N°. 2368. Dinsdag A0. 1867. 29 October. Prijs dezer Courant. Prijs der Advertentiën. Spoortreinen van Leiden] naar 's-GravenhageDelft, Schiedam en Rotterdam: te 8 u. 10 m.; 10 u. 10 m.; 12 u. 42 m.; 3u. 35 in.; Postbuslichtingen: (Lakenhal, Katoenfabrielc en Nieuwstraat) 7 45 m., 10 u. 45 m.; 3 u. 35 m.; 7 u. 35 m. en op Zondag 10 u. Rijkstelegraaf van 8 uren 'sm. tot 9 uren 'sav. Spoorwegtelegraaf van 7 u. 'sin. tot 10 u. 30 m. 'sav. Gemeentebestuur. Burgemeester en Wethouders, Maandag en Donderdag te 11 uren. Commissie van Fabricage, Woensdag te 12. BurgemeesterDinsdag, Woensdag, Vrijdag en Zaterdag te 11. Presid. der Comm. van Fabricage Zaterdag van 111. Plaatselijke Secre tarie, van 10—4. Thesaurie, van 9—2; Zaterdag van 912. De Gemeente-architect is te spreken op het Raadhuis, van 12—1. Kantoor der In- en Uitg. Rechten en Accijnzen van 91 en van 36 uren; van 's Rijks Dir. Belastingen, Maandag, Dinsdag, Woensdag en Donderdag van 92; van Zegel en Registratie van 84; van de Hypoth. en het Kadaster van 94. DAGBLAD. Voor Leiden, per 3 maandenƒ1.95. Franco per post 2.80. Afzonderlijke Nommers0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uit zondering van Zon- en Feestdagen uitgegeven. Van 1-6 regels 0.75iedere regel meer 0.12*. Geboorte-, huwelijks- en doodberichten van 1-4 regels ƒ0.90; iedere regel meer ƒ0.15. 6 u. 9 m.; 8 u. 35 m.; 9 n. 27 m.; naar Haarlem en Amsterdamte 8 n. 45 m.; 11 n.45m.;2u.41m.;4u.56m.;7u. 35 m.; 9 u. 34 m. Stoomboot Volharding van Leiden (Haven) naar Amsterdam: Maandag ochtend te 4 u., overige dagen te 5 u.; van Amsterdam (Binnen- Amstel) naar Leiden: Maandag-nam. te 1 u., overige dagen 'snam. te 2 u. Zondags buiten dienst. Van Leiden naar Gouda: dagelijks voorm. 7 n. 15 m. Donderdag voorm. 6 u. 15 m. Van Gouda naar Leiden: Dagelijks nam. te 3 u. Zondags buiten dienst. 35 m. eu 3 u. 35 ra. O.-I. LandpOSt. 9, 16 en 25. W.-I. Mail 14 en voorlaatsten van elke maand. «IJSBERT KAREL. VAM MOGEDiOORF. Verleden Zaterdag is er te Rotterdam een schoon feest gevierd, schoon door zijn karakter en bedoeling, schoon door aanleg en ordonnantie, schoon door de begunstiging van toevallige omstandighedenwaaronder in de eerste plaats het heerlijke zonnige zomerweder van den dag genoemd mag worden. Wij hebben reeds in ons vorig nommer met een enkel woord van de onthulling van het standbeeld, voor Gijsbert Karei van Hogendorp opgericht, gesproken; wij behoeven thans niet, op het voetspoor van de groote dagbladen, al de bijzonderheden van dit feest te vermelden. Onze beperkte ruimte zou ons dit ook niet toelaten. Doch wij mogen wel beproeven nog eens te wijzen op de beteekenis der hulde die aan Hogendorp gebracht is. Op het feestmaal dat de plechtigheid besloot, heeft de heer Mees (de feestredenaar van den morgen) een waar woord gesproken. Hij zeide ongeveer het volgende: //Toen het plan, om Hogendorps nagedachtenis door een beeld te vereeren tot rijpheid gekomen was, werden van onderschei dene zijden stemmen vernomen van hen, die roemden dit denkbeeld het eerst te hebben geopperd. Maar het plan is niet uitgegaan van dezen of genenhet was een nationaal denkbeeld, dat in de Novemberfeesten van 1863 aanleiding vond, zich bepaald en krachtig genoeg te uiten, om te doen voorzien, dat het woord tot daad zou overgaan." D In waarheid, de hulde aan Gr. K. van Hogendorp ge bracht, moet beschouwd worden als eene nationale gedachte voortgesproten uit de herinnering aan de verlossing van Nederland, van welke hij vooral, door zijn moed en volhar ding, de bewerker geweest