N°. 2345.
Woensdag
A». 1867.
2 October.
Prijs dezer Courant.
Prijs der Advertentiën.
Spoortreinen van Leiden naar 's-GravenhageDelft, Schiedam en Rotterdam: te 8 u. 10 m.; 10 u. 10 in.; 12 u. 42 m.; 3 u. 33 ra.;
6 ii. 9 ra.; 8 n. 35 m.; 9 n. 27 m.; naar Haarlemen Amsterdam: te 8 u. 45 ra.; 11 u. 45 ra.; 2 u. 41 m.; 4 tl. 56 m.; 7 u. 35 m.; 9 u. 34 ra.
Stoomboot Volharding van Leiden (Haven) naar Amsterdam: Maandag ochtend te 4 u., overige dagen te 5 u.; van Amsterdam (Binnen-
Amstel) naarJLeiden: Maandag-nam. te 2 u. 30 m. overige dagen 'snam. te 3 u. Zondags buiten dienst. Van Leiden naar Gouda: Zondag 7 u.,
overige dagen 5 u. 30 m. en 1 u. 45 ra. Van Gouda naar Leiden: Zondag 4 u. 45 ra., overige dagen 10 u. en 5 u.
Nieuwe Stoombootdienst, langs de Haarlemmermeer, van Leiden (Haven) naar Amsterdam: Maandag-ochtend te 4% u., overige dagen te 0 u.,
'snam. te 2 u.; van Arasterdam (Overtoom) naar Leiden: Zaterdag-ochtend te 4% u., overige dagen te 6 u.,'s nam. te 2 u. Zondags buiten dienst.
Postbuslichtingen(Lakenhal, Katoenfabriek en Nieuwstraat)'7 u. 30 ra., 10 u. 55 ra.; 3 u. 35 ra.; 7 u. 55 m. en op Zondag 10 u.
55 m. en 3 u. 35 ra. O.-I. Landpost. 9, 16 en 25. W.-I. Mail 14 en voorlaatsten van elke maand.
Rijkstelegraaf van 7 uren 'sm, tot 9 uren 'sav. Spoorwegtelegraaf van 8 u. 'sra. tot 10 u. 30 ra. 'sav.
Gemeentebestuur. Burgemeester en WethoudersMaandag en Donderdag te 11 uren. Commissie van FabricageWoensdag te 12.
BurgemeesterDinsdag, Woensdag, Vrijdag en Zaterdag te 11. Presid. der Comm. van Fabricage Zaterdag van 111. Plaatselijke Secre
tarie, van 10—4. Thesaurie, van 92; Zaterdag van 912. De Gemeente-architect is te spreken op het Raadhuis, van 121.
Kantoor der In- en Uitg. Rechten en Accijnzen van 9—1 en van 3— 6 uren; van 's Rijks Dir. Belastingen, Maandag
Dinsdag, Woensdag en Donderdag van 9—2; van Zegel en Registratie van 84; van de Hypoth. en het Kadaster van 9—4.
Varia
te
LEIDSCH
DAGBLAD.
Voor Leiden, per 3 maandenƒ1.95.
Franco per post2.80.
Afzonderlijke Nommers0.05.
Deze Courant wordt dagelijksmet uit
zondering van Zon- en Feestdagen,
nitgegeven.
Van 1-6 regels 0.75; iedere regel meer 0.13s.
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten van
1-4 regels ƒ0.90; iedere regel meer 0.15.
Vorsten,' zoowel groote als kleine, zijn in onze dagen
waarlijk niet te benijden, zoo dit al ooit het geval heeft
kunnen zijn. Zij mogen dan, schijnbaar althans, boven
andere menschendie van gelijke bewegingen zijn als zij
iets voor hebben door hun gezaghier staat echter zoo
veel tegenover, dat een eenvoudig vergeten burgerman
stellig oneindig gelukkiger is dan een koning op zijn troon.
Hoe wankelbaar staan die tronen niet. De heerschzucht van
den een rukt dien van den ander omver, of ondermijnt
zezoodat ze van zelf instorten. Een volk staat op en
jaagt den monarchdie begreep dat de natie bestond om
zijnentwil, ver over de grenzen, of laat hem aan zijn lot
over, als de veroveraar zijn grond betreed.
