BINNENLAND.
de Schelde was open en moest ten eeuwigen dage openblijven.
Zoo lang Holland en België één rijk uitmaakten bestond de
vrije vaart natuurlijk, maar na de feitelijke scheiding in
1830 kreeg de uitspraak van de groote mogendheden in 1814
hare eigenlijke beteekenis. Er viel voor Nederland niet aan
te denken hier de traditiën van de oude Republiek op te vol
gen, en bij het vredestractaat van 1839 moest het zich
tevreden stellen met de bevoegdheid om op de Schelde een
tol te heffen. Die tol is nu eenige jaren geleden door Bel
gië en andere daarbij betrokken mogendheden afgekocht
en dus de vaart door die rivier eens voor altijd geheel vrij
gemaakt. Mocht men er dezerzijds ooit aan denken die vrij
heid wij zeggen niet te vernietigen maar te belemmeren dan
zoude Europa met volle recht tusschenbeide komen en zoo
wel het tractaat van 1814 als dat van 1863, waarbij de
tol werd afgekocht, handhaven.
"Welnu het streven van België in de tegenwoordige oogen-
blikken is geen ander dan Europa te doen gelooven, dat
die belangrijke internationale zeeweg, welks vrijheid de
groote mogendheden waarborgden, werkelijk door toedoen
van Nederland is in gevaar gebracht. Waarop steunt dit
beweren Ziehier de eenvoudige feiten. Op de hoogte van
fort Bath splitst zich de Schelde in twee deelen: terwijl
de eene takde eigenlijke groote zeewegwestwaarts naar
Vlissingen en naar zee stroomtscheidt de andere takde
Ooster-Schelde, het land van Bergen-op-Zoom van Zee
land om zich verder noordwaarts voort te bewegen. Die
Ooster-Schelde geheel op Hollandsch grondgebied gelegen,
is ook voor den handel van Antwerpen belangrijk niet als
weg naar zee maar als weg naar Holland en naar den Rijn.
Bij het vredestractaat van 1839 werden dan ook vrij na
tuurlijk aan Nederland met betrekking tot de vaart op de
Ooster-Schelde ten behoeve van België onderscheiden ver
plichtingen opgelegdo. a. de plicht omwanneer het ooit
de vaart door dat water onmogelijk mocht, maken een an
deren waterweg aan te leggenalthans even deugdelijk en
bruikbaar als de vroegere.
De bepaling was niet overbodigwant inderdaad het
oogenblik kwam waarop Nederland tot het sluiten van de
vaart door de Ooster-Schelde moest overgaan. Om de ont
worpen spoorweglijnen, welke Zeeland met Noord-Brabant
Limburg en Duitschland zal verbindente kunnen uitvoe
ren moet men over de Ooster-Schelde heenaan een over
brugging viel niet te denken en daarom werd besloten door
de Schelde een dam te werpen en langs dezen dam den
spoorweg te leiden. De vaart zou alzoo gestremd en dus
ook gevolg moeten worden gegeven aan de bepaling van
het tractaat van 1839, welke Nederland verplichtte om
eer het tot zoodanige stremming overging een nieuwen
waterweg te openen. Aan die verplichting is voldaan door
het kanaal van Zuid-Bevelandeen kanaal dat, evenwijdig
loopende met het af te dammen water, eene nieuwe ver
binding tusschen "Wester- en Ooster-Schelde oplevert.
België, niet geheel zonder reden vreezende dat de spoor-
weglijn van Vlissingen door Noord-Brabant en Limburg
naar Duitschlandaan den handel van Antwerpen groote
afbreuk zal toebrengen, schijnt niets te willen verzuimen
om die spoorweg-verbinding tegen te houden. Eerst be
weerde het [dat de nieuwe waterweg door Zuid-Beveland
onmogelijk kon voldoen aan de eischen van het tractaat,
dat wil zeggen even goed en deugdelijk zijn als die welken
men ging opofferen; maar sedert het kanaal openstaat en
de ervaring leert dat het niet slechts even bruikbaar, maar
zelfs veel bruikbaarder is dan de Ooster-Schelde ooit koude
heeten, heeft men natuurlijk die bewering moeten opge
ven en naar andere argumenten omzien. Yan daar nu te
genwoordig deze bewering: de afdamming van de Ooster-
Schelde zal het vaarwater van de Wester-Schelde beder
ven en op den duur onbruikbaar maken voor de scheep
vaart; het goed onderhoud van de Wester-Schelde is een
verplichting bij internationale tractaten aan Nederland op
gelegd, ergo.a
De geheele Nederlandsche waterstaat heeft na herhaald
en nauwkeurig onderzoek het eerste lid van deze stelling
tegengesproken en op technische gronden, welke wij hier
niet hebben te ontwikkelen, beweerd dat de afdamming
juist het tegendeel van wat men vreest, zal moeten uit
werken en het vaarwater in de Wester-Schelde verbe
teren. Ettelijke Belgische ingenieurs deelden deze meening,
maar andere kwamen tot eene tegenovergestelde conclusie.
