N°. 2303. A°. 1867. 14 Augustus. Woensdag IllDSCH DAGBLAD. Prijs dezer Courant. Voor Leiden, per 3 maanden1.95. Franco per post2.80. Afzonderlijke Nommers0.05. Deze Courant wordt dagelijksmet uit zondering van Zon- en Feestdagen uitgegeven. Prijs der Advertentiën. Van 1-6 regels 0.75iedere regel meer f 0.121-. Geboorte-, huwelijks- en doodberichten van 1-4 regels 0.90; iedere regel meer 0.15. Spoortreinen vau Leiden naar 's-GravenhageHelft, Schiedam en Rotterdam: te 8 u. 30 ra.; 10 u. 17 m.; 1 u. 55 ra.; 3 u. 52 m., 6 u. 9 in.; 8 n. 55 rn.; 9 u. 42 ra.; naar Haarlem en Amsterdam: te 8 u. 35 m.; 10 n. 26 m.; 11 u. 55 ra.; 3 u. 1 m.; 4 u. 57 ra.; 7 u. 45 ra.; 9 u. 56 m. Stoomboot Volharding van Leiden (Haven) naar Amsterdam; Maandag ochtend te 4 u., overige dagen te 5 u.; van Arasterdam (Binnen- Amstel) naar Leiden: Maandag nam. te 2 u. 30 tn. overige dagen nam. te 3 u. Zondags buiten dienst. Van Leiden naar Gouda Zondag 7 u.. overige dagen 5 u. 30 m. en 1 u. 45 ra. Van Gouda naar Leiden: Zondag 4 u. 45 m., overige dagen 10 u. en 5 u. 30. Nieuwe Stoombootdienst, langs de Haarlemmermeer, van Leiden (Haven) naar Amsterdam: Maandag ochtend te 4 u., overige dagen te 5 u., 'snam. te 3(4 u-l van Amsterdam (Overtoom) naar Leiden: Zaterdag ochtend te 4 u., overige dagen te 5 u.,'s nam. te 3 u. Zondags buiten dienst. Postbuslichtingen(Lakenhal, Katoenfabriek en Nieuwstraat) 7 u. 30 m., 10 u. 55 m.; 3 u. 35 in.; 7 u. 55 m. en op Zondag 10 u. 55 m. en 3 u. 35 m. O.-I. LandpOSt. 9, 16 en 25. W.-I. Mail 14 en voorlaatsten van elke maand. Rijkstelegraaf van 7 uren 'sm. tot 9 uren 'sav. Spoorwegtelegraaf van 8 u. 's m. tot 10 u. 30 rn. 'sav. Gemeentebestuur. Burgemeester en WethoudersMaandag en Donderdag te 11 uren. Commissie van Fabricage, Woensdag te 12. Burgemeester, Dinsdag, Woensdag, Vrijdag en Zaterdag te 11. Presid. der Comm. van Fabricage Zaterdags van 111. Plaatselijke Secre tarie, van 10—4. Thesaurie, van 9—2; Zaterdag van 912. De Gemeente-architect is te spreken op het Raadhuis, van 121. Kantoor der In- en Uitg. Rechten en Accijnzen van 9—1 en van 46 uren;van's Rijks Dir. Belastingen, Maandag Dinsdag, Woensdag en Donderdag van 9—2; van Zegel en Registratie van 84; van de Hypoth. en het Kadaster van 9—4. In de Friescbe Courant leest men het volgende //En hoe heeft men te denken over de benoeming van den baron Yan Heemstra tot burgemeester van Harlin- gen 't Is zekerdat Harlingeu in een toestand verkeert die van een ministerie met recht mag eischen, dat het met zeldzame oplettendheid de bekwaamheden en de er varing van den functionaris toetse aan de belangen, die in zulk eene gemeente in handen des burgemeesters wor den neergelegd. Heeft deze overweging den minister geleid om een persoon buiten de gemeente ter benoeming aan den koning voor te dragen? Was het daarom, dat aan niemand in Harlingen het burgemeesterschap is aangebo den, noch de wethouders (gelijk gebruikelijk is) over de vervulling der vacature zijn geraadpleegd? Was het daarom, dat tot burgemeester is benoemd iemand, van wiens jeug digen leeftijd geen rijpe ervaring mag worden verwacht, en wiens vroeger leven er toe geleid heeft om hem bepaald onbekend te doen zijn met de belangen en den loop des handels? Wanneer het ministerie in den nieuw benoemden burgemeester een Pock meent gevonden te hebben, Har lingen zal dan over de vaderlijke zorg des ministers jui chen het zal in vertrouwen zijne toekomst nederleggen in de handen van den mandie door naar deze betrekking te solliciteeren, en vooral door de benoeming aan te ne men, een zwaren last op zijne schouderen neemt. Wij zullen in ons oordeel over den nieuwen Harlinger burge meester niet te haastig zijn: de tijd kan rozen baren; maar wat het kabinet aangaat, het heeft in deze zaak te Pijls-achtig gehandeldom ooit op sympathie in Friesland te mogen rekenen. De Friezen willen ook gaarne