is. Maar die hulde heeft nog verdere, strekking. Anders zou een afzonderlijk beeld voor Hogendorp nevens het in de residentie te stichten monu ment voor 1813 geen reden hebben. Neen, Hogendorp is ons nog iets meer geweest dan de man wiens hand in 1813 het eerst werd opgeheven om het vreemde juk af te wer pen. Hogendorp is ons bovendien de man, in wien zich de idee van den herboren staat verpersoonlijkt. Want hij was de ontwerper van de staatsordening waaronder wij tot he den geleefd hebbenhij was de schepper van een nieuw leven voor ons volk. In zijne Bijdragen komt een uitroep vooi", waarmede hij zich zelf onwillekeurig in zijne volle waarde voor ons geteekend heeft: //Wij hebben onze vrijheid weder, wij hebben Oranje terug, nu moeten wij de welvaart des lands opbouwen en versterken." Dat wij //onze vrijheid wederkregen" was dat niet vooral aan hem te danken, die in stilte de omwenteling overpeinsde en reeds eene staatsregeling voor den nieuwen staat ont wierp terwijl Napoleons macht nog op het toppunt van haren luister schitterde, en die volhardde en moed behield en moed inspraktoen zoovele anderen bij eene aanvan kelijke teleurstelling begonnen te vertragen? Dat //Oranje terugkwam" was het niet ook zijn bedrijf vooral, dat daartoe den weg baande? Was hij het niet die reeds in 1801 openlijk had durven verklaren//dat hij alle constitutiën afkeurde welke niet het Huis van Oranje met de erfelijke waardigheid van hoofd van den staat bekleedden? En vergeten wij daarbij vooral niet, hoe hij het was, die niet alleen in het aangehaalde woord maar ook met de daad de vrijheid en Oranje in éene gedachte ver bond twee namentwee leuzendie tweehonderd jaren lang als alternatievenja als strijdige elementen tegenover elkander gesteld waren geweest. De vrijheid herwonnen, Oranje terug, //nu moeten wij de welvaart des lands opbouwen en versterken", wat heer lijk programma heeft hij in deze woorden zich zeiven en ons en den volgenden geslachten voorgeteekendWij we ten hoe hij zelf daaraan getrouw gebleven is, hoe hij daar voor gearbeidgeworsteldgestreden en ook geleden heeft. Maar wij beseffen tevens, hoe hij ons hier eene taak ach tergelaten heeft, die nooit afgewerkt is, die voortdurend nieuwe krachten, nieuwe inspanning, nieuwe toewijding eischt Handhaving der vrijheid, trouw aan Oranjeversterking en opbouwing der volkswelvaart, ziedaar dan de gedachten, die ons in het beeld van Grijsbert Karei van Hogendorp zichtbaar worden voorgesteld. Dat is de ware, de schoone en verhevene beteekenis der hulde, die Rotterdam, en met Rotterdam het geheele va derland, aan zijnen grooten burger gebracht heeft. Het vraagstuk van den fabriekarbeid door kinderen zal hier te lande weldra weder aan de orde komen, nu, vol gens de onlangs door den minister van binnenlandsche zaken gedane mededeeling, het rapport der commissie tot onderzoek dier zaak weldra zal worden uitgebracht. Wij achten het daarom niet ondienstig hier de hoofdpunten mede te deelen van een concept-wet, door het dagelijksch bestuur van Gent ontworpen, als conclusie van een door dat collegie uitgebracht rapport //over de noodzakelijk heid tot wettelijke regeling van den fabriekarbeid dei- kinderen." Die hoofdpunten komen hierop neder: Verbod tegen de opname van een kind beneden 10 jaren in eenige fabriej^ van linnen, zijden, of katoenen stoffen; verbod tegen het langer werken in die fabrieken, dan 3 daaen per week en 6 uren per dag, door kinderen van a 14 jaren. j v '\r, ->A

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1867 | | pagina 1