Eene gemengd Hollandsch-Belgische commissie op dringend
verlangen van het kabinet te Brussel bijeengeroepen
bracht de quaestie niet verder, daar het gevoelen van
de Hollandsche leden lijnrecht tegen het gevoelen der
Belgen bleef overstaan, 't Is onder die omstandigheden
dat het Belgische gouvernement er eindelijk toe overging
om de tusschenkomst van EngelandErankrijk en Pruisen
in te roepen, in de stille hoop dat deze hunne beslissing
aan Nederland zouden opleggen. Maar gelukkig zijn de
genoemde mogendheden verstandiger geweest; zij toonden
zich bereid om elk op zich zelve België van advies te
dienen, maar weigerden gemeenschappelijk als scheidsrech
ter tusschen de twee naburige staten te beslissen.
Dus beperkt, heeft Nederland te recht begrepen het on
derzoek van de vreemde ingenieurs veilig te kunnen toe
laten maar tevens met evenveel recht beslotenom zon
der den uitslag van het onderzoek af te wachten, handen
aan het werk te slaan en met de afdamming een begin te
maken.
Mocht ons gouvernement dus handelen? Ongetwijfeld,
want Nederland is volkomen meester op zijn eigen grond
gebied. Zeker, het mag geen schade toebrengen aan de
Wester-Schelde, maar even zeker kan een andere mogend
heid niet klagen over schade, zoolang die schade niet be
staat. Om tegenover Nederland te kunnen eischen dat het
op zijn terrein deze werken wel en gene niet uitvoere,
moet België bewijzen dat er werkelijk schade is voorgeko
men. Gelooft ons gouvernement niet aan de mogelijkheid
van die schade dan gaat het rustig voort mêt de uitvoe
ring der voorgenomen openbare werkenal mochten alle
vreemde deskundigen het gevoelen van onzen waterstaat
wraken. Zij zoo min als de Belgen hebben recht tot kla
gen want dat recht kan enkel voortvloeien uit eene
schade, welke tot nog toe nergens anders te vinden is
dan in de verbeelding van de Belgische regeering.
Het betreft hier een groot beginsel van volkenrechtdat
in geen geval mag worden prijsgegeven. Immers wanneer
het enkel vermoeden van mogelijke schade in de toe
komst een vermoeden dat op geheel valsche grondsla
gen rusten, ja een louter voorwendsel zijn kan, vol
doende ware om eenigen staat recht te geven aan zijne
naburen te bevelen op eigen territoir dit te doen of dat
te laten, dan zoude er van de souvereiniteit van dien na
buur al zeer weinig overblijven.
Yolken als individuen zijn soms zwak van geheugen.
Jaren lang klaagde Nederland over de aftapping van wa
ter uit de Maas op Belgisch grondgebied, en steunde die
klacht niet op mogelijke schade in de toekomst, maar op
het feit dat het Hollandsche gedeelte van de Maas wer
kelijk onbruikbaar en Noord-Brabant werkelijk over
stroomd was geworden. Hoe lang heeft men moeten wach
ten eer de billijkheid van die klacht erkend en het kwaad
hersteld werd? En hoe onvoldoende bleef ook toen nog
dat herstel!
LEIDEN, 5 April.
Gisteren avond werd, na afloop der tooneelvoorstelling
aan Mevr. Gossmann door HH. studenten eene luisterrijke
serenade gebracht met fakkellicht en de muziek der schut
terij. De commissie van den schouwburg bracht ook hier
eene welverdiende hulde aan de begaafde tooneelspeelster
die zelve aan het venster verscheen om dank te zeggen
voor dit eerbewijs. Ook de heer Yan Lier bedankte alle
aanwezigenen luide fanfares besloten dezen schoonen avond.
Heden heeft de eerewacht haar weder uitgeleide gedaan.
Gisteren avond omstreeks 7 uren viel een jongen bij
de Garenmarkt midden in de gracht. Eenige mannen scho
ten aanstonds toe met een boom, dien de drenkeling geluk
kig nog grijpen kon. Door een schuit die juist in de na
bijheid lag, werd de jongen met een nat pak behouden
weer op den wal gezet.
De tentoonstelling van bloemen enz., welke Zaterdag in
't Paleis voor Volksvlijt te Amsterdam voor 't publiek zal
geopend wordenzalnaar wij vernemenbij uitnemend
heid fraai zijn. Eerstdaags komen wij daarop terug en dee
len voorloopig mede dat bij de beoordeeling op gis-