Doch daar is nog iets anders waarom wij met vorsten niet
zouden willen ruilen. Bedreigt hun kwaad, ze hebben meer
te vreezen van slechte raadgevers en onhandige vrienden
dan van openlijke vijanden. Voor de laatsten kunnen zij
zich wachten, de eersten misleiden ze, maken ze belache
lijk ontrooven hun den eerbied en de liefde hunner onder
danen, en kunnen daardoor hun val veroorzaken, wan
neer ongunstige omstandigheden samenwerken. Levert de
geschiedenis der laatste jaren hiervan niet de bewijzen
Niets doet meer schade aan eene dynastie dan die logen-
achtige vleitaal van karakterlooze publicisten, waarvan alle
weidenkenden walgen. Dat laffe ophemelen van alles wat
vorsten of vorstelijke personen zeggen of doen, de min
zaamheid waarmede zij verzoekschriften aannemen, de be
langstelling waarmede zij dit of dat in oogenschouw nemen
de hooge beteekenis die men hecht aan hunne tegenwoor
digheid ginds en elders, zelfs in kermistentenhet gewicht
dat men toekent aan hunne eenvoudigste vermaken en
giften, al weet men dat de toedracht der zaak gansch
anders is, moge hun welgevallig zijn, die belang heb
ben bij vorstengunst, het wekt de verontwaardiging of
den spotlust van anderen, wien de eerbied voor een vor
stenhuis na aan 't harte ligt of die de bedoelingen van
zulk een geveinsd royalisme maar al te zeer doorgronden.
Zal de band niet los gemaakt worden die het beste,
het meest verlichte deel eener natie verbindt aan den
koning die het regeert en aan de leden van zijn geslacht,
dan zij vooral de dagbladpers, die zooveel invloed uit
oefent, voorzichtig in hare mededeelingen. Zij zwijge waar
zij zwijgen moet, doch spreke des te luider waar zwijgen
plichtverzuim zou zijn. Zij huidige bovenal de waarheid.
Met kruipende dienaren is een vorstenhuis niet gediend,
maar wel met de oprechte taal van mannendie overtuigd
zijn dat de wezenlijke belangen van vorst en volk onaf
scheidelijk zijn.
Men verdiept zich in gissingen, waarom de ministers van
binnenl. zaken en financiën gedecoreerd zijn. De Arnh.
Courant gist dat de laatste het kommandeurskruis wel
heeft verdiendomdat hij is eene finantieele specialiteit.
Wij gelooven dat niet weinigen in den lande Z. Exc.,
wanneer hij de portefeuille neerlag, nog wel een kruisje
achterna zouden willen geven. Wat de minister van binnenl.
zaken betreft, is de Arnh. van meening, dat deze de onder
scheiding wel verdiend heeft door de ontdekking, dat han
del nijverheid en scheepvaart in bevredigenden toestand
verkeeren. Men was toch in de stellige verbeelding, dat
dat edel drietal bitter kwijnde. Mogelijk zal eerlang door
het orgaan den volke verkondigd worden om welke rede
nen die kruizen zijn geschonkenhoewel het ons vrij
onverschillig is.
De N. Utr. Courant herinnert, dat het Haagsche dag
blad reeds een kruis van den minister voor binnenl. zaken
had aangevraagd, tot belooning voor het bedwingen van
de veepest. Het zelfde blad acht het wat malgracieus om
naar de reden van eene dergelijke benoeming te vragen,
maar zingt toch nog eens met Burlage
Met een kruis
Op zijn buis
Komt Jodocus weer naar huis.
Menig mensch aan wien men vraagt
Hoe de man zijn kruisje draagt,
Als hij blozend nederziet,
Antwoordtvriend ik weet het
Onder het ministerie-Van Hall was de uitdeeling van
ridderorden zoo grootdat do vereffening der daartoe be-
noodigde onkosten jaren lang is hangende gebleven. Zou
den wij thans wederom dien weg opgaan
De benoeming voor de orde van den Ned. Leeuw ge
schiedt, evenals voor de Militaire Willemsorde, op voordracht
van den ministerraad. Elke benoeming wordt door een
minister gecontrasigneerd.
L. 5 Digest, de praescriptis verbis zegt: At enmi do
tibi ut des; aut do ut facias; aut facio ut des; aut facio
ut facias. Hetwelk is overgezet zijnde: Ik wil wel wat
doen, maar ik moet er ook wat voor hebben.
Voor eenige jaren leverde de Arnh. Courant eenige
dichtregelen aan welker hoofd geschreven stond//Lacroix
Ingezonden.
vf-;
HM