verneur-generaal. Niet iedereen is te koop, al zijn de uitzonderingen zeldzaam." BUITEN L A N D. 0FF1C1EELE BERICHTEN. TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL. GEMEENTERAAD. Aan het zoogenaamd klein ambtenaars-examen hebben 38 candidaten deelgenomen, waarvan 28 werden afgewezen. Het gymnasium "Willem III zal, zoo men wilgeheel gereorganiseerd worden. De opening van den spoorweg Samarang-Tanggoeng is weder uitgesteld, omdat de tarieven nog altijd bij de regeering in behandeling waren. Pruisen. Trier zal tot eene versterkte wapenplaats wor den ingericht. De koning gaat dezen zomer de baden gebruiken te Ems, en Von Bismarck te Homburg. De minister van koophandel, graaf Itsenplitz, is reeds met hetzelfde doel naar Wiesbaden vertrokken. Oostenrijk. De keizer is te Weenen teruggekeerd tot bijwoning van den lijkdienst. Andrassy en de prins-primaat zijn tot grootkruisen der orde van den H. Stefanus benoemd. De eerste is te vens tot prins verheven. De Poolsche afgevaardigden wilden tegen het adres van antwoord op de troonrede stemmen, doch Von Beust heeft ze door concessiën hiervan teruggebracht. Zoo heeft hij het uitgebreid gebruik der Poolsche taal in ambtszaken ingewilligd en een bijzonder ministerie voor G-allicië be loofd. Men zegt dat de keizer, op voorstel van "Von Beust, heeft toegezegdde schorsing van de wet op de legerorga- nisatiede voorloopige staking van den arbeid aan de ves tingwerken van Weenen, en de herziening van het con cordaat. Frankrijk. De heer De Moustier is benoemd tot groot kruis en Dr. Nélaton tot grootofficier der orde van het legioen van eer. Italië. Al de kamerafdeelingen hebben zich verklaard tegen het wetsontwerp en de conventie betreffende de ker kelijke goederen. Turkije. De onderkoning van Egypte is tot souverein benoemd en thans naar Parijs vertrokken. Omer-Pacha, Eeschid-Pacha en Mehemed-Pacha zijn allen door de Candioten teruggeslagen. UEK'IJH. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEYDEN heriuneren bij deze den ingezetenen dezer gemeente hunne verpligtingtot het doen her ijken van al de bereid te voren geijkte lengte- en inhoudsmaten en ge- wigten, benevens de bij de inhoudsmaten van drooge waren bchoorende strijksels. En worden zij ten dien einde opgeroepen ter bezorging der ge melde maten en gewigten, wel schoon gemaakt en gezuiverd, aan het Lo kaal van den Ijk, op de Breêstraat, in het Stadhuiszullende daartoe tegen dadelijke betaling, worden gevaceerd: Voor Wijk III, van den 7 tot den 13 Juuij. IV, van den 14 tot den 20 Junij. V, van den 21 tot den 26 Junij. VI, van den 27 Junij tot den 5 Julij. VII, van den 9 tot den 17 Julij. VIII, van den 18 tot den 24 Julij. de Buitenwijk, van den 25 tot den 31 Julij, telken dage van des morgens 9 tot des namiddags 1 uur, uitgezonderd Zon- en Feestdagen. En wordt wijders door deze ter kennis van de belanghebbenden gebragt dat tot jaarletter gedurende 1867 voor den ijk der maten en gewigten bepaald is de letter X. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEYDEN gezien arti kel 12, le alin., der Verordening van 2 Julij 1866 (Gemeenteblad n°. 22) en art. 8, 2e alin., der Verordening van gelijke dagteekening (Gemeente blad n°. 25); Doen te weten, dat tot het laten inschrijven van nieuwe leerlingen voor de openbare scholen voor meer uit gebreid lager onderwijs, gelegenheid gegeven wordt: voor die der le klassevoor jongensaan het schoolgebouw op de Aalmarkt; voor die der le klasse, voor meisjes, aan het schoolgebouw op de Breêstraat, tegenover het Stadhuis; voor die der 2e klasse, voor jongens, aan het schoolgebouw in de Pie terskerkstraat; voor die der 2e klasse, voor meisjes, aan het schoolgebouw op de Breê straat, naast de Waalsche kerk; en wel van den 3den tot en met den I5den Junij ek., dagelijki (de Zondag uitgezonderd), des voormiddags van half negen tot negen uren, en op Woensdag en Zaturdag daarenboven van twaalf tot twee uren des namiddags. Zitting van 12 juni. Ingekomen eene missive van de HH. Dullert en Godefroi ten geleide van een voorstel tot herziening van het regl. van orde. Gesteld in handen van 5 leden. Voortzetting der beraadslagingen over het ontwerp tot wij ziging der begrooting van Ned.