eene voordracht houden. Te Helft zijn de HH. studenten voornemens hem eene ovatie te brengen. He audiëntie van den minister van binnenlandsche zaken zal op Zaterdag 23 Nov., en die van den minister van marine, op Vrijdag 22 dezer niet plaats hebben. He heer C. Baudin, buitengewoon gezant en gevol machtigd minister van den keizer der Eranschen bij het Ned. hof, benevens de secretaris van legatie bij het Spaanscbe gezantschap, de heer C. Espana, zijn dezer dagen van hunne buitenlandsche reis te 's-Hage teruggekeerd. He invoer van vee uit Nederland in Engeland is opengesteld. He provincie Zuid-Holland is daarvan echter vooralsnog uitgesloten. In de week van 1016 November 1867 hebben geene gevallen van veetyphus in het rijk plaats gehad. Als schrijver der tweede verhandeling over de werk zaamheid van E. Chr. Baur op theologisch gebied, die door directeuren van Teylers stichting en leden van Teylers godgeleerd genootschap een zilveren medaille is waardig gekeurd, heeft zich bekend gemaakt de heer S. P. Heringa, th. dr. en pred. Zuidscharwoude. Als nieuwe prijsstof voor het jaar 1868 is door het ge nootschap uitgeschreven: //Eene verhandeling, behelzende een historisch overzicht, eene genetische verklaring en eene waardeering uit het zedelijk oogpunt van de pseudepigra- phische literatuur van den voor-christelijken tijd." Vrijdag 11. werd in de eerste wintervergadering van het departement Hoesborgh der Maatschappij ter bevordering van Nijverheid verslag uitgebracht over de inrichting van bewaarplaatsen voor petroleum. He heer G. E. Moele Bergveld, die zich met het rapport belast had, vertoonde aan de vergadering drie teekeningen, uit makende het project eener petroleumbewaarplaats, die, naar men zegt, als bijzonder doelmatig en veilig de aandacht verdient van allen, die zich voor zoo iets interesseeren. Van de 75 jongelieden, die tot dienstneming bij het instructie-bataljon te Kampen waren opgeroepen, zijn Vrijdag 11. 6ü opgekomen. Alien zijn goedgekeurd en bij het bataljon ingelijfd. Z. M. heeft pens. verl. aan H. W. Fleucker, gew. griffier bij het kautong. te Helmond, ten bedrage van ƒ266 'sjaars, en aan J. tl. Uges, gew. rijksveldw. 2de kl. met den rang van brigadier, te üeesterawaag, ten bedrage van ƒ101 'sjaars. De Thermometer van Fahrenheit teekeude alhier Dinsdag des namid dags te 5 uren 48°, Wind: N. VV., des avonds te 8 uren 44", te 10 uren 42". Woensdag morgen te 5 uren 41", te 8 uren 41c, 's middags te 12 ureu 44", te 4 ureu 48JMVV KUNST. Gisterenavond hield de heer J. J. L. ten Kate alhier in de Holl. Maatsch. van Eraaie Kunsten, eene letterkundige voor dracht, die door een groot aantal belangstellenden werd bijge woond. Van den gevierdeu spreker, the voor een paar jaren ook hier zijne Schepping, en iu den vorigen winter zijne mees terlijke vertalingen uit den Eaust vooruroeg, mocht men iets goeds verwachten. Het onderwerp door Ten Kate behandeld was zeker niet nieuw; maar de meesterstukken van Longfellow, den bekenden Amerikaanscben dichter zoo te hooren vertoikeu en voordragen, was een zeldzaam genot. Wie werd niet geroerd door He open vensters", naar de keurige vertaling van JBeets Wie heeft niet al den ernst gevoeld van dat welsprekend referein in He oude huisklok"! En dau dat Excelsior waarvan Ten Kate ons de voile beteekenis deed begrijpenEn dan die Esalm des levensMet de beoordeeling van dat gedicht door Ten Kate hadden wij echter geen vrede, in ons oog wordt het door geen der andere gedichten van den grooten Amerikaan overtroöen, en wat de spreker er in miste, zou juist het geheel bederven. Evenmin zouden wij Longfellow geheel van weüeiijkheid durven vrij pleiten. Ons dacht dat het drietal gedichtenHe Godsakker", He Maaier" en Berusting", door Ten Kate zoo vloeiend in onze taal overgebracht, juist ietwat aan dat euvel mank gingen. Hoch wij zouden haast vergeten te spreken over de inleiding van Ten Kate, tot welke de lezing in eene wel wat ongelijke verhouding stond. Haarin waren juiste op-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1867 | | pagina 2