eenigs- zins erkend en gekend worden." In de levensgeschiedenis van prins Albert, die door ko ningin Victoria is uitgegeven en waarin tot zelfs de kleinste bijzonderheden niet vergeten zijnleest men o. a. het vol gende omtrent zijn huwelijk en zijne eerste optreding als vorst in Engeland. Den 14den October 1839 deelde Victoria aan lord Mel bourne mede, dat zij besloten had den prins te huwen. Dientengevolge werd den prins aangekondigd, dat de ko ningin hem den 15den ontvangen zou. Na eenige minuten over verscheidene onderwerpen gesproken te hebben, deelde de koningin aan prins Albert de reden mede waarom zij hem ontboden hadzijnde zij als koningin daartoe ver plicht, in plaats van het aanbod van 's prinsen hand uit diens mond te hooren. De brieven die vervolgens van de koningin en den prins in het werk voorkomen, getuigen van de oprechtheid en levendigheid der genegenheid die beiden bezielden. Dat die reeds lang bestaan had, getuigde de zorg waarmede de koningin een album met eenige al- penbloemen, dat de prins eenige jaren te voren aan zijne nicht gezonden had, bewaarde. Dit album draagt Victoria ook thans nog bij zich. De koningin deelde hare verlo ving spoedig daarna aan den geheimen raad mede. Als bij zonderheid wordt medegedeeld, dat van de 83 leden van dien raad thans meer dan zestig overleden zijn. Na de verloving der koningin begonnen de moeilijkheden met het parlement over den titel, den voorrang en de jaarlijksche toelage voor den prins. De koningin ondervond op al deze punten tegenstand, en eerst jaren na het huwelijk, toen de prins zich algemeen bemind had gemaakt, werd beslo ten om den prins, die tot dusverre slechts prins Albert geheeten had, //prins-gemaal" te noemen. Met opzicht tot den voorrang, was Victoria verplicht toevlucht te nemen tot het koninklijk prerogatief, en aan haren gemaal de plaats naast den troon te schenken, om het erger lijke schouwspel te vermijden den vader harer kinderen in den laatsten rang van het gezin te zien verschijnen. Sommige leden van het parlement wenschten zelfs, dat de prins op de prinsen van den bloede (de hertogen van Cambridge, Sussex enz.) zou volgen. De toelage veroor zaakte echter de grootste ergernis door een verzuim of onhandigheid van lord Melbourne, die zich eerst met de oppositie had behooren te verstaan alvorens de koningin en prins Albert aan eene besnoeiing bloot te stellen. De ministerieele aanvraag was 50,000 pd. st., waarop de heer Hume 21,000 pd. st. voorstelde, doch dit werd met 305 tegen 38 stemmen verworpen. Daarop stelde kolonel Sibt- horpe 30,000 pd. st. voor, en dit werd met 262 tegen 158 stemmen aangenomen. Deze zege der oppositie griefde de koningin bijzonder en, naar men leest, ook den koning der Belgen, die intusschen geen belang bij de zaak had. De prins zelf verhief zich boven deze kwetsende teleur stelling en liet nimmer eenig ongenoegen deswege blijken, toen hij zich later in tegenwoordigheid der hoofden van de oppositie bevond. Men zal zich herinneren, dat in April eenige ingezetenen te 's-Hage een adres indienden bij den raad, met verzoek om een verbod uit te vaardigen tegen het bezigen van honden als trekdieren. Wij hebben dat adres niet gelezen en weten dus niet of men hier het oog had enkel op groote bulhonden, doggen enz., die antwoorden op den naam van Turk bijv., dan wel op een fijner hondengeslacht, schoot hondjes, die opzitten en pootjes geven, op kommando kunnen leeren keffen en doodliggen, en antwoorden op den naam van Lion bijv. Hoe dit zijeene commjgaj^jiit den stedelijken raad heeft geadviseerd tot a^jzing het verzoek, 1°. dewijl binnen 's-Hage hon/fe^gev&ideifP^. worden die wél tot trekken in staat zijn namen worden niet genoemd); 2°. dewijl zijn (in koffie of suikercondoch dit wier belangen wellicht door dat verbod gewenktJibndeft -

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1867 | | pagina 1