N°. 2244.
A°.
Woensdag
Prijs dezer Courant.
Deze Courant wordt dagelijksmet uit
zondering van Zon- en Feestdagen,
uitgegeven.
Prijs der Advertentiën.
Stoomboot Volharding van Leiden (Haven) naar Amsterdam: Maandag ochtend te 4 u., overige dagen te 5 u.; van Amsterdam (Binnen-
Amstel) naar Leiden: Maandag nam. te 2 u. 30 m. overige dagen nam. te 3 u. Zondags buiten dienst. Van Leiden naar Gouda Zondag 7 u.,
overige dagen 5 u. 30 m. en 1 u. 45 m. Van Gouda naar Leiden: Zondag 4 u. 45 m., overige dagen 10 u. en 5 u. 30.
Nieuwe Stoombootdienst, langs de Haarlemmermeer, van Leiden (Haven) naar Amsterdam: Maandag ochtend te 4 u., overige dagen te 5 u.,
'snam. te 3 u.; van Amsterdam (Overtoom) naar Leiden: Zaterdag ochtend te 4 u., overige dagen te 5 u., 's nam. te 3 u. Zondags buiten dienst.
Postbuslichtingen: (Lakenhal, Katoenfabriek en Nieuwstraat) 7 u. 30 ra., 10 u. 55 m.; 3 u. 35 m.; 7 u. 55 m. en op Zondag 10 u.
55 m. en 3 u. 35 m. O.-I. Landpost. 9, 16 en 25. W.-I. Mail 14 en voorlaatsten van elke maand.
Kantoor der In- en Uitg. Rechten en Accijnzen van 9—1 en van 4—6 urenvan 's Rijks Dir. BelastingenMaandag
Dinsdag, Woensdag en Donderdag van 92; van Zegel en Registratie van 84; van de Hypoth. en het Kadaster van 94.
Er is waarlijk veel geduld noodig, om de tegenwoordige
debatten in de Tweede Kamer over het wetsontwerp tot
regeling der schutterijen aandachtig te blijven volgen. Het
is om wanhopig te worden, wanneer men door dit doolhof
van amendementen de heer Van Wassenaer Catwyck
zeide dat er 48 waren afgestemd, toen zijn 49ste door de
Kamer werd verworpen en sub-amendementen, die óf
aangenomen, óf door de regeering overgenomen, óf door
de meerderheid afgekeurd werden, tot de juiste lezing der
artikelen tracht komen. Om te weten wat er van onze
schutterijen worden zaldient men te wachten tot het ont
werp uit dien vuurproef gelouterd te voorschijn gekomen
aangenomen en in het Staatsblad afgekondigd zal zijn.
Toch zijn er episoden in het debatdie niet onopgemerkt
voorbij mogen gaan. "Wij willen er eene releveeren.
Bij de behandeling van art. 98, luidendeDe officieren
der schutterijen worden door ons benoemd en ontslagen.
Het ontslag wordt verleend op verzoek" enz., zeide de heer
Thorbecke
Hierop antwoordde de minister van binnenlandsche zaken
De heer Thorbecke hernam:
Dit amendement werd ondersteundin beraadslaging ge
nomen en met 47 tegen 14 stemmen aangenomen. We
meenen dat dit feit wel eenige beteekenis heeft.
De Correspondance Russe", die in Petersburg onder
den invloed der Russische regeering wordt uitgegeven,
schreef onlangs in een artikel, waarin de houding van
keizer Alexander gedurende de spanning tusschen Pruisen
en Erankrijk en bij de Londensche conferentie werd ge
prezen //Is nu elk gevaar verdwenen Heeft het voorstel tot
ontwapening, dat, ofschoon voorbarigtoch zeker den wensch
LEIDSCH
DAGBLA
s 5 Juni.
Voor Leiden, per 3 maanden1.95.
Franco per post2.80.
Afzonderlijke Nommers0.05.
Yan 1-6 regels f 0.75; iedere regel meer f 0.12s.
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten van
1-4 regels f 0.90; iedere regel meer f 0.15.
Spoortreinen van Leiden naar 's-GravenhageDelft', Schiedam en Rotterdam: te 8 u. 30 m.; 10 u. 17 m.; 1 u. 55 m.; 3 u. 52 m.,
6 u. 9 m.; 8 u. 55 m.; 9 u. 42 m.; naar Haarlemen Amsterdam: te8 u. 35 m.; 10 u. 26 m.; 11 u. 55 ra.; 3 u. 1 ra.; 4 u. 57 m.; 7 u. 45 m.; 9 u. 56 m.
Rijkstelegraaf van 7 uren 'sm. tot 9 uren 'sav. Spoorwegtelegraaf van 8 u. 'sm. tot 10 u. 30 m. 'sav.
Gemeentebestuur. Burgemeester en Wethouders, Maandag en Donderdag te 11 uren. Commissie van Fabricage, Woensdag te 12.
Burgemeester, Dinsdag, Woensdag, Vrijdag en Zaterdag te 11. Presid. der Comm. van Fabricage Zaterdags van 111. Plaatselijke Secre
tarie, van 10—4. Thesaurie, van 9—2; Zaterdag van 912. Be Gemeente-architect is te spreken op het Raadhuis, van 121.