-Indië voor 1867 (tractement9- verhooging der inlandsche hoofden op Java). De heer Keuchenius houdt eene zeer breedvoerige rede; hij wijst eerst op de treurige houding der conservatieve partij en op de tegenstrijdigheden tusschen den tegenwoordigen min. van koloniën en diens voorganger. Hij richt verder verscheidene vragen tot den min. van koloniën, zoowel betreffende de beper king van de heerediensten, in plaats van hunne volkomen af schaffing, als betreffende den staat der bevolking op Java; allenook de hoofden waren rustig en goedaardigmen kon dus een afdoenden maatregel nemen. Spr. betwijfelt de tijdig heid van dien, welke voorgesteld is. De heer van der Hucht doet uitkomendat de tractements-verhooging is een oude schuld die reeds lang had moeten zijn afgedaan. Hij acht plotselinge opheffing der heerediensten hoogst gevaarlijk. De heer Saay- mans Vader is het hiermee eens. Z. i. zouden door ontwikke ling van christelijke beginselen van vrijheid zich de heeredien sten van zelve oplossen. De heer Godefroi zegt, dat alleen in abstracto bij allen volkomen overeenstemming bestaat omtrent de noodzakelijkheid van de tractements-verhooging. Spr. wenscht de handhaving van de ordonnantie van 5 Januari 1866. De heer Casembroot ondersteunt de gematigde politiek der regee ring. De heer Rochussen zal amendementen op het ontwerp voordragen. De heer Wintgens komt tegen de twijfelachtige en dubbelzinnige richting van de regeering, waarvan hij den ondergang van de koloniën vreest en waaraan een einde moet komen. De heer Pijnappel verdedigt die conciliante politiek. Morgen voortzetting. Vooraf interpellatie van den heer Thorbecke. Vergadering van 11 Juni. Naar aanleiding van het voorstel van den heer Tieleman tot afschaffing der kermis, werd eerst een rapport gelezen van burgem. en weth. om tegen de aanneming van dat voorstel te adviseeren. Ook de commissie van financiën had zich daarmede vereenigd en de heer De Moen, die dat laatste rapport mede had onderteekend, deed opmerken, dat hij dit alleen gedaan had uit het oogpunt van het finantieele belang der stad en van de neringdoende ingezetenen; maar wat het zedelijk belang aanging was hij vóór de afschaffing. De heer Meerburg was tegen de afschaffing; alleen wenschte hij dat de kermis alhier niet gehouden werd tegelijk met andere groote jaarmarkten. De heer Driessen vereenigde zich met het rapport van burgem. en weth. evenals de heer Krantzdie het volk geen genot wilde ontzeggen, meenende dat genot dikwijls even noodzakelijk was voor de geestelijke ontwikkeling als ongeluk. De heer Harte- velt verwonderde zich, dat zulk een voorstel was ingediend. Om consequent te zijn, zou men ook andere dagen moeten afschaffen, waarin meer onzedelijkheid bedreven werd, dan in de acht dagen kermisb. v. den tweeden Pinksterdag en nacht. Dat vele familiën reeds in den Haag kermis waren gaan vieren beweesdat zij 't ook gaarne nog eens te Leiden zouden doen. De heer Tieleman verdedigde zijn voorstel en brandmerkte de kermis als ondoelmatig, overtollig en schadelijk. Hij wenschte er iets anders voor in de plaats te hebbenb. v. eenige vrije dagendes zomers door fabrikanten en werkbazen aan hunne arbeiders gegeven, met behoud der verdienste.De heer Hoog achtte het verkeerd, om wegens het misbruik dat van de ker mis gemaakt werd, ze geheel af te schaffen en noemde de af schaffing zelfs een bewijs van ondankbaarheid. De heer Hu- brecht geloofde niet, dat de voorsteller met de afschaffing der kermis zijn doel zou bereiken. De heer Yan der Hoeven wilde aan den arbeidenden 9tand wel genoegen geven, maar meende, dat de kermis geen waar genoegen opleverde. Het verwonderde hem, dat men jaren in deze stad kon gewoond hebben en dan nog iets bijbrengen tot verheerlijking der kermis. De HH. Van WensenVan Outeren en Van Heukelom meenden, dat er veel tegen de kermis te zeggen was, maar dat ze toch moest doorgaan. De heer Scheltema was wel voor eene afschaffing, maar meende, dat ze niet dit jaar reeds moest plaats hebben. Dit noemde hij te abrupt. De heer Goudsmit verklaarde, dat dit voorstel zijn volle sympathie had, en dat hij de ker mis voor schadelijk en verderfelijk hield. Volksvermaak moest dienstbaar gemaakt worden aan volksveredeling, maar de ker mis werkte alleen volksverbastering en volksverdierlijking in de hand. Men moest iets anders hebben, zelfs ten koste der ge meente. Hij wees voorts op de lage tarieven der spoorwegmaat schappijen, die het volk in de gelegenheid stelden naar buiten te gaan. Hij zag geen kwaad in het abrupte der afschaffing en vreesdedat het volk zich bij de kermis schadeloos zou stellen voor het vorige jaar. Men kon ook zijne dankbaarheid, waarvan de heer Hoog had geproken, wel beter toonen dan door kermis te houden. Na repliek van sommige leden werd het voorstel verworpen met 14 tegen 4 stemmen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1867 | | pagina 3