BINNENLAND. ons Hollanders zoo uitmuntend geschilderd is in Jan Bleek en in Droogstoppel. En wanneer dat misschien niet gekleed genoeg is, en wan neer misschien die das te hoogniet elegant genoeg is dan denk ik aan eene geborduurde fijne dasmet de initiale T. Tan den held in Molières meesterstuk. Ik kan mij toch ver beelden dat als die groote schrij ver het tooneelin plaats van in het huishouden van Orgonhad willen laten spelen aan het hof van den grooten koning, "hij dan zijn held zou hebben laten reizen naar een der lusthoven van den grooten koning om een patent te verkrijgen (nu zou het misschien een pro clamatie genoemd worden), niet zoozeer in het belang van het volk evenmin in het belang van den grooten koning of zijn huis, maar in het belang van hem en zijne vriendenen nadat hij het patent ver kregen had, blijmoedig des nachts zou hebben laten doorreizen om die tijding aan zijn vriend, die er zooveel belang bij had, te brengen en 's morgens onder biddend opzien samen den plechtigen kerk gang te doenom voor zooveel geluk en zegen te danken en vooral niet te vergeten dien kerkgang in de dagbladen van het land den volke te laten verkondigen. Maar zulke witte dassen het moge minder gekleed en minder fatsoenlijk zijn, ik wensch ze niet te dragen. Ik zal er echter niet minder fier het hoofd voor omhoog houden, en het zal mij niet doen aarzelen in den strijd, op deze plaats in 1862 begonnen, en die ik Goddank onder het succes en den machtstitel geen oogenblik verloochend hebdien ouden en grooten strijd van recht voor allen, niet in die meer beperkte opvatting schoon ik ook in deze deel van recht voor een of meer christelijke gezindheden, maar in de breede opvatting van recht voor allen, recht voor Christenen en Joden voor Mahomedanen en Heidenenrecht voor menschen van alle kleur, n'en déplaise den schrijver van het citaat van den heer 's Jacob, recht voor Indië, voor Javanen, niet alleen voor de hoofden als middel om den Javaan te beheerschen en te exploiterenmaar ook en vooral recht voor den kleinen man. Het is een oude strijdhet is de strijd van de middel eeuwen hier in Europa, die van het ancien régime en de revolutie, het is de strijd van de toelating van Israëlieten en Roomschen in het Engelsche parlement: het is de strijd van eiken dag. Hebben wij nog niet onlangs geziendat een jeug dig en talentvol minister in den meest vrijzinnigen senaat van Europa het hoofd stoottetoen hij het beginsel voorstondom uit het burgerlijk wetboek te schrappen het artikel, dat ons wetboek óók nog ontsiertdat bij verschil van dienstboden en meestersde laatsten op hun woord worden geloofd Het is de strijd, in Noord-Amerika gevoerd, en na 50 jaren geëindigd door een opstandof een burgeroorlogdie zoo woe dend en zoo groot in omvang was en zooveel bloed en geld heeft gekostdat het in de nieuwere geschiedenis zonder voor beeld is. Zal die strijd lang en moeilijk zijn; blijven wij voor het oogenblik, gelijk in 1854, met weinigen staan, de toekomst is aan ons. Gelijk de revolutie over het ancien régime zegevierdegelijk Roomschen en Joden in het Engelsche par lement zijn toegelaten, gelijk de slaven geëmancipeerd zijn, zoo zal ook eindelijk de willekeurige beschikking over de goe deren de grondenden arbeid van den Javaan ophouden. De strijd is des te moeilijkeromdatzoo men bij de eman cipatie van de slaven te kampen had met de plantagehouders die, toen het er op aankwam, zich voor eene redelijke vergoe ding lieten vindenwij hier te doen hebben met den grooten plantagehouder: den Nederlandschen Staat, dus met al de in gezetenen van Nederland, die wij vertegenwoordigen. Doch ik zie reeds toenadering. Want, wanneer ik er op let, dat de heer Rochussen reeds wenscht eene vaste bijdrage, het geen drie of vier jaren geleden als de ultra-radicale eisch van de liberale partij begroet werd ik laat mij nu over de zaak zelve niet uit dan zie ik dat de toekomst aan ons is. Dan zal ook die verguizing en die smaad van heden op de rechte waarde worden geschat, dan zullen onze kinderen mis schien met genoegen en met trots op onzen strijd terugzien, al poogt men ons ook thans in hen te kwetsen, waar men ons niet treffen kan. Ik breek abrupt af, want wanneer men zijne gedachten den vrijen loop laat en zoekt naar een min of meer éleganten Oost- Indischen gier om ten anker te komen, zou men allicht in eene minder wenschelijke aanzeiling komen, en averij krijgen of veroorzaken. Ik doe dus, zoo al niet eene baroque, dan toch zeker eene in het Parlement ongewone manoeuvre, maar die geen goed zeeman een oogenblik aarzelen zou te nemen: ik kom ten an ker met staande zeilen." LEIDEN, 21 Juni. Z. M. heeft M. A. M. W. Idzerda eervol ontslagen als bnrgem. der gemeeDte Sloten in Frieslandvoorts W. G. F. Bernard en M. A. Na bel als commiesen bij het dep. van oorlogen benoemdtot commies bij dat depart, den adj.-comm. P. W. Niemvland; tot adj.-commies den schrijver 1ste kl. J. A. Klobbie en den schr. 2de kl. P. B. Ross. De vereeniging //Neêrlands Werkman" zal eene verloting houden van sommige der voorwerpen vervaardigd door Nederlandsche werklieden die te Amsterdam zijn tentoon gesteld geweest en waarvan de commissie er verscheidene tot dat doel heeft aangekocht. De belangstelling die wij steeds voor die vereenigingen meer bepaald voor een harer onderdeelen, de Leidsche vereeniging //Nut en Genoegen", aan den dag gelegd hebbennoopt onsook deze verloting ten sterkste aan onze lezers aan te bevelen, die gewoon zijn in zulke ondernemingen belang te stellen. De prijs der aandeelen in de verloting is slechts 50 cents. Gaarne zul len wij ons met het bezorgen van loten belasten. Wij vernemen dat Zaterdag 11. aan den heer school opziener in het 3de schooldistrict van Zuid-Holland, Prof. M. J. de Goeje, bij gelegenheid van zijn ophanden zijnd huwelijk, door bijna alle onderwijzers, onderwijzeressen en kweekelingen uit dat district, een keurige schrijflessenaar, en aan zijne bruid een elegant //bonheur du jour" zijn aan geboden. Dinsdag 11. zijn de gevers bij den heer de Goeje ontvangen en hebben hembij monde van den heer J. A. van Dijk, hunne gelukwenschingen aangeboden. Gisteren is te 's-Hage het examen B voor Indische ambtenaren begonnen. Slechts 17 candidaten hebben zich aangemeld. -Er wordt te 's-Hage reeds gedacht over de op richting van eene tweede broodfabriek. Ook spreekt men van eene tweede vleeschhouwerij in een ander gedeelte van de stad. Hadden wij er maar vast één Aan Z. K. H. prins Alexander, die bij gelegenheid van H. M. verjaardag tot lsten luit. bij het reg. rijdende artillerie is benoemd, werd aan den avond van dien dag door het muziekkorps van dat regiment op het Loo eene serenade gebracht. Waarschijnlijk zal ook de prins van Oranje de plech tige uitreiking der bekroningen bijwonen, die den lsten Juli in het Nijverheids-paleis op de Champs Elysées te Parijs zal plaats hebben. Op de Parijsche tentoonstelling is één der twee schil derijen van den heer Willem Gruyter Jr. van Amsterdam aangekocht, voorstellende een gezicht in het Engelsche kanaal. De hertog van Chartres, tweede zoon van den in 1842 overleden hertog van Orleans, is met zijn gevolg Dinsdag 11. te Amsterdam aangekomen. De heer W. ter Meulen te Amsterdam wenscht nieuwe proeven te nemen tot opvissching der millioenendie nabij Terschelling, sinds het stranden van het fregat La Lutine in 1799, in de zee bedolven zijn. De gemeenteraad van Amsterdam heeft gisteren de door burgem. en weth. voorgestelde verordening op het lager onderwijs aangenomen met 24 tegen 3 stemmen. Voor stellen tot vermindering van het tegenwoordige aantal scho len werden verworpen of niet voldoende ondersteund. Er werd derhalve bepaald, dat er van gemeentewege 25 armen scholen, 9 tusschenscholen en 20 burgerscholen zullen zijn, de laatste verdeeld in twee klassen: eene met een school geld van ƒ70, en eene met een schoolgeld van 20. Heden wordt de verordening op het middelbaar onderwijs behandeld. Woensdag 11. had te Botterdam de zestiende jaar- lijksche vergadering plaatster prijsuitdeelingder academie van beeldende kunsten en technische wetenschappen. Bij die gelegenheid heeft de heer W. J. Hofdijk Jbz. eene belang rijke redevoering uitgesproken over //het wezen en de roe ping der kunst, in verband met de eischen die zij aan den kunstenaar doet", welk onderwerp hij in den vorm eener idyllische novelle heeft behandeld. In het najaar van 1867 wenscht de boekhandelaar L. A. Laurey in den Helder een werk uit te geven, ge titeld: //Geschiedenis der mariniers van het jaar 1665 tot op heden, door P. A. Leupe, oud-majoor, en E. A. van Braam Houckgeest, 1ste luitenant," dat op zwaar 8°. met nieuwe letter gedrukt, 10 a 12 vel druks bevatten en 2.50 kosten zal. Ieder die eenig belang stelt in de ge schiedenis van een korpsdat zoo nauw verwant is aan de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1867 | | pagina 2