Ik heb eene vraag aan de regeering betreffende het laatste gedeelte van
het art. „De eerste alinea van het art. zegt: „De officieren worden door
ons benoemd en ontslagen." Doch later lezen wij dat ,,het ontslag wordt
verleend op verzoek." Ik ga thans voorbij, dat wanneer er staat: „het
ontslag wordt verleend op verzoek," dat, vooral io verband met hetgeen
volgt, beteekent, dat het ontslag niet dan op verzoek kan, en op verzoek
moet verleend worden. Dit echter daargelaten vraag ik: of de regeering
het niet bedenkelijk vindt, dat aldus de vrijheid van den koning om te
ontslaan beperkt worde. Volgens de wijziging toch van regeeringswege
voorgesteld, kan de koning niet ontslaan dan op grond van de eene of
andere der in het artikel omschreven redenen. Zoo eene of andere dier re
denen krenkend is voor den persoon die ontslagen wordt, is het zelfs in
diens belang raadzaam, tot opgave der reden te verplichten? Mij dunkt,
de vrijheid van het Gouvernement om te ontslaan moet onbeperkt wezen.
Ik zie inderdaad niet dat daarvan eenig misbruik te vreezen is. Veeleer
van eene volkomen vrijheid om te benoemen; en dat er, zoo mogelijk,
waarborgen gesteld worden om goede benoemingen te verzekeren, zal ik
gaarne zien. Maar voor te schrijvendat de koning niet anders ontslaan
kan dan op bepaalde gronden of in bepaalde gevallen, waarvan de meeste
daarenboven van zelf door ontslag moeten gevolgd worden, schijnt mij vol
strekt onnoodig en ongeraden. Ik verzoek dus de regeering, nog eens in
overweging te nemen of het niet beter ware, alle bepalingen, welke de
voorwaarden van ontslag behelzen, uit het artikel weg te laten. Ik doe
de vraagen wacht het antwoord af, alvorens een amendement in den
geest der vraag voor te stellen."
Wat het ontslag betreft „Hier stuit ik op een zeer radicaal gevoe
len van den geachten afgevaardigde uit Assen, namelijk dat van het ont
slag in het geheel niet moest worden gesproken. Eigenlijk zou men dat
denkbeeld kunnen noemen: plus royalisle que le roi. Men zegt, dat er
geenerlei willekeur te vreezen is bij het ontslag van officieren; ik hoop
dat deze regeering en volgende regeeringen die niet zullen plegen; maar
het is toch mogelijk dat eene regeering, verkeerdelijk ingelicht, een over
haast ontslag geeft dat iemand onverdiend zou krenken. Nu heeft de re
geering gemeend daaromtrent eenige waarborgen te moeten geven. Dat dit
in strijd zou zijn met de grondwet kan ik niet toegeven: deze zegt in
art. 58, dat de wet regelen stelt omtrent het ontslag van militaire offi
cieren. In abstracto is er meer voor te zeggen dat de koning naar willekeur
militaire officieren ontslaat dan officieren bij de schutterij. Ik meen dus
dat de regeering eene verbetering in het wetsontwerp heeft gebracht
als ik het zoo zeggen mag, zonder aan dat woord eenige kleur te willen
toekennen in liberalen zin, door waarborgen te geven tegen willekeu
rig ontslag."
„Ik vroeg aan de regeering, of zij, na de zaak nog eens te hebben
overwogen, het in het algemeen belang keurde dat het recht van den ko
ning om te ontslaan beperkt worde. De minister van binnenlandsche zaken
antwoordt mij: „gij zijt plus royaliste que le Roi." Inderdaad, dat ben
ik, dat ben ik altijd geweest en dat zal ik altijd zijn, waar het mij voor
komt, dat men gouvernementsrechten, die gaaf moeten blijven, zonder
genoegzame reden tracht te beperken. En in dit geval heb ik de eerde
beide ministers tot nu onlangs als mijne bondgenooten te kunnen beschou
wen. In de vorige voordracht toch van ditzelfde ministerie is er van geene
bepaling der redenen van ontslag sprake. Dus zijn zij royalistesniet min
der dan ik, geweest, schoon sedert daarvan afgeweken. Volgens den mi
nister is de tegenwoordige voordracht „liberaler" dan die van het vorige
gouvernement of mijn stelsel. Ik heb nooit gehecht aan den naam van
liberaal, dan in zoover liberaal dient om de vrije uitoefening van ieders
recht in het algemeen belang te verzekeren. Ben ik nu minder liberaal
dan deze regeering, is deze regeering mij daarin vooruit, dan is dit toch
een zeer nieuwe sprong, eene zeer recente vordering in het liberalisme;
want in hare vorige voordracht stond hetgeen ik had voorgedragen, niets
meer en niets minder.
„Ik acht het even ongeraden in het belang van den officier als van den
dienst, en onnoodig, den koning zoodanig te binden, dat hij niet zou
kunnen ontslaan dan op gronden of in gevallendoor de wet genoemd.
Van den minister vernam ik geene redenen, die mij toeschijnen, tegen
die, waarop de vorige voordracht berustte, op te wegen. Ik neem dus de
vrijheid, als amendement voor te stellen de zes laatste alinea's van dit art.
te doen